Vader blijft afwachten of hij in de hemel komt
Ds. W. van Weelden | Geen reacties | 06-08-2005| 00:00
Vraag
Ik ben opgegroeid in de hervormde gemeente te L. Ik geloof dat ik door Gods genade een Kind van God mag zijn en daarom heb ik een aantal jaren geleden belijdenis gedaan in deze gemeente. Net aan tafel tijdens de koffie zei mijn broertje n.a.v. een gesprek over geld, daar heb je toch niets meer aan als je in de hel bent. Ik reageerde hier heel verbaasd op; dat hij er al vanuit ging dat hij naar de hel gaat. Mijn vader reageerde daar weer tegen in dat je nooit kunt weten dat je in de hemel komt. Nu weet ik zeker dat ik daar wel kom en vind ik het verschrikkelijk dat mijn vader gewoon tot zijn dood blijft afwachten of hij wel of niet in de hemel komt.
Ik geloof ook dat als je dat gaat doen, je niet in de hemel komt. Omdat er zeker wel wat van onze kant word verwacht. God biedt Zijn Zoon aan, vanuit Zijn immense liefde. En Zijn Zoon moeten we aannemen. Maar als je dat doet... dan kom je toch in de Hemel? Hoe komt het dat m'n vader na 50 jaar kerkgang nog steeds denkt dat hij moet afwachten tot zijn dood om er achter te komen of hij wel of niet naar de hemel mag?
Als hij de enige was zou ik dit niet mailen, maar ik hoor het meer om me heen. En ik geloof niet dat dit de waarheid is. God is geen boeman die er een behagen in heeft om Zijn schepsels in de hel te werpen. We hebben allemaal een keuze: Jezus aannemen, of dat niet doen. Wat kan ik doen om mijn vader (en anderen) uit te leggen hoe het wel zit? Hoe de bijbel er over spreekt? Mijn vader spreekt vanuit 50 jaar kerk, ik vanuit 5 jaar Christen-zijn. Hopelijk kunt u mij verder helpen.
Een zuster!
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Hemel of hel?
Het bekende Lutherlied heeft als 4e couplet:
Gods Woord houdt stand in eeuwigheid
En zal geen duimbreed wijken.
Beef, satan! Hij, die ons geleidt,
Zal u de vaan doen strijken.
Delf vrouw en kind’ren ’t graf,
Neem goed en bloed ons af,
Het brengt u geen gewin:
Wij gaan ten hemel in
En erven koninkrijken!
Dit lied geeft duidelijk aan dat geloofszekerheid bij het geloof hoort. Deze zekerheid staat vast in het Woord van God. Deze zekerheid ligt vast in de Heere zelf. Daarom kan niets of niemand die zekerheid roven. “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus Jezus?” (Romeinen 8:35a) Dit lied leert ons echter ook dat wij al het aardse kunnen kwijt raken en die zekerheid behouden. Dit is voor ons mensen vaak een moeilijke weg. Een weg van bidden en smeken. Een weg ook van strijd en aanvechting. Een weg waardoor de Heere je leert aan Hem genoeg te hebben. Aan de Heere genoeg te hebben is een dagelijkse oefening. In de leerschool van de genade is geen vakantie. Elke dag opnieuw moeten wij leren van genade te leven. Elke dag opnieuw moeten wij leren dat ons leven enkel uitzicht en perspectief heeft in de bekering tot de levende God. Wij moeten wederom geboren worden.
Het bovengezegde is samen te vatten in het woord van Johannes de Doper: “Hij moet wassen, ik moet minder worden”. Daarin ligt de roeping onszelf te verliezen en de Heere over te houden. Want als wij de Heere overhouden, dan zal de Heere ons overhouden. Dit gaat echter tegen onszelf in. Want van nature willen wij onszelf overhouden. Ons leven is er vol van: zelfhandhaving. Mensen willen groot worden. Groot worden in de wereld. Groot worden in de godsdienst. Maar wij moeten minder worden. Wij moeten onszelf verliezen. Daarin ligt grote winst. Want zolang wij met onszelf bezig zijn, wordt ons leven bepaald door onze zonde en ons tekort. Maar wanneer wij de Heere gaan groot maken, dan is het onze begeerte goed van de Heere te spreken.
In de vraag wordt gezegd dat God geen boeman is, die er behagen in heeft om Zijn schepsels in de hel te werpen. Dit val ik helemaal bij. God heeft geen lust in onze dood, maar dat wij ons bekeren en leven. Het is echter wel de vraag of God lief is. Waar kom je dat in de Bijbel tegen? God is liefde, jazeker. God is een verterend vuur, jazeker. God is een heilig Heere. Met God verkeren is altijd een zaak van leven en dood. Wie zal God zien en leven? Enkel gewassen in het bloed van Christus. De heiligheid van God maakt dat wij enkel met eerbied en ontzag tot Hem kunnen naderen. Wij zijn mensen en Hij is God.
God is geen boeman. Maar God is ook niet lief. God is liefde. En liefde is het meest afsnijdende dat er bestaat. Wanneer een jongen en een meisje elkaar liefhebben. Echt van harte elkaar liefhebben, dan is er geen ruimte voor een ander. Tegen alle andere jongens en meisjes wordt duidelijk met liefde nee gezegd! Jullie niet! Die ene heeft mijn hart! De liefde is niet zoetsappig, maar eerlijk!
Pas als duidelijk is wie de Heere God voor je is, kan de vraag naar hemel en hel beantwoord worden. In het huisgezin zijn drie meningen. Broer denkt naar de hel te gaan. Pa weet het niet. Zus denkt naar de hemel te gaan.Allereerst de gedachte van de broer. Hij heeft gelijk dat je aan geld niets hebt in de hel. In de hemel trouwens ook niet. Helaas proef ik uit de weergave van de vraag niet de diep geestelijke gedachte van doorleefde zondekennis, namelijk te weten dat je voor God niet kunt bestaan. Met je verlorenheid geen raad weten. Het lijkt me meer de gemakzuchtige gedachte dat zonde en hel nu eenmaal bij elkaar horen. Het evangelie lijkt niet doorgedrongen in het hart. Het wonder dat God zondaren mint en daarom Zijn Zoon gezonden heeft.
Uit de brief proef ik bij de zoon de negatieve, onbijbelse visie dat je als zondaar verloren bent, totdat het tegendeel blijkt. We komen hier een misvatting tegen over de verkiezing. We kunnen namelijk in ons leven wel verzekerd worden van onze verkiezing, maar niet van onze verwerping. Een mens kan door genade bemerken dat God in zijn/haar leven bezig is en hem/haar bij de genade bewaart. Maar in de Schrift is geen grond om te concluderen tot verlorenheid. Want God kan elk moment het leven van een mens veranderen. Wie nu nog als ongelovige buitenstaat, kan de Heere morgen in Zijn vrijmacht binnen brengen. We leven in het heden der genade en God doet met ieder mens naar Zijn welbehagen. Het is de Heere ernst: Bekeert u en gelooft het evangelie!
De vader weet het niet en wacht af. Uit de vraag proef ik niet de diep geestelijke gedachte van het doorleefde inwachten op het moment dat de Heere Zijn hand opent. Er is namelijk een verschil tussen wachten en wachten. Je kunt afwachten en je kunt inwachten. Je kunt denken: ik zie wel wat er van komt. De christelijke hoop echter is geen passief wachten, maar een actief leven bij het Woord van God. En op grond van de belofte Gods een wachten op het moment dat de Heere Zijn belofte waar maakt. Ook in het eigen persoonlijke leven. Om zo dag aan dag te leven bij Zijn Woord en belofte, om zo te kunnen getuigen dat de Heere goed is.
Het is dus maar net hoe broer en vader het precies bedoelen. De dochter weet zeker dat ze in de hemel komt. Dat is toe te juichen. Maar ook hier is er een oppervlakkige omgang naast de geestelijk doorleefde. Ten hemel ingaan, dat doet de vraag stellen: op wat voor gronden. Ik hoorde eens iemand zeggen: er is veel geloof waar de Heere niet van weet. Geloof is een geschenk van God. Het is niet minder dan een wonder waar je je hele leven niet mee klaar komt. Geloof is gave, opgave en overgave. Gave, want God geeft het. Hij is de bron. Opgave, want bij God gaan belofte en bevel hand in hand. En overgave, want het einde is het leven leggen in Gods hand.
Wij zijn bedelaars, zegt Luther. Wij hebben niets en wij zijn niets. Wanneer de Heere ons genadig is en geloof schenkt, dan mogen wij uit dat geloof leven. Maar onze inbreng in het geloof is enkel vrucht. En als vrucht is het noodzakelijk. Het geloof zonder de werken is dood. Maar wij zijn niet de bron van het geloof. De beslissing over onze toekomst ligt niet in onze hand. En dat is maar goed ook. Want als er ook maar iets van ons bij is, is het voor eeuwig verloren. Want wij zijn zondaren. En zonde beërft de hemel niet! Ons leven ligt in God, die de zonde en de zondaar scheidt. Om het scherp te zeggen: de vraag is niet: neem ik Jezus aan. De vraag is: neemt Jezus mij aan! Daarom vinden wij ons leven in Gods Woord. Daarom horen wij uit de Schrift wie God is en hoe Hij over mij denkt.
De dochter denkt dat er wel wat ons wordt gevraagd. Het enige wat van ons gevraagd wordt, is dat wij ons bekeren. Kan dat? Bij God zijn alle dingen mogelijk. Het mag een smeekbede zijn om bekeerd te worden. Het mag tot een schuldbelijdenis komen om bekeerd te worden. Het mag een dankzegging zijn om bekeerd te zijn en bekeerd te worden. Hoe ziet het leven in het geloof er uit? Bekering. Geloof, door de liefde werkende. Want bekering is in contact gebracht worden met de liefde Gods in Christus. Dan wordt het gebed geboren: Blijf bij mij Heere! Wanneer het geloof moeilijk wordt, dan is het te verstaan door de liefde. De liefde is een groot wonder. Waar komt het vandaan? Wat doet het aan het hart! Hoe verandert de liefde het leven!
Het is één van de allermoeilijkste dingen in het leven: wat in je hart ligt, neer te leggen in het hart van de ander. Dit nu is het werk van de Heilige Geest. Hij legt het werk van Christus in het hart van een zondaar. Daarmee wordt in het hart van de zondaar de liefde in Gods Vaderhart neergelegd in dat werk van de Heere Jezus Christus. Dan mag worden gekend en beleden: de Heere is goed. Hij heeft naar een in zichzelf verloren en doemwaardig zondaar omgezien. Dan is de omgang met anderen gunnend. Wat gun je een ander die liefde Gods in Christus, door de Heilige Geest in je eigen hart gewerkt. Dan is de omgang geen uitwisseling van meningen, maar een getuigen van hart tot hart van de goedheid Gods in Christus Jezus.
“Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.” (Hebreeën 4,14-16)
Ds. W. van Weelden
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. van Weelden
- Geboortedatum:13-11-1956
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oud-Alblas
- Status:Actief