Vastgelopen in de bijbel
Ds. E. Gouda | 2 reacties | 08-05-2017| 10:51
Vraag
God heeft mij een aantal jaren geleden gegrepen en sindsdien ook niet meer losgelaten. Ook heb ik meerdere malen de vrede en de rust van Jezus Christus in mijn hart gevoeld en mocht ik geloven dat mijn zonden vergeven zijn. Maar nu, ik ben veel de Bijbel gaan lezen en het lijkt wel of het geloof me uit de hand glipt en of ik steeds verder afdwaal. Verschillende passages in de Bijbel maken bij mij erg veel angst los. Als we het bijvoorbeeld over “hel en poel van vuur” hebben, hoe kan je nu met dat soort dingen ‘normaal’ omgaan?
En dan de onfeilbaarheid van de Bijbel. In Hand. 9:7 staat “en de mannen die met hem over weg reisden stonden verbaasd horende wel een stem maar niemand ziende.” In Hand. 22:9 “en die met mij waren zagen wel het licht en werden zeer bevreesd, maar de stem Desgenen Die tot mij sprak hoorden ze niet.” Dit kunnen wel dan misschien wel weer theologisch verklaren, maar als we ons boerenverstand gebruiken is dit dus gewoon tegenstrijdig. Dus dan mijn vraag is de Bijbel onfeilbaar? En hoe is het christendom ontstaan, kan iemand mij daarbij helpen?
Een jongen die het wonder van genade heeft leren kennen maar weer vast is gelopen op zoveel dingen!
Antwoord
Beste vragensteller, wat is jouw verhaal herkenbaar voor anderen die ook de vrede van God in het hart hebben ontvangen en ervaren. Helaas zijn er naast hoogtepunten ook dieptepunten. En als ik je verhaal zo lees dan zit je er middenin. Dat valt niet mee. En ondanks dat je veel in de Bijbel leest en bent gaan lezen, lijkt het juist averechts te werken. Wat een invalspoort voor de duivel om daarop in te haken. “Waar is God?”, zo zal de vraag wel eens boos ingefluisterd worden! (vgl. Ps.42). En in plaats van antwoorden komen er wellicht alleen meer vragen bij. Vragen heb je in elk geval zelf. Trouwens je geeft zelf ook in de eerste zin antwoord: “God heeft me gegrepen en sindsdien ook niet meer losgelaten.” Dat hoor je wellicht elke zondag in de kerk: God laat niet varen de werken van Zijn handen (Ps. 138). God staat voor Zijn eigen werk/kerk in. Daar hoef je niet aan te twijfelen al is de twijfel nooit ver van het ware geloof vandaan (vgl. Calvijn). Met de dichter van Psalm 42 mag je toch bidden tegen hoop op hoop: Voed het oud vertrouwen weder en Hoop op God, sla ‘t oog naar boven. En volhouden, want zoals Guido de Bres zegt: wij gronden ons geloof op de Schriften. Alleen met het Woord krijgen we (opnieuw) grond onder de voeten. Zeg tegen de boze en tegen de influisteringen: “Er staat geschreven.” In de geest van de Heere Jezus leven en antwoorden met het Woord. Daarbij leven en dagelijks eruit leven. Dat verdrijft bange en angstige gedachten, al ben je bang.
Je vraag over de onfeilbaarheid van het Woord is weer van een andere orde. Ik wil je graag wijzen op de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikelen 2-7. In dit gedeelte gaat het over de Schrift. Wij hebben het Woord niet aan onszelf te danken, maar ontvangen (art. 5). Van God ontvangen. En aan dat middel bindt God ons, want het is het middel bij uitstek waardoor God mensen tot de zaligheid in Christus brengt en brengen wil. Daar dienen we ons naar te richten. En ons leven op te gronden. De Bijbel moet dus open. Want de Bijbel is het instrument dat God gebruikt om daardoor tot ons te spreken. Moet ik me daarbij bedienen van mijn theologie of te rade gaan bij mijn boerenverstand? Geen van beiden is een optie, want de mens is leugenachtig. Wat dan? Guido de Bres zegt kernachtig in artikel 5: “En wij geloven alles wat zij [de Heilige Schriften] bevatten, zonder in enig opzicht te twijfelen, niet alleen omdat de kerk ze aanneemt en als zodanig goedkeurt, maar vooral omdat de Heilige Geest getuigt in onze harten dat ze van God zijn.” Daarmee is ook de vraag naar de onfeilbaarheid beantwoord, want Gods Woord is geen mensenwerk maar Geesteswerk (art. 3) en Gods Woord aanvaarden we niet omdat het mij aannemelijk lijkt of omdat ik erin geloof máár omdat de Heilige Geest in mijn hart getuigt dat dit Woord, het hele Woord en alleen het Woord van God, mijn God is. En daarom zeg en zing ik: Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord! (Ps.56). Het is niet in de eerste plaats mijn overtuiging, maar de Heilige Geest heeft me van de waarheid van het Woord overtuigt en daarom kan/wil ik niet langer twijfelen.
Houd dat voor ogen.
En bidt met Petrus mee: “En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is en ge doet wel, dat ge daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlicht en de morgenster opgaat in uw harten.” Petrus zegt niet: mijn geloof is zeer vast, maar het Woord is zeer vast! Dat staat als een huis.
Klamp je eraan vast, terwijl de storm over je leven raast, want het huis gebouwd op deze Rots, staat vast en is onwankelbaar. We hebben het profetische Woord! Daar moet het heen en daar moeten jij en ik heen. Vanuit dat Woord heeft Christus Zijn leerlingen opgezocht en hen vertroost (Luk. 24) en daarom kunnen jij en ik ook niet zonder dit profetische Woord. Je doet wel als je er acht op geeft. Want dit Woord geeft houvast, totdat het wordt: “Ik heb de vaste grond gevonden, waarin mijn anker eeuwig hecht. De vaste grond van Jezus’ bloed en wonden, voor 's werelds aanvang reeds gelegd. Die grond zal onverwrikt bestaan, schoon aarde en hemel ondergaan.”
De HEERE geve jou en mij licht en zicht door dit Woord!
Gode bevolen,
Ds. E. Gouda
Dit artikel is beantwoord door
Ds. E. Gouda
- Geboortedatum:25-12-1968
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nieuw-Lekkerland
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Dit zegt Studiebijbel.nl er over:
Paulus onderbreekt zijn belevenissen om heel kort iets te zeggen over de reactie van zijn begeleiders op dat wat er vlak bij Damascus heeft plaatsgevonden. Zij zijn getuige geweest van een heel bijzondere gebeurtenis, maar alleen de apostel heeft, wat er heeft plaatsgevonden, gezien en verstaan als een Goddelijke openbaring.
Paulus’ begeleiders (vs.11, zie comm. Hand.9:7) hebben het geweldige licht dat enige tijd heeft aangehouden ook gezien, want het omstraalde immers ook hen (vgl. Hand.26:13). Maar de stem van Degene die sprak, hebben zij niet gehoord. Dat lijkt in tegenspraak met Hand.9:7 waar staat dat Paulus’ begeleiders de stem wel hoorden. We zullen dat zo moeten verstaan dat zij een geluid (phonē: stem, geluid, klank) hoorden, zonder (mogelijk vanwege hun angst, vgl. Dan.10:7) daarbij de woorden te verstaan. Vgl. ook de gebeurtenis in Joh.12:28,29.