Verplicht enten in gezondheidszorg
Ds. J. Driessen | Geen reacties | 11-04-2004| 00:00
Vraag
Ik ben tegen inenting, maar ik werk in de gezondheidszorg en dan moet je worden ingeënt. Ik heb dus geen keuze en anders kan ik niet in de gezondheidszorg werken. Maar ik ga wel tegen Gods wil in zonder dat ik dat eigenlijk wil. Word ik daar op veroordeeld?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
De vraag die hier gesteld wordt is nog niet zo eenvoudig te beantwoorden, zeker niet als je de persoon die de vraag stelt en zijn of haar omstandigheden en (onder andere kerkelijke) achtergrond niet kent. Maar misschien kan het onderstaande dat ik ergens las de vraagstel-ler (ster) een beetje helpen. Er wordt in ieder geval wijze raad gegeven.
“Om antwoord te geven op de vraag of je wel of niet mag inenten, is het noodzakelijk om te luisteren naar de Bijbel. Denk aan de geschiedenis van Ezra en Nehemia.
Ezra en Nehemia zijn beiden in ballingschap in Babel. Een gedeelte van de joden is al terug in Jeruzalem en is de stad aan het herbouwen. Maar het gaat niet goed in Jeruzalem. Daarom moet Ezra terug naar Jeruzalem om orde op zaken te stellen bij de herbouw van de stad. Het is een gevaarlijke reis van Babel naar Jeruzalem en het zou niet vreemd geweest zijn als hij om bescherming door het leger van de koning had gevraagd. Toch doet Ezra dat niet: ‘Want ik schaamde mij van de koning een heir en ruiters te begeren, (...) omdat wij tot de koning hadden gesproken, zeggende: de hand onzes Gods is ten goede over allen die Hem zoeken...’ Ezra wil geen leger vragen, omdat hij tegenover de koning goed van de Heere had gesproken. Anders zou de koning kunnen zeggen: Ezra zegt dat zijn God almachtig is en voor hem zorgt, maar als het erop aankomt, heeft hij toch mijn leger nodig. Voordat Ezra vertrekt, vraagt hij of de Heere in gunst met hen wil meegaan: ‘Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de rivier A’hava, opdat wij ons verootmoedigden voor het aangezicht onzes Gods, om van Hem te verzoeken een rechten weg (...) en Hij liet Zich door ons verbidden’ (Ezra 8:21a, 23b).
Dertien jaar later mag ook Nehemia naar Jeruzalem. Om onderweg niet voor gesloten grenzen te komen, vraagt hij aanbevelingsbrieven voor de landvoogden van de landen waar hij doorheen moet: ‘Voorts zeide ik tot de koning: zo het de koning goeddunkt, dat men mij brieven geve aan de landvoogden aan gene zijde der rivier, dat zij mij overgeleiden, totdat ik Juda zal gekomen zijn; (...) En de koning gaf ze mij, naar de goede hand mijns Gods over mij’ (Neh. 2:7, 8b). Daarbij krijgt Nehemia ook nog legeroversten en ruiters mee (vs.9).
Nehemia deed precies het tegenovergestelde van Ezra, wat betreft de uiterlijke voorzorgsmaatregelen. Hoewel Ezra wel een heel speciale reden had om geen preventieve maatregel te treffen. Toch handelden beiden goed. Want beiden hebben hun keuze in afhankelijkheid van de Heere gemaakt.
Ezra en Nehemia hebben heel verschillend gehandeld. Maar beiden hebben hun keuze biddend gemaakt. Het was een persóónlijke keuze. En dat geldt nu ook voor het inenten. Wel of niet inenten is een persóónlijke keuze. Het is een gewetenszaak. En waarom is dat zo? Omdat het niet gaat over een duidelijke eis van de Heere, zoals bijvoorbeeld wèl het geval is met vloeken.
Wat Paulus schrijft over het eten van moeskruiden en het houden van dagen, geldt eigenlijk ook voor het inenten: ‘De een gelooft wel, dat men alles eten mag, maar die zwak is, eet moeskruiden. Die daar eet, verachte hem niet, die niet eet; en die niet eet, oordele hem niet, die daar eet; want God heeft hem aangenomen’ (Rom. 14:2, 3). Wijlen Ds. A. Vergunst schreef naar aanleiding van de polio-uitbarsting in 1978: ‘Wat Nehemia mocht, kon Ezra niet doen; wat Ezra mocht beoefenen, was Nehemia’s deel niet. Dat is nu wat Paulus in Rom. 14 ook schrijft. En nu zullen er zijn, die met Ezra goed over de Heere gesproken hebben; en daarom zich (...) niet kunnen en durven vaccineren; en er zullen er zijn die met Nehemia van de koning ‘oversten des heirs en ruiteren’ begeren. Laten we dat voor ieders gemoed laten. Daarin moeten we niet oordelen en veroordelen. ‘k Las in een kerkelijk blad: we laten het aan de mensen over; we censureren niet in deze zaken. Dat betekent, dat we nooit de gewetens kunnen binden in deze zaak aan‘, zo zegt de Heere’.
Als het over stelen, moorden of overspelen gaat, zeggen we niét: dat laten we aan de mensen over, want er staat duidelijk geschreven wat Gods eis is. Maar in deze zaak is het als Paulus aan de Romeinen schreef over het spijs eten en houden van dagen.’ (Saambinder 15 juni 1978).
Maar hoe zit het dan met het vertrouwen op de Heere? Niet vertrouwen op de Heere is toch zonde? Dat is zeker waar. Alleen... het gaat hier om een persóónlijke overtuiging. Wie in het licht van zondag 10 inenten ervaart als een miskenning, een wantrouwen van de Heere, die doet goed om zich niet in te laten enten. Maar dat betekent niet, dat iedereen die zich wèl laat inenten niet op de Heere vertrouwt. Het nemen van preventieve maatregelen hoeft het vertrouwen op de Heere niet uit te sluiten, zoals blijkt uit de geschiedenis van Nehemia. Het betekent ook niet, dat iederéén die zich niet laat inenten, een goede keus doet. Wie zich niet laat inenten vanwege de sociale controle, of omdat iemand stiekem denkt dat hij dan toch wel erg degelijk is, handelt niet vanuit het kinderlijke vertrouwen op de Heere.
Wie in het licht van zondag 10 het vaccin ziet als een middel dat we uit Gods hand krijgen, doet goed om zich te laten inenten. Maar ook hiervan geldt dat niet iedereen die zich wèl laat inenten, deze keus op een goede manier maakt. Wie zich onnadenkend laat inenten, omdat iedereen zich laat inenten en daarbij niet beseft dat de Heere ons leven bestuurt, of wie zich laat inenten en denkt: ‘nu kan mij niks meer gebeuren’, kiest niet op de goede manier.
Het is goed om eens te bezien hoe Ezra kwam tot zijn besluit om geen gebruik te maken van het leger van de koning. Uit Ezra 8:21 en 23 blijkt dat hij zijn persoonlijk voornemen om dit na te laten niet aan het volk Israël heeft opgelegd. Ezra heeft dit samen met het volk vastend en bidden aan de Heere voorgelegd ‘om van Hem te verzoeken een rechten weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze have,’ terwijl de definitieve beslissing eerst werd genomen na het ‘en Hij liet Zich van ons verbidden’.
Het belangrijkste is niet zozeer wat we kiezen, maar hóe we kiezen. Er moet niet zomaar wat gekozen worden. De beslissing moet biddend voor Gods aangezicht genomen worden. Om zo aan de Heere Zelf te vragen wat Hij wil dat wij doen zullen. Alleen dan is het een beslissing in Gods gunst.”
Ds. J. Driessen
Dit artikel is beantwoord door
Ds. J. Driessen
- Geboortedatum:25-07-1939
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Ds. Driessen is op 12-02-2021 overleden.