Jeremia brutaal tegen God?
Ds. W. Pieters | 1 reactie | 03-01-2017| 12:56
Vraag
Ik las pas Jeremia 4:10. Ik schrok ervan. Jeremia zegt daar iets vreselijks. Er staat: “Toen zei ik: Ach, Heere HEERE, waarlijk, U hebt dit volk en Jeruzalem grotelijks bedrogen, zeggende: “U zult vrede hebben”, terwijl het zwaard tot aan de ziel raakt.” Wilt u dit eens uitleggen? Ging Jeremia niet veel te ver om dit tegen God te zeggen?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Wanneer we iets in Gods Woord lezen wat we niet begrijpen, kunnen we er twee dingen mee doen: ondanks dat we het niet begrijpen, toch geloven, óf omdat we het niet begrijpen, het niet aanvaarden.
In het geval van Jeremia 4 vers 10 mag u beginnen met de veronderstelling dat het wel klopt, maar dat u het (nog) niet begrijpt. Da daarom op onderzoek uit. Ik ga met u mee en laat u lezen in de kanttekeningen. Zij schrijven bij dit vers dat God het volk heeft bedrogen door de valse profeten, aan wie Hij toeliet het volk onterecht welvaart te beloven, terwijl toch de uiterste ellende er aan kwam. Dus Jeremia klaagt dat God het toelaat dat valse profeten het volk van Juda bedriegen.
Misschien denkt u: maar er staat niet ‘toelaten’, er staat ‘bedriegen’. Hoe zit dit?
Onze statenvertalers verwijzen naar de geschiedenis van de profeet Micha in de tijd van koning Achab, in 1 Koningen 22. Micha vertelt aan de goddeloze koning dat hij een visioen zag, waarin hij zag en hoorde dat God aan het hemelleger vraagt: “Wie zal Achab overhalen, dat hij optrekt en valt te Ramoth in Gilead?” Er staat dan in vers 21: “Toen ging een geest uit en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zei: Ik zal hem overhalen.” In vers 22 lezen we: “En de HEERE zei tegen hem: “Waarmee?” En hij zei: “Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in de mond van al zijn profeten.” En Hij zei: “U zult hem overhalen, en het zal u ook lukken. Ga uit en doe zo.” Dan vervolgt de profeet Micha: “Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in de mond van al deze profeten van u gegeven.”
Over die boze geest zegt de kanttekening: “Dit was een van de boze geesten, die God weet te gebruiken in overeenstemming met Zijn oneindige wijsheid, zonder met hun doen besmet te worden, niet alleen om Zijn kinderen te beproeven en te verootmoedigen, maar ook om de goddelozen te straffen en te verderven.”
Maar wordt God niet mede schuldig als Hij tegen deze boze geest zegt: “ga uit en doe zo”? De statenvertalers onderwijzen ons als volgt: “God wordt gezegd aan redelijke schepselen het kwade te bevelen, als Hij hen gebruikt om Zijn heilige plan daardoor uit te voeren.” Dit houdt in: God doet het kwade niet Zelf, maar maakt er gebruik van.
De kanttekening vervolgt: “Dit doet Hij, niet door hen enige zonde in te geven, of te bevelen, maar (1) door hun eigen boosaardigheid niet te verhinderen, en (2) door die boosaardigheid, zonder dat zij het weten en willen, tot een heilig doel te besturen, in overeenstemming met Zijn oneindige wijsheid.”
En wat is dan dit doel? “Zijn goedheid voor degenen die behouden worden, en Zijn rechtvaardigheid tegen degenen die verloren gaan.”
We voelen wel dat ook onze statenvertalers met deze uitspraak van Jeremia en met de woorden van Micha wat verlegen zijn. Een derde voorbeeld vinden we in de geschiedenis van Farao. We lezen in Exodus 4 vers 21: “De HEERE zei tegen Mozes: Ik zal Farao’s hart verharden, dat hij het volk niet zal laten gaan.”
Is het dan Gods schuld? De kanttekening ontkent dit en zegt dat God dit op die manier doet, dat Hij Farao geen genade zal geven en hem aan zijn boze wil en lusten zal overgeven, zodat hij (1) door zijn eigen boosheid, en (2) door het ingeven van de duivel, en (3) uit de wonderen die Mozes zal doen, oorzaak en aanleiding zal nemen, om Gods gebod des te meer tegen te staan.
In Romeinen 9 vers 18 heeft Paulus het ook hierover: God verhardt, wie Hij wil. Vers 19 luidt: “U zult dan tegen mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog? Want wie heeft Zijn wil weerstaan?” Paulus lost dit probleem niet op, maar vraagt ons wie wij, mensen, wel denken dat we zijn als we God durven tegen te spreken.
Dus blijven we eerbiedig geloven dat God geen verkeerde dingen doet, ook al begrijpen we Zijn handelwijze niet altijd. Het is goed daarom te bidden: “Leer mij U altijd vertrouwen en altijd aanbidden!”
Ds. W. Pieters
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Pieters
- Geboortedatum:27-06-1957
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Elspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
website: dspieters.refoweb.nl
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Ik moest ook denken aan 2 Thess 2:11-12 "En daarom zal God hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven, opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een behagen hebben gehad in de ongerechtigheid."
Ditzelfde speelde ook in de dagen van Jeremia, net zoals het ook weer in onze dagen speelt.Gods oordeel door de mensen te laten gaan in wat ze willen en zo moeten oogsten wat ze zaaien.