Het lijkt allemaal gemakkelijker
J.P. van den Brink | 68 reacties | 02-12-2016| 12:57
Vraag
Aan iemand van de Ger. Gem. Ik ben een jongen die ook in de Ger. Gem. zit. Wat me de laatste tijd opvalt binnen ons kerkverband is dat het allemaal maar ‘gemakkelijker’ lijkt te gaan. Bijvoorbeeld bij het Heilig Avondmaal. Het lijkt wel of ze er naar toe rennen en er gaan er zoveel aan.... Wij mogen niet oordelen, want ik kan er niet aan, maar ik kan het soms zo moeilijk begrijpen. Er gaat zo weinig van uit, hoe kun je daar dan jaloers op zijn?
Maar ik ben op een leeftijd gekomen dat ik belijdenis wil doen omdat ik achter de leer sta die wij belijden. Maar het kan soms zo moeilijk zijn als je zulke dingen ziet en hoort over de gemeente waar bij je hoort. Soms vraag ik me weleens af: is dit nu dezelfde Gereformeerde Gemeente uit 1907? Maar moet ik voor deze reden nu mijn belijdenis uitstellen?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Het zal, naarmate de dag van de Heere Jezus dichterbij komt, er niet beter op worden. Dat heeft de Heere zelf voorzegd. Twistingen, dwaalleraren, wereldgelijkvormigheid en een heleboel gedoe! We zijn nu zo’n 2000 jaar nadat de Heere Jezus op aarde was en aanvankelijk, op de pinksterdag, was er een grote toename van mensen die de gemeente werden toegedaan: en de Heere deed dagelijks tot de Gemeente die zalig werden. Toch was er in de tijd van de apostelen in Handelingen nog geen herstel van het Paradijs. Al in die eerste gemeente deden zich mensen voor als kinderen van God (Ananias en Zafira), maar het bleek in hun leven dat ze dat niet waren. Maar ondanks dat ging de Heere door met Zijn kerkvergaderend werk: het getal der discipelen vermenigvuldigde in Jeruzalem, lezen we even verder in het boek Handelingen. Ondanks dat eerste scheurtje, was er eenheid en grote onderlinge liefde in de gemeente. Wat een wonder dat de christenen uit de joden en de heidenen elkaar vonden op het ene fundament van de kerk, Jezus Christus. En dat die kerk geleid werd door mannen, vervuld met de Heilige Geest, die bijeenkwamen in de eerste synode in Handelingen 15. Zou er een overeenkomst zijn tussen die eerste synodevergadering in het boek der Handelingen en die vergadering van eenwording en het ontstaan van de Gereformeerde Gemeenten in 1907? Ik denk dat er heel veel verschillen zijn op te merken, maar ik zie ten minste één overeenkomst. Beide vergaderingen werden gehouden in een grote eensgezindheid van broeders die elkaar verstonden in de Koning van de Kerk.
En hoe ging het verder? We lezen in de Handelingen dat er tussen Paulus en Barnabas verbittering ontstond en dat beiden hun eigen weg zijn gegaan. In ons kerkverband heeft er in de vorige eeuw ook een droevige scheuring plaatsgevonden van broeders die tot hetzelfde huis behoorden (1953). De satan lijkt het te winnen. Het gebod wat de Heere had gegeven om één te zijn, werd verbroken. Wie zou niet wenen?
Hoe ging het verder? Beginnende van Jeruzalem ging het woord van het Evangelie over de gehele toenmalige wereld. Tot aan het eind van het boek Handelingen toe, waar getuigd wordt hoe Paulus het Koninkrijk Gods mocht prediken, lerende van de Heere Jezus met alle vrijmoedigheid, onverhinderd. Onverhinderd, ondanks het feit dat Pauls toen in gevangenschap in Rome was.
Ook in de kerk van vandaag zijn er rijke getuigenissen bekend hoe de Heere de dwaasheid van de prediking heeft willen gebruiken om mensen te roepen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.
Is dit nu een antwoord op je vraag? Ja en nee. Ja, omdat ik je wilde illustreren dat vanaf het begin in Gods kerk het hier op aarde na de zondeval niet meer zo is als in het paradijs en omdat ik je ertoe wil oproepen om niet zozeer te zien op wat mensen doen, maar om aan de Heere te vragen of dat je in Zijn gemeente (ook in 2016!) iets mag opmerken van Zijn wonderlijke kerkvergaderend werk, wat Hij door zal zetten tot op de dag van onze Heere Jezus Christus. Dan lijkt het soms zelfs uit te lopen op een mislukking zoals in de gevangenschap van Paulus in Rome. Maar toch gaat de Heere door, onverhinderd. Naarmate je mag zien wat het wel is, ontvang je meer zegen dan wanneer je je zorgen maakt over datgene wat het niet is. En zo geloof ik ook dat de Heere anno 2016 nog doorgaat om zijn kinderen te brengen waar Hij ze hebben wil. Dan tel je geen kerkgangers, dan tel je geen Avondmaalgangers (veel of weinig; o wat is het verdrietig al die staatjes van aantallen avondmaalgangers per gemeente die dwaze mensen menen te moeten publiceren) dan is er geen minutieus afwegen over hoe zwaar of hoe licht, maar dan ken je maar één gewicht: dat is genade. Die genade hebben alle avondmaalgangers nodig en die genade heb ook jij nodig, juist ook als je straks belijdenis wil doen.
Toch is hiermee niet alles gezegd, want jij zit ondertussen toch nog wel met jouw vraag. Ik denk aan het interview wat ik las van de hervormde emerituspredikant ds. Blenk in een terugblik bij zijn 40 jarig ambtsjubileum. Met blijdschap en verwondering zag ds. Blenk in de loop van de jaren het aantal avondmaalgangers in de gemeenten die hij diende toenemen. Maar tegelijkertijd zag hij met zorg en verdriet het aantal kerkgangers in de middagdiensten op zondag afnemen. Twee tendensen, die elkaar echt tegenspreken. Dit doet zich niet alleen in de gereformeerde gemeenten of in hervormde gemeenten voor, dit is een tendens in de breedte van de kerk. Ik begrijp in die zin jouw zorg wel. Maar moet je, mag je daarom het doen van belijdenis uitstellen? Lieve vriend, je doet toch geen belijdenis om de mensen in je gemeente. Je doet toch belijdenis voor Gods Aangezicht (en, ja, met de gemeente als getuige van jouw afgelegde eed!).
Gij dan,strijdt gij om in te gaan! Bid voor jezelf en bid meteen ook voor ons (vraagt Paulus aan de Collossenzen en ik vraag jou hetzelfde te doen voor je ambtsdragers en predikant die verantwoordelijk zijn voor de prediking en het pastoraat rond het Heilig Avondmaal), dat God ons de deur des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus. Opdat ook in onze dagen, net zoals in de gemeente van Jeruzalem en ook in de Gereformeerde Gemeenten rond 1907 niet het oordeel van mensen bepalend is wie wel of niet aan het Avondmaal gaan mag; maar dat de zuivere prediking van het Woord als sleutel van het hemelrijk hetzelve zal ontsluiten en toesluiten (HC zondag 31).
Gode bevolen!
J. P. van den Brink,
Ouderling Gereformeerde Gemeente Eindhoven
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Ik denk niet dat het onwaardiglijk aangaan betrekking heeft op de mensen die iets kennen van die verborgen omgang met Hem. Hoe zouden zij zich een oordeel kunnen eten en drinken als ze al iets van de Koning hebben mogen zien, in Zijn schoonheid?
Onwaardiglijk (anax'ioos - Gr.) betekent op onwaardige wijze. Oftewel, hier hebben we het over mensen die niet gewassen zijn door het bloed van Christus. Oftewel degenen die niet wedergeboren zijn. Daar wordt over gesproken in 1 Kor. 11.
De meeste uitleggers gaan er vanuit dat na deze liefdesmaaltijd ook nog eens het Heilige Avondmaal werd gevierd, waarbij dus een groot deel van de disgenoten dronken was.
In eerste instantie refereert Paulus in vers. 27 dan ook aan deze situatie. In vers 28 zie je echter dat Paulus dit breder trekt naar iedereen die aan het avondmaal deelneemt: "Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood, en drinke van den drinkbeker." Het woord "beproeve" (doki'mazo - Gr.) staat in de gebiedende wijs. Bij "de mens" staat in het Grieks "anthropos", dus onbepaald en in algemene zin (mannen en vrouwen).
Daarom legt het avondmaalsformulier ook de nadruk op de zelfbeproeving: ben ik wel een waar gelovige? De Korinthiërs dachten allemaal van zichzelf van wel, maar dat bleek niet in en uit de praktijk (zie ook vers 18 en 19).
thanks
Het begon met 1 gemeente en nu zijn er meer dan 41.000 christelijke kerkgenootschappen.
Er zijn heden ten dage vele antichristen die het ware christelijke geloof in gevaar kunnen brengen.
Ze omringen ons, misschien wel binnen onze eigen geloofsgemeenschap.
Men kan zeggen Jezus te volgen maar hun daden kunnen andere dingen laten zien.
Er zijn genoeg mensen die de Messias openlijk verloochenen, hem niet erkennen.
En dat geldt niet alleen voor de mensen die het Judaïsme beoefenen (die verwachten de Messias nog steeds), vele zichzelf 'christen' noemende mensen doen dat even zo.
Een antichrist is iemand die de zoon van God, Jezus Christus, loochent of zijn leringen verwerpt of de identiteit van Christus verdoezelt.
Het 'laatste uur' is geslagen, de antichristen tieren welig.
Maar zeer binnenkort zal koning Jezus een eind maken aan alle slechtheid op aarde.
We kunnen alleen maar zeggen ... (Openb 22:20) „Amen! Kom, Heer Jezus.”
Inderdaad. Paulus begint 1 Kor. 11 in vs 2 met broeders, die vasthouden aan de overleveringen, zoals hij die aan hen had overgeleverd. Hij prijst ze en hij eindigt dit hoofdstuk in vs 33 weer met broeders, nl. "..mijn broeders, als u samenkomt om te eten, wacht op elkaar." In 1 Kor. 11 gaat het dus over gelovigen en niet over ongelovigen. Er wordt niet eens over ongelovigen gesproken. Het was duidelijk, dat het HA alleen voor de gelovigen was. Dit was nl. een van de overleveringen, die hij hen gedaan had.
Dat gelovigen op onwaardige wijze aangaan, zoals ook Omega opmerkt, is omdat ze zich niet of niet goed beproefd hebben. Als ze dat wel gedaan hadden, zouden ze erachter gekomen zijn dat ze aan zonden vasthielden. Aan zonden vasthouden en vervolgens Jezus dood gedenken, dat vloekt. Dat blijft niet zonder gevolgen. God gaat ze straffen(vs 30) uit liefde, opdat ze uiteindelijk niet met de wereld veroordeeld zullen worden(vs 32).
Bij het HA zijn er 2 opdrachten van Jezus: "Doe dat tot Mijn gedachtenis" en "Beproef u zelf". We moeten de ene niet serieuzer nemen dan de andere. En ik kan me soms niet aan de indruk onttrekken, dat dit wel gebeurd m.n. als ik de opmerking hoor en die sterk benadrukt: Jezus wil dat je aan de tafel komt.
Nu zijn er nogal wat mensen die vallen over het feit dat de jongeman belijdenis wil doen van de leer, omdat hij zich daarmee verbonden voelt. Als je belijdenis doet alleen van de leer heb je een eeuwigheidsprobleem (@ Omega) Belijdenis zou je doen van je geloof, los van welk kerkverband dan ook (@Mus). Het gaat toch om het persoonlijke geloof, niet om welk stickertje erop zit?
Daarbij gaat men voorbij aan het conflict wat de vraagsteller onder woorden probeert te brengen namelijk dat in de kerk waarin hij zich verbonden weet aan haar belijdenis, hij grote zorgen heeft over de praktijk der godzaligheid zoals dat met name zichtbaar wordt in de avondmaalspraktijk. En die zorg maakt hem aan het twijfelen of hij zich wel bij die kerk wil aansluiten. Immers als de leer wel goed is, maar de praktijk der godzaligheid wordt er gemist loopt hij dan zelf geen gevaar om meegetrokken te worden met een "makkelijk" evangelie als hij daar lid zou worden.
Ik bespeur bij diverse reactanten dat men die zorg niet serieus neemt of dat men die ervaart als kerkelijk rechtse praat. Ik denk echterdat de vraag een oproep is juist aan avondmaalgangers om hun leven voor Gods aangezicht eens tegen het licht te houden. Wat gaat er van avondmaalgangers uit? Dan ben je bezig met zelfonderzoek en dan ben je niet bezig om worstelende zielen met de zweep van het "ontwankelbare" geloof naar het avondmaal te dringen.
Belijdenis doen is het nazeggen van de belijdenis van de kerk en daarmee maakt je de woorden van de belijdenis van de kerk tot je eigen woorden. Belijdenis doen is dus meer als alleen het onder woorden brengen van je persoonlijk geloof. Het is echter nadrukkelijk ook meer dan het reproduceren van een van buiten geleerd lesje. Belijdenis doen is nazeggen, niet napraten. Als er in de GG dus belijdenis wordt gedaan van de leer is "kennis van de waarheid" als zodanig onvoldoende. Dat zal elke catecheet in de GG beamen. Dat men schampert over het belijdenis doen van de leer als zou dat minder zijn dan het belijdenis doen van je persoonlijk geloof is een bewijs ervan dat men een oneigenlijke scheiding aanbrengt tussen de fides qua (het geloof dat gelooft) en de fides quae (het geloof dat geloofd wordt). In de GG is de slogan: het gaat niet om de leer, maar om de Heer altijd met groot wantrouwen benaderd en dat niet alleen vanwege het ontbreken van de derde e in de Naam des Heeren.
Toch: ook in de GG is er een nauwe band tussen het doen van belijdenis en het vieren van het Heilig Avondmaal. Maar omdat in het Koninkrijk van God niets automatisch of vanzelf gaat is er ook geen vanzelfsprekendheid tussen het doen van belijdenis en het gaan aan het Avondmaal. Daartussen ligt het zelfonderzoek. De kerkenraad bestaat niet uit hartenkenners en over het hart kan de kerkenraad ook geen oordeel vormen. Maar het vernieuwen van het verbond wat God al met je heeft gesloten bij de bediening van de Heilige Doop roept op tot een nieuwe gehoorzaamheid. Als die oproep, die klem bij het doen van belijdenis wordt gemist, krijgen we inderdaad een kerk van uiterlijke belijders alleen. En alles wat uitsluitend buitenkant is, wordt in Bijbelse termen kaf genoemd. Dat zal tenslotte worden verbrand. Gelukkig is de Oordeler daarover niet het kritisch refoweb publiek...
Zijn volle avondmaalstafels nu een zegen of niet?
Ik bespeur dat je daar niet zo veel mee op hebt, we bidden met zijn allen om opening van het Woord en opening van harten, als de Heere het verhoord en er komt vrucht op de prediking dan wordt er met argusogen naar gekeken. Hoe kan dat?
Zijn volle tafels een teken van zegen of een teken van een "makkelijke" prediking.
Belijdenis doen was in de eerste gemeente toegang tot het avondmaal vragen. Belijdenis doen en zeggen dat je gelooft in de leer van de kerk, dat kan niet, als je de leer gelooft, van bijv. de ger. gem. en je gelooft niet in de Heere en gaat niet aan het avondmaal dan lieg je. De ger. gem. leert dat je zonder het Bloed van de Heere Jezus verloren gaat, je zegt daar ja op en vervolgens ga je zonder de Heere je weg door het leven. Dan geloof je het niet, anders heb je geen minuut rust meer. Dus je zegt ja en je doet nee.
Je vraagt van mij te kiezen uit twee mogelijkheden waarin ik geen keuze kan maken. Ook ben je wat voorbarig in je oordeel over hoe ik tegen volle avondmaalstafels zou kijken.
Laat ik met het laatste beginnen. Voor zover ik mij kan herinneren is elke nieuwe avondmaalganger binnen mijn gezichtsveld voor mij een reden tot dankzegging geweest voor het aangezicht des Heeren. Tegelijkertijd heb ik dergelijke broeders en zusters (laat ik hen zo noemen, hoewel ik vanuit mijn traditie niet zo broederlijk of zusterlijk ben) in mijn gebeden opgedragen opdat zij mogen toenemen in de genade en kennis van de Heere Jezus Christus. Tot mijn verdriet heb ik ook sommigen van hen na verloop van tijd zien "verachteren" van de genade Gods. Mij komt het oordeel niet toe, maar het oordeel der liefde houdt een belijdenis voor waar en oprecht tenzij het tegendeel blijkt. Als iemand belijdenis des geloofs heeft afgelegd en de twaalf artikelen durft te beamen, maar (nog) niet durft te geloven persoonlijk deel te hebben aan de vergeving der zonden door de toepassing van het bloed van de Heere Jezus Christus zal ik hem geen leugenaar noemen. Meerdere malen heb ik zo iemand gevraagd of hij/zij dan niet zou willen heengaan, zijn/haar doop verloochenen en de weg van de wereld gaan. En veelal heb ik tot mijn verwondering gezien hoe zo iemand al worstelend beleden heeft met Petrus, nee dat kan en dat mag ik niet doen, want bij Hem zijn de woorden van het eeuwige leven. En toch liggen er nog onopgeloste zaken in mijn leven en ik durf niet aan te gaan. Zullen we alstublieft voorzichtig met zulke zielen handelen; hen de weg wijzen van het enig behoud en hen een (voortijdige)avondmaalsgang niet opdringen?
Wij bidden om de opening van het Woord en de vruchten op de prediking. In Handelingen 2 lees ik van die vruchten op de prediking. Dat is niet in de eerste plaats de vraag om aan het Heilig Avondmaal te mogen gaan. Maar die vruchten openbaren zich in verslagenheid van het hart.
Ik kan en mag niet generaliseren en oordelen, maar ik kan mij de zorgen van de vraagsteller goed voorstellen als er velen aan het avondmaal gaan die niet openbaar komen met verslagenheid van hart, maar integendeel als mensen die het geloof bezitten. Ik hoop dat zulken niet met argusogen worden bekeken, maar met hartelijke gebeden en onderling lefdevol pastoraat worden begeleid. Dat het daar in "zware" kerken nogal eens aan schort zal ik niet ontkennen. Maar wordt er nog wel onder een eerlijke behandeling gebogen? De rechtvaardige sla mij; het zal weldadigheid zijn (Ps 141) Als dit meer de praktijk zou zijn in onze kerken, zouden we elkaar meer verdragen.
Heeft de vraagsteller daar uberhaupt iets over te zeggen als hij zelf niet aan mag gaan? Ook daar durf ik in zijn algemeenheid geen ontkennend of bevestigend antwoord op te geven.
Zijn volle tafels een teken van zegen of een teken van een "makkelijke" prediking? Ik wilde wel dat allen tot geloof kwamen en dat geen van hen verloren zou gaan. Dat is wat ik leer van mijn Meester. Is dat makkelijk of moeilijk genoeg?
Dank je wel voor je antwoord, naast veel positieve dingen die ik er in lees, lees ik ook de "zorg" dat HAgangers geen verslagen hart zouden hebben maar wel geloof. Wat bedoel je hiermee?