De duivel porde David aan
Ds. M. Baan | Geen reacties | 27-12-2005| 00:00
Vraag
In 1 Kronieken 21:1 wordt iets gezegd door de satan. Terwijl ik eerder las, in 2 Samuel 24:1 dat de Heere dit juist deed. Zou ik hier uitleg over mogen krijgen?
Antwoord
De vraag gaat over die wonderlijke tegenstelling/tegenspraak die we aantreffen tussen 2 Sam 24:1 en 1 Kron. 21:1. In de ene tekst staat, dat de duivel David aanporde om een volkstelling te gaan houden onder Israël, terwijl in de andere tekst staat dat de Heere David aanporde om die telling te gaan houden. Logisch zeg je dan: wie porde er nu aan? De duivel of de Heere?
De uitleg, die de kerk der eeuwen aan deze wonderlijke twee teksten heeft gegeven is even simpel als waar:
1. Als de duivel iets doet, dan doet hij dat nooit zonder de toelating van de Heere. Kortom: satan kan op eigen houtje niet zo erg veel. Eigenlijk niets! Maar laten we ons echter hierin niet vergissen: als God het toelaat kan de duivel zoveel, dat onze krachten daarbij vergeleken helemaal niets voorstellen! Maar voor alle duidelijkheid zeg ik het nog een keer: de duivel kan niets op eigen gezag.
2. Laat de Heere de duivel wel eens toe om iets kwaads te doen? Het antwoord op die vraag is: ja! Kijk maar naar het begin van het Bijbelboek Job. God geeft -met zekere beperking- satan tot twee keer toe toestemming om Job te gaan beproeven. De eerste keer mag satan van alles doen behalve aan Job komen. De tweede keer gaat de toestemming een stapje verder: ook aan Job mag satan komen, maar niet aan zijn leven. Dus tast de duivel Jobs gezondheid aan.
3. De vraag is nu gewettigd: en waarom laat God de satan toe om de mens lastig te vallen? Het antwoord is: daar heeft God geen verkeerde bedoelingen bij op het oog. God heeft er dus totaal geen plezier in een mens te pijnigen of op een andere manier hem moeite aan te doen. Nee, tenslotte laat de Heere satan toe in zijn kwade doen om er iets goeds uit voort te laten komen. Zo liep de beproeving van Job erop uit, dat Job God grootmaakte.
En de hele volkstelling van Israël door David liep uit op een straf voor David die hij verdiend had, maar ook op de verootmoediging van David. En waar loopt verootmoediging op uit? Men leze het laatste vers van 2 Sam 24. David bouwt de Heere een altaar, hij offert brandoffers daarop, maar ook: dankoffers! Daar zie je hoe satan er nog aan bij moet dragen, dat de Naam des Heeren geloofd en gedankt wordt!
Met een hartelijke groet,
ds. M. Baan
Lees ook:
- 'De zonde van Davids volkstelling'
- 'David moest het volk tellen'
- 'In handen van God' (preek van ds. C. den Boer)
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M. Baan
- Geboortedatum:16-02-1946
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: