Asielzoekers beoordelen
Ds. W. C. Meeuse | 3 reacties | 21-10-2016| 10:06
Vraag
Mag je als christen werken bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of bij de (vreemdelingen)rechter als je als onderdeel van je werk moet beoordelen of een asielzoeker zich oprecht heeft bekeerd? Aan de ene kant snap ik dat het misbruik in de hand werkt als je iedereen die zegt bekeerd te zijn een verblijfsvergunning geeft, maar aan de andere kant is het toch niet aan ons als medemens om te beoordelen of iemand zich oprecht bekeerd heeft? Ik ben niet zozeer op zoek naar een algemeen christelijk antwoord op het 'vluchtelingenvraagstuk', maar meer naar een richtlijn met wat in ik overweging zou moeten nemen als ik binnenkort wellicht een baan in die sector aangeboden krijg.
Antwoord
Het is inderdaad niet aan de mens om de oprechtheid van een ander te beoordelen. God ziet het hart aan. Wij zien slechts de buitenkant. Ook in de kerk zullen altijd onoprechte mensen. Calvijn noemt ze: hypocrieten. Maar oprecht geloof komt in de vruchten openbaar. Dat is toch een criterium, een handvat, om de bekering van een asielzoeker te beoordelen.
Ik maakte het mee dat een ouderling na de belijdenisdienst tegen de catechisanten zei: “mocht het maar eens waar worden.” Daarmee bestempelde hij -onbedoeld- hen als leugenars. Als het ja-woord mag klinken, hebben we dat voor waarachtig te houden. Tenzij het tegendeel blijkt. Als iemand zijn/haar bekering vertelt, hebben we dat naast Gods Woord te leggen. Een andere norm hebben we niet. Zeker ons gevoel niet.
Ds. W. C. Meeuse
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. C. Meeuse
- Geboortedatum:12-04-1944
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Sliedrecht
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus (2011)
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Het bekijken van de aanvragen van asielzoekers, waarbij doop/bekering redenen voor asiel zijn is iets anders, omdat het hier niet de gemeente betreft. Het is ten diepste een zaak van de staat. Ook hier geldt vaak het voordeel van de twijfel, maar er moet zeker getoetst worden of er geen sprake is van grof bedrog.
Hier gaat het niet om opname in de gemeenschap van de gelovigen, maar om opname in een sociale staat en indirect om welstand.
De staat heeft ook ter bescherming van haar burgers hier de plicht om zoe goed mogelijk naar de plausibiliteit te kijken.
Natuurlijk kan de staat zich vergissen. Maar als God met een nieuwe gelovige de weg gaat hem terug naar zijn herkomstland te zenden, kan dat daar tot grote zegen zijn.
Een ware gelovige kan ook genoopt worden blijmoedig zijn kruis op te nemen.