Paulus' schipbreuk als allegorie van bekering (2)
Ds. C. Harinck | 11 reacties | 08-09-2016| 09:40
Vraag
Aan ds. Harinck n.a.v. het allegoriseren van de schipbreuk van Paulus. Met interesse heb ik de vraag en antwoord gelezen. Wat ik me wel afvraag is, waar ligt de grens met vergeestelijken? Hoe zit het met types van de Heere Jezus? Jozefs vernedering en verhoging wordt vaak gezien als schaduw van Jezus. Zoals Boaz een losser was, zo wordt vaak gezegd dat Jezus de grote Losser is. Zoals Esther naar koning Ahasveros gaat, zo gaat een schuldige zondaar naar God (al is Ahasveros niet te vergelijken met God). Daarnaast heb je uitspraken als de deur in het dal van Achor... En over zelfonderzoek: graaf maar dieper mensenkind... Zijn deze voorbeelden ook vergeestelijken/allegoriseren? In hoeverre mag je bij het toepassen de lijn doortrekken naar het geestelijk leven? Ik hoop dat u begrijpt wat ik bedoel.
Antwoord
Een hoofdregel voor de juiste bijbeluitleg is, dat de Bijbel de beste uitlegger van zichzelf is. Zo verklaart het OT het NT. Het gaat vooral over Schrift-met-Schrift vergelijken. Indien we voor onze uitleg geen ondersteuning vinden in de Schrift, of wanneer onze uitleg in tegenspraak is met de algemene leer van de Schrift, deugt onze uitleg niet. De apostel zegt: “Dit eerst wetende, dat geen profetie is van eigen uitlegging” 2 Petr. 1:20. De RK-kerk heeft daarvan wel gemaakt dat de kerk alleen bevoegd is de Schrift uit te leggen, maar het betekent dat de profetie zichzelf uitlegt. De teneur van de uitleg moet met de Schrift overeenstemmen.
Wat het vergeestelijken betreft moeten we allereerst zeggen dat de Bijbel zijn eigen uitlegger is. Wanneer we in de Schrift geen verwijzing vinden dat bijvoorbeeld Ahasveros naar Jezus wijst, mag dat niet zo uitgelegd worden. Laat staan dat een goddeloos mens een type van Christus kan zijn. Maar wanneer de Schrift zelf naar een geestelijke betekenis wijst, zoals bijvoorbeeld bij Jona’s drie dagen drie nachten zijn in de vis naar Jezus’ begrafenis en opstanding wijzen, kan en moet dit wel. Je moet voor je vergeestelijking altijd support in de Schrift vinden. Is dit niet zo, is er geen verwijzing van God, naar Christus of de Heilige Geest, dan mag en kan dit niet.
Er zijn uitspraken die een eigen leven zijn gaan leiden. Esthers uitspraak: “Kom ik om dan kom ik om, ik zal tot de koning gaan.” De bedoeling van dit gezegde is wel Bijbels, maar toch is het naar de regel van de Schriftuitleg niet juist. Ahasveros kan geen type van Jezus zijn. Het is echter zo ingeburgerd dat we Ahasveros niet meer op de achtergrond zien. Het dal van Achor, God vergeestelijkt dit. “Het dal van benauwdheid zal Hij maken tot een dal van hoop.” In zover kan dit. De Heere gaat er ons in voor. “Graaf dieper mensenkind”, heeft wel in zijn verband te maken met een nadere en diepere ontdekking van de zonden die in de tempel werden bedreven. Mag dus wel gebruikt worden voor diepere kennis van de zonde.
Zo moet je dus door de Bijbel allereerst letterlijk te nemen en dan te zien of de Heere Zelf in het verband of elders in de Schrift een geestelijke betekenis aan de woorden geeft, zien of het letterlijk of ook geestelijk bedoeld wordt. Indien dat niet zo is, mag je het niet vergeestelijken. Je krijgt dan inlegkunde en niet uitlegkunde. Het is goed om daarbij stil te staan.
Wij willen de Bijbel naar onze hand zetten en dan moet de tekst zeggen wat wij willen dat hij zal zeggen. Dat is hoogmoed en beter willen weten dan God. Dikwijls leggen wij een raster van een bepaalde gedachte over de weg van de bekering over de tekst, maar dit mag niet. De Bijbel moet dan mijn mening bevestigen. Maar ik moet mijn mening aan de Bijbel onderwerpen. Leerjongens van Christus zijn we, zeiden de reformatoren. We onderwerpen ons aan de Schrift. Alhoewel de Roomsen zeiden: “Zij hebben een papieren paus”, is dit toch een compliment. Zoals ik reeds gezegd heb, heeft het alles te maken met eerbied voor Gods Woord.
Tot slot: We hoeven de Bijbel niet te vergeestelijken, want de Bijbel is reeds geestelijk en spreekt over geestelijke zaken. Ik hoop dat mijn uitleg het een beetje verduidelijkt heeft.
Ds. C. Harinck
Lees ook:
Paulus' schipbreuk als allegorie van bekering - deel 1
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. Harinck
- Geboortedatum:09-04-1933
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Dus als iemand mij opheldering kan geven, hoef ik niet verder te zoeken.
De profeet Ezechieël zegt het volgende:
In Ezechieël 8:8 komt het gebod: "mensenkind, graaf nu in dien wand.
En in vers 15 staat: "Gij zult nog wederom groter gruwelen zien dan deze.
Ik heb via google op Digibron een lezenswaardig artikel uit 1981 gevonden over onzorgvuldige citaten en niet-bestaande teksten.
http://www.digibron.nl/search/detail/012e9d61b8426fb5d7b5904e/van-onzorgvuldige-citaten-en-niet-bestaande-teksten
Een fragment hieruit is denk ik antwoord op je vraag:
(...) Al menigmaal heb ik met de stelligheid van een letterlijk citaat horen voordragen: graaf maar dieper, o mensenkind en gij zult grotere gruwelen vinden. De profeet Ezechiël biedt dat aaneengesloten geheel echter niet. In Ezechiël 8 vers 8 komt het gebod „mensenkind, graaf nu in dien wand". En pas in vers 15 luidt het: „gij zult nog wederom groter gruwelen zien dan deze". (...)
QuadCorelnside: inderdaad daar komt mijn citaat ook uit!!
Diverse dominees citeren echter deze tekst als herhaalde aansporing tot zelfonderzoek.
Kun je dat met elkaar vergelijken?
Is de ontdekking van meerdere zonden , bedreven in de tempel op een persoon van toepassing?
Gaat het niet veel meer om nationale zonden?
Zelfonderzoek gaat dus niet over de hoeveelheid zonden die we doen, maar of we wandelen in Jezus. Of we ons laten leiden door de Heilige Geest en in Zijn kracht de strijd aangaan tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten. (Efeze 6)
Onszelf onderzoeken op zonden heeft totaal geen zin als we dat niet doen vanuit het Licht dat Jezus op ons laat schijnen. Dan komen we er vanzelf wel achter dat we niets kunnen zonder Hem en dat er in ons vlees geen goed woont. Daarom kunnen we ons beter richten op het meer en meer kennen van Jezus, zodat we niet meer naar het vlees maar naar de Geest gaan wandelen (o.a. Rom 8).
Dank voor dat artikel.
Toch vindt de dominee, die overigens een zeer evenwichtig antwoord geeft, dat deze tekst wel gebruikt kan worden voor een diepere kennis van de zonde.?!