Hoe ver gaat: "Gij zult niet oordelen"?
Ds. W.G. Hulsman | 2 reacties | 26-08-2016| 08:54
Vraag
Lucas 6 laat niet veel aan onduidelijk zien aangaande "gij zult niet oordelen of veroordelen." Betreft het hier echter het oordelen richting louter mensen of mag er ook niet geoordeeld of veroordeeld worden in de richting van instanties of situaties? Bijvoorbeeld daden van politieke partijen of eigenschappen van stromingen. Stel je vindt een bepaalde organisatie passief, mag je dat dan zeggen? Of stel, je vindt dat een bepaalde organisatie erg veel dingen doet die zich niet verdragen met het Woord van, mag je dat dan zeggen?
Antwoord
Het is belangrijk om een verschil te maken tussen (ver)oordelen en beoordelen. Over oordelen gaat het in Mattheüs 7: “1 Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt; 2 want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u zelf geoordeeld worden; en met welke maat u meet, zal er bij u ook gemeten worden. 3 Waarom ziet u wel de splinter in het oog van uw broeder, maar merkt u de balk in uw eigen oog niet op? 4 Of, hoe zult u tegen uw broeder zeggen: Laat toe dat ik de splinter uit uw oog haal; en zie, er is een balk in uw eigen oog? 5 Huichelaar, haal eerst de balk uit uw oog en dan zult u goed kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder te halen.”
Volgens de Kanttekening gaat het hier bij oordelen om lichtvaardig, of verkeerd handelen, iets wat gebeurt uit haat, of nijdigheid. Of als er op een ongegronde wijze negatief over een ander gedacht wordt.
Maar mensen en instanties mogen aan de hand van het Woord van God wel beoordeeld worden. De Kanttekening zegt dat men een oprecht oordeel over zaken, waar men de juiste kennis van heeft, mag hebben. Als het maar geschiedt met goede bedoelingen. Dan is het niet alleen geoorloofd, maar ook geboden.
Ds. W. G. Hulsman
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W.G. Hulsman
- Geboortedatum:08-11-1956
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Barneveld
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
vs 38: Geeft, en u zal gegeven worden; een goede, neergedrukte, en geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot geven; want met dezelfde maat, waarmede gijlieden meet, zal ulieden wedergemeten worden.
Velen vatten dit op als elkaar de maat nemen, maar dat staat er niet. Er staat dat als je anderen veel geeft je ook veel terug kan verwachten (aan barmhartigheid, vriendelijkheid, geduld, vergevingsgezindheid etc.)
Daarbij spreekt het (net als in Matt 7) tegen een huichelachtig oordelen: een ander te oordelen maar te menen dat jezelf vrijuit gaat (vs 41-42).
Je ziet wel wat fout is bij de ander maar merkt niet op dat jezelf hetzelfde doet, misschien op een iets andere manier of in een iets andere vorm. Maar doordat je de ander oordeelt erken in feite dat je zelf ook fout bent. Daarmee veroordeel jezelf.
Bij het oordeel op de jongste dag zal dan niemand het excuuus hebben: ik wist niet dat ik verkeerd deed. Want door anderen te oordelen geeft iedereen te kennen wel degelijk het verschil te weten tussen goed en kwaad. En wie nu goed weet te doen maar het niet doet die is het tot zonde. (Jak 4:17) Daarmee heeft iemand die anderen oordeelt en zelf hetzelfde doet (en wie doet dat niet) zichzelf schuldig verklaart. Daarom zegt Jezus: "Uit uw eigen mond zal ik u oordelen" (Luk 19:22).
Het punt waar het hier nu om gaat in Matt 7 en Luk 6 is NIET dat je niet meer moet oordelen (want ook als je niet oordeelt sta je niet minder schuldig over alles wat je verkeerd doet, en in de Bijbel zijn vele, vele voorbeelden te vinden dat we wel degelijk moeten oordelen over wat goed is en wat verkeerd is), maar dat je niet probeert hiermee jezelf vrij te spreken. Want een van de belangrijkste reden waarom we andere oordelen en slecht spreken over anderen is om onszelf te verhogen. Als we kunnen aanwijzen wat er verkeerd is bij een ander, denken we dat we zelf een beetje beter zijn, want we zijn in ieder geval niet zo slecht als die ander, zo denken we. Maar Jezus zegt hier het omgekeerde: door bij de ander aan te wijzen wat die fout doet en zelf soortgelijke dingen te doen (naar Gods maatstaf) veroordeel jezelf.
Deze onderkenning leidt dan als het goed tot de barmhartigheid van vers 38. Vergeljk bijvoorbeeld Galaten 6:1: Broeders, indien een mens vervalt tot enige misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt deze terecht met zachtmoedigheid; ziende op uzelf, opdat ook gij niet verzocht wordt.
Verdere is het van belang de hele context te lezen in Lukas 6. De verzen 21-49 vormen één geheel met één centrale gedachte: het (na)volgen van Jezus.
De persoon moeten en mogen we liefhebben zoals Jezus ons liefhad en heeft.
De daden mogen en moeten we toetsten aan Gods Woord.(Dus niet aan eigen inzichten, beleving etc.) En als de daden niet in overeenstemming zijn met Gods Woord mogen en moeten we ze ook afwijzen. De persoon erop wijzen in liefde en ootmoed. Juist de liefde tot Jezus en daardoor ook tot de persoon, geeft dat je de zonde niet kan dulden in zijn/haar leven.
Maar altijd naast de persoon gaan staan, niet je boven die persoon verheffen.
Jezus gaf het mooiste voorbeeld bij de vrouw in overspel gegrepen.
Hij erkent dat ze zonde heeft gedaan: wie zonder zonde is, werpe de eerste steen. Het was een daad die waarop steniging stond als straf.
Hij alleen kon die steniging ook doen, Hij was zonder zonde.
Maar Hij zegt: ga heen, zondig niet meer.
Hij had de vrouw lief, had haar heil op het oog, maar veroordeelde de zonde die ze deed. En wees haar erop. Hij waarschuwde haar.
En ja, als we een ander wijzen op zijn/haar fouten, moeten we zelf ook gecorrigeerd willen worden en alles eraan doen om rein en heilig te leven.
Uit liefde tot Jezus, Die ons liefhad en Zijn leven voor ons gaf.