Door vreemd vuur gedood
Ds. K. van den Geest | 1 reactie | 19-05-2016| 14:03
Vraag
In Leviticus 10 staan twee gebeurtenissen beschreven die bij mij een vraag oproepen. Eliazar en Ithamar zondigen in de dienst van de Heere en Nadab en Abahi zondigen ook. De laatstgenoemden worden door vuur gedood, terwijl de eerste twee mogen blijven leven. Hoe zit dit en wat kan ik hiervan leren?
Antwoord
Het is moeilijk te zeggen wat hier met “vreemd vuur” is bedoeld. Er is veel over gespeculeerd. Dat moeten we niet doen, aangezien de Schrift het ons niet openbaart en we dan gaan gissen. Zoveel is duidelijk dat Nadab en Abihu blijkbaar het gewone dagelijkse wierookoffer wilden brengen, dat volgens het voorschrift in Ex. 30: 7-9 door de hogepriester zelf op het reukofferaltaar diende te worden ontstoken. Daardoor wordt het vuur in hun vuurpan blijkbaar ‘vreemd’, onheilig, omdat het niet naar Gods voorschrift is. God wil geen eigenmachtige eredienst.
Dat ook Eleazar en Ithamar een zelfde zonde zouden hebben begaan, wordt híer echter niet gezegd. In Lev. 10 lezen we slechts, dat n.a.v. Gods straf de voorschriften voor de priesters worden aangescherpt. Eleazar en Ithamar mogen hun haar niet los laten hangen en hun kleren niet scheuren, wat wijst op rouwgebruiken. Zij mogen dus niet rouwen, noch zich verontreinigen door in aanraking met doden te komen. Mozes waarschuwt hen daarvoor. De gedode priesters worden door neven van Aäron begraven, niet dus door zijn zonen.
Wat je hier van kunt leren is misschien, dat de HEERE een heilige eredienst wilde voor zijn volk Israël. Tegelijk is de manier waarop God reageert typisch voor het Oude Testament. Dat wil niet zeggen, dat heiligheid er nu niet meer toe doet! In Hebr. 12 worden we gewaarschuwd, dat de nieuwtestamentische gemeente weliswaar niet voor een brandende en rokende berg staat (de Sinaï, waar het volk Israël bevend aan de voet van de berg stond en op afstand diende te blijven), maar dat wij voor een nog veel groter en heiliger heiligdom staan, het hemelse Sion, waar Jezus Christus zit aan Gods rechterhand. Dat maakt duidelijk, dat God van ons niet maar uiterlijke heiligheid maar een veel diepere innerlijke heiligheid verlangt, door de heilige Geest!
Ds. K. van den Geest
Dit artikel is beantwoord door
Ds. K. van den Geest
- Geboortedatum:12-10-1957
- Kerkelijke gezindte:Nederlandse Gereformeerde Kerken
- Woon/standplaats:Deventer
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
God lijkt willekeurig te handelen, maar dat doet God nooit. Het vuur van het brandofferaltaar verwijst naar het vuur van Gods oordeel en het offer dat Jezus zou brengen. Dat offer van Jezus is de enige echte lieflijke geur voor God en daar komt geen mensenhand bij aan te pas. En God duldt het niet als iemand het beeld van wat Christus heeft gedaan en voor God betekende gaat bederven door met vreemd vuur te suggereren dat wij er de hand in hebben gehad, dat er een lieflijke reuk uit Zijn lijden tot God omhoog kwam.
Niet je eigen heil proberen te bewerkstelligen!