Relevantie oudtestamentische wetgeving
prof. dr. M.J. Paul | 15 reacties | 04-04-2016| 09:43
Vraag
De eerste vijf boeken van Mozes (eigenlijk vanaf Exodus) staan vol met geboden en verboden die God via Mozes aan het volk van Israel opgelegd heeft. Onderwerpen die hier voorbij komen zijn rechtspraak, beheer van landbouwgrond (bijv. het sabbatsjaar), tien geboden, tabernakeldienst, echtscheiding, besnijdenis, behandelen van ziektes enz. Er waren zoveel regels dat de Schriftgeleerden deze regels probeerden een praktische uitwerking te geven; naar ik aanneem in de Talmoed. Als er bijvoorbeeld geen tempel was dan dienden de Joden wel te weten hoe ze met de offerdiensteisen om dienden te gaan.
Regelmatig wordt er in de eerste vijf Bijbelboeken geschreven dat dit eeuwigdurende inzettingen zijn: volgens mij wordt er nergens in het OT geschreven dat de wetten van Mozes ophouden bij de komst van de Messias. In Leviticus 4 (bijv. vers 20) wordt overigens duidelijk gezegd dat het zondoffer wel degelijk de vergeving van zonden inhield ("en het zal hun vergeven worden"). Dit verklaart mijns inziens, waarom het leven naar de wet van Mozes centraal staat bij de Joden, wat overigens niet betekent dat ze zichzelf als zondeloos zien. Toen Jezus zei dat de scheidbrief van Mozes vanwege de "hardigheid uwer harten" is, gaf dit bij de Joden 'kortsluiting' omdat Jezus impliciet zei dat de scheidbrief een wet van Mozes was in plaats van een wet van God. Jezus zegt in Matt. 5:17-18: "Meen niet dat ik gekomen ben om de wet of profeten te ontbinden, maar te vervullen. Totdat de hemel en de aarde voorbij gaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet voorbij gaan... Wat Jezus hier volgens mij duidelijk zegt is dat de wet van Mozes blijft voor de Joden. Voor de Joden is en blijft het houden van de wet van Mozes cruciaal, als onderdeel van het verbond tussen God en het Joodse volk. In de Bijbelboeken van o.a. Paulus lijkt de wet van Mozes plotseling van tijdelijke aard te zijn geweest (wat voor de Joden een nieuwe godsdienst betekende en dus niet geaccepteerd kon worden).
Vragen: 1. Waarom wordt er vrijwel niet uit de wet van Mozes (behalve de tien geboden) gepreekt in kerken?
2. Als de wet van Mozes niet van toepassing is op christenen waarom dan wel de tien geboden? Nergens wordt er in het NT gezegd dat de tien geboden gevolgd dienen te worden door christenen: Paulus zegt bijvoorbeeld in Handelingen 15 vers 19-20: “...dat zij zich onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn en van hoererij, en van het verstikte en van bloed.” Afgoderij was veel voorkomend in de Grieks-Romeinse wereld (en ten strengste verboden volgens de wet van Mozes), en bloed zou de ziel van een dier zijn. Wat Paulus lijkt te verlangen van christenen is dat zij zich houden aan basisregels die vergelijkbaar zijn met de Noachitische wetten (daaronder valt niet het houden van de sabbat, hetgeen alleen een eis aan de Joden is). Dit is een opvatting die al duizenden jaren (vanuit het OT) gangbaar is onder o.a. Joden. Vreemde volken werden bijvoorbeeld nooit gestraft vanwege het niet houden van de sabbat, wel vanwege het dienen van andere goden etc.
3. Gebaseerd waarop is er geconcludeerd dat de wet van Mozes niet van toepassing is op christenen (en Joden)? Bijvoorbeeld als het gaat om dragen van broeken door vrouwen dan wordt er soms wel teruggegrepen op de wet van Mozes...
4. Hoe dienen we aan te kijken tegen Lev. 4 (zie bovenstaand)? Zijn het OT en NT hier in conflict?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Je stelt zaken aan de orde waarover veel boeken volgeschreven zijn. Ik kan hier slechts beknopt op de vragen ingaan.
Algemeen: Paulus maakt duidelijk onderscheid tussen de regels voor de gelovigen uit de volken en de gelovigen uit Israël. Petrus is ‘een dienaar van de besnijdenis’, Paulus een apostel met een roeping voor de volken. Paulus vindt het verkeerd om Joodse wetten op te leggen aan christenen uit de volken (zie de brief aan de Galaten), maar zelf hield hij die wetten wel (zie Hand. 21).
Het begrip ‘eeuwigdurend’ wekt vaak misverstanden. Het Hebreeuwse woord betekent een onoverzienbare periode in het verleden of in de toekomst. De gevoelswaarde van ons woord ‘eeuwigdurend’ is vaak ‘tot in eeuwigheid’. Dat wordt in het OT lang niet altijd bedoeld (bijv. “o koning, leef in eeuwigheid”). Strikt genomen is ons woord afgeleid van het woord “eeuw”. De ruimere betekenis is gaan overheersen, maar het zinsverband moet duidelijkheid verschaffen.
Vraag 1: Onze kerken hebben vooral gelovigen vanuit de volken. Voor hen ligt het onderhouden van de wetten van Mozes anders dan voor gelovigen uit Israël (de laatste jaren aangeduid met de term Messiasbelijdende Joden). Het ligt dan ook niet voor de hand dat veel over de wetten gepreekt wordt. Overigens is het begrip Tora (Torah) breder dan alleen de wetten. Over de tabernakel, de woestijnreis, en diverse hoofdstukken uit Deuteronomium wordt wel gepreekt.
Vraag 2: De wet van Mozes zelf is niet van toepassing op de christenen uit de volken, maar de principes er achter wel. Die principes zijn algemener. Bijv. “niet doodslaan” blijkt al van toepassing te zijn in het boek Genesis en geldt dus heel de mensheid. De tien geboden zijn inderdaad gegeven in de context van het verbond met Israël en zijn daarmee in de formulering tijdgebonden (denk aan de inleiding “uit Egypte geleid” en over de belofte in het vijfde gebed, waar het land Israël bedoeld is). De Heere Jezus en de apostelen halen heel wat van die principes aan, zodat zelfs negen van de tien geboden in het NT herhaald worden. Dat is de reden waarom ze als actueel geldend worden gezien. Handelingen 15 noemt slechts een paar voorschriften, maar die zijn aanvullend ten opzichte van de genoemde principes (of basisregels). Het sabbatsgebod wordt in Israël inderdaad beperkt tot het eigen volk. Onder christenen uit de volken is er altijd discussie geweest in welke mate dit gebod betrekking heeft op de zondag.
Vraag 3. Het is van belang het nieuwe verbond in Jeremia 31 bij de afweging te betrekken. Dit verbond betreft het huis van Israël en Juda (vs. 31) en is nodig omdat het oude verbond (aan de Sinaï) verbroken is (vs. 32). Dus in welke mate blijven de wetten van Mozes geldig? Toch blijkt uit Jeremia 31 dat de kern van de wetten van Mozes gehandhaafd blijft. Christenen uit de volken hoeven zich niet volledig te houden aan het verbond aan de Sinaï. Toch zijn allerlei bepalingen blijvend. Het is voor ons van belang die blijvende principes op te sporen. Het beroep op losse Bijbelteksten is riskant en vaak ook onjuist. Wie Deuteronomium 22:11 bij een standpunt over kleding in onze tijd citeert, moet ook recht door aan de voorafgaande en volgende verzen. Dat gebeurt meestal niet, zodat de indruk van willekeur gewekt wordt.
Vraag 4. Een gelovige Israëliet kon zeker zijn van vergeving van zonden. Leviticus 4:20 over het zondoffer en Leviticus 16 over de Grote Verzoendag zijn daarin duidelijk. Ik zie daarin geen tegenspraak met het NT, al zal duidelijk zijn dat het NT een rijkere openbaring inhoudt van de betekenis van het offer (zie de Brief aan de Hebreeën). Het is onjuist om een grote tegenstelling te maken tussen Wet (OT) en Evangelie (NT). Ook in de tijd van het NT konden mensen alleen maar door genade gered worden.
Uitvoeriger heb ik over deze zaken geschreven in “De blijvende relevantie van de oudtestamentische wetgeving” in Theologia Reformata 49 (2006) 38-60. Te downloaden via
http://mjpaul.nl/2006-relevantie-oudtestamentische-wetgeving/
Prof. dr. M. J. Paul
Dit artikel is beantwoord door
prof. dr. M.J. Paul
- Geboortedatum:13-03-1955
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oegstgeest
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Eindredacteur Studiebijbel OT
-Senior docent Oude Testament (CHE)
-Deeltijd hoogleraar OT te Leuven (B)
-Directeur-bestuurder THGB
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Een ander verschil is dat men in het Oude Testament voor elke zonde apart vergeving kan krijgen. Als iemand tegen een van de geboden gezondigd had, moest hij een zondoffer offeren en werden zijn zonden vergeven. Zodra die persoon weer een andere zonde deed kon hij dat weer opnieuw doen. In het Nieuwe Testament is dat heel anders: daar krijgt iemand in een keer vergeving van al zijn zonden.
In heel de 3fve wordt met geen woord gerept over Israël in de nieuwe bedeling. Die inzichten zijn later ontwikkeld, o.a. in de nadere reformatie (in beginsel), maar nooit zijn de 3fve daarop aangepast. Met een andere visie op Israël, (zoals ds. Paul terecht beschrijft) is het logisch dat je opnieuw de verbondsleer onder de loep neemt, maar ook doop en avondmaal. Daarbij gaat het niet zozeer om kinder- of volwassendoop, maar wel de betekenis van de doop. Die wordt in de 3fve nog als teken van het verbond gezien, wat onbijbels is.
Daarnaast is ook het zicht op het herstel van het Koninkrijk van Israël veranderd. In de reformatie ging men er nog vanuit dat de kerk nu het nieuwe Israël is, dat lees je op verschillende plaatsen ook in de kanttekeningen. Dat wordt ook door vele gereformeerden allang niet meer zo gezien. En toch zijn de 3fve daar nooit op aangepast.
Helaas hebben de 3fve onterecht een onaantastbaar, tijdloos en feilloos karakter gekregen. Het heeft zeker niet de eenheid gebracht die het had moeten brengen.
We zouden de bijbel veel meer door een Joodse bril moeten gaan lezen in plaats van door de Grieks-Romeinse bril. Dat opent onze ogen voor de nog grotere en diepere rijkdommen in de bijbel.
Anyway, de offers waren ook in het OT niet voldoende om de zonden te vergeven. Daar was net zo goed genade voor nodig. Dat geloven overigens de Joden vandaag de dag net zo goed.
Jezus heeft zelf ook gezegd dat als we eenmaal gebaad hebben, geheel rein zijn, maar dat alleen de voeten gewassen moeten worden. Voila: vergeving voor de specifieke zonden, óók in het NT, net zoals ook in het onze Vader wordt geleerd. Daar leert Jezus zelfs dat de vergeving van onze zonden VOORWAARDELIJK is (wij moetyen éérst de zonden van onze naasten vergeven hebben).
Het nieuwe testament leert net zo goed als het oude testament dat we worden beoordeeld op onze werken en níet op ons geloof. Het gaat ook in het nieuwe testament over de geloofsdaad. In de Hebreeënbrief wordt dat aangetoond in hoofdstuk 11. Daar worden alleen oudtestamentische gelovigen genoemd, die door de geloofsDAAD zalig zijn geworden.
Ook Paulus zat op exact dezelfde lijn en was 100% in overeenstemming met Jakobus.
Daarnaast zijn er in het Nieuwe Testament maar twee mogelijkheden: óf je hebt vergeving van zonden ontvangen, óf je hebt (nog) geen vergeving van zonden ontvangen. En dan gaat het ook om alle zonden. In het Oude Testament is dat anders. Er werd iedere keer voor zonde vergeving gevraagd en zodra iemand nog een keer zondigde werd daar weer vergeving voor gevraagd, enz. Je ziet daar niet terug dat er een 'staat van onbekeerdheid' en een 'staat van bekeerdheid' is.
Mattheüs 16:27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met Zijn engelen, en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden.
Johannes 3:21 Maar wie de waarheid doet, komt tot het licht, opdat van zijn werken openbaar wordt dat zij in God gedaan zijn.
Romeinen 2:5-7 Maar in overeenstemming met uw hardheid en uw onbekeerlijke hart hoopt u voor uzelf toorn op tegen de dag van de toorn en van de openbaring van het rechtvaardig oordeel van God, Die ieder vergelden zal naar zijn werken, namelijk hun die met volharding het goede doen en heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken: het eeuwige leven.
Romeinen 8:13 Want als u naar het vlees leeft, zult u sterven. Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven.
Rom. 14:12 Zo zal dan nu ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God.
1 Kor. 3:8 En hij die plant en hij die begiet, zijn één, maar ieder zal zijn eigen loon ontvangen overeenkomstig zijn eigen inspanning.
2 Kor. 5:10 Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
Gal. 6:5 Want ieder zal zijn eigen pak dragen.
Openb. 2:23 En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen, en alle gemeenten zullen weten dat Ik het ben Die nieren en harten doorzoek, en Ik zal u geven eenieder naar uw werken.
Openb. 22:12 En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn.
Openbaring 20:12 En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken.
Dat komt 100% overeen met het OT:
Ps. 62:13 Ook de goedertierenheid is van U, Heere, want U zult eenieder vergelden naar zijn werk.
Jer. 17:10 Ik, de HEERE, doorgrond het hart, beproef de nieren, en dat om ieder te geven overeenkomstig zijn wegen, overeenkomstig de vrucht van zijn daden.
Jer. 32:19 groot van raad en machtig van daad (want Uw ogen zijn open over alle wegen van de mensenkinderen, om eenieder te geven overeenkomstig zijn wegen en overeenkomstig de vrucht van zijn daden),
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat wat in het NT geldt, niet gold in de tijd van het OT. Wat betreft de 'staat van bekeerdheid' (wat dat ook moge zijn) is daar in het NT geen verandering in gekomen. In het OT wordt ook expliciet geschreven dat de offers zelf geen vergeving brachten. Alleen op een oprechte schuldbelijdenis (zie Psalm 51) schonk God vergeving. Dat is nu net zo.
De offers in het OT waren beelden. In verschillende boeken in het OT beklaagt God Zich dat het volk zich alleen aan de rituelen hield.
het gaat erom dat een ieder zich verootmoedigt. Wanneer een offer werd gebracht, zonder verootmoediging, was God hier niet mee tevreden.
In het NT vraagt God ook verootmoediging: Hij in mijn plaats.
Het offer in het NT is Christus. Wie zonder verootmoediging aan Hem voorbijgaat, ontvangt ook geen vergeving.
@Duuk
Wat dacht je van Romeinen 3?
20 Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden, voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde.
21 Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de wet en de profeten:
22 Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid.
23 Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods;
24 En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is;
25 Welken God voorgesteld heeft [tot] een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods;
26 Tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is.
27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs.
28 Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet.
29 Is God [een] God der Joden alleen? en is Hij het niet ook der heidenen? Ja, ook der heidenen;
30 Nademaal Hij een enig God is, Die de besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en de voorhuid door het geloof.
31 Doen wij dan de wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.
Ik vind het erg kwalijk dat je voorbijloopt aan de vergeving door het bloed van Christus.
De werken doen we als gevolg van wat God voor ons deed:
Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen.
Verder zouden Abraham (ivm leugens), Jacob (ivm bedriegerij), Jona (ivm onbarmhartigheid), Aäron (ivm afgoderij), David (ivm overspel en moord), Salomo (ivm afgoderij) niet in de hemel zijn/komen. Je gaat eraan voorbij dat we als zondaars gered worden en ook na onze redding nog steeds niet volmaakt zijn.
Misschien kun je het zelf nu heel goed, maar als je jarenlang met iemand in huis woont die je continu treitert, ben je dan in staat om blijvend liefdevol te reageren?
Heiligmaking is inderdaad in volharding het goede doen en toch (helaas, helaas!) struikelen (de ruzie van Paulus en Barnabas en de openbare veinzing van Petrus in de Galaten brief) en weer verzoening vinden in het bloed van Christus. Opstaan uit de zonden en met Zijn hulp weer strijden.
Misschien dat je het duidelijk kunt maken met een citaat uit een van de drie formulieren dat volgens jou vervangen zou moeten worden. Kortom, maak het eens concreet.
Als je goed had gelezen wat ik schreef, dan had je deze reactie niet geschreven. Ik schreef namelijk dat de offers ons niet zalig maken, maar de genade van God. En die is alleen mogelijk door het bloed van Christus. Echter, je kúnt eenvoudigweg niet om de teksten heen die ik geciteerd heb, en dat zijn er aardig wat. Oók uit de brieven van Paulus, en óók uit de Romeinenbrief.
Ik heb aan willen tonen dat de God van het OT Dezelfde is als de God van het NT. Gelukkig wel! Stel dat God Zijn heilsplan steeds verandert, hoe zeker ben ik dan dat God Zijn plan niet nog eens verandert?
Kortom: God verlangt van ons een toegewijd leven, een leven geleid door de Geest. Je kunt honderden keren uitgesproken hebben dat je gelooft in de vergeving van je zonden door het bloed van Christus, maar als dat niet blijkt uit je daden is je geloof zo dood als een pier (Jakobus 2). Dat zijn actieve daden, geen passieve. Daden uit vrije wil (anders is er geen sprake van liefde), geen geprogrammeerde daden.
@Omega: Je draait het om. Waarom moet ik aantonen dat de doop en verbond uit elkaar getrokken moeten worden? Degenen die doop en verbond met elkaar verbinden zouden moeten aantonen dat die met elkaar in verband staan. Dat is echter nergens uit de Bijbel op te maken. De besnijdenis, de sabbat en de drinkbeker van Pesach en de sedermaaltijd zijn tekenen van het verbond, niet de doop.
Je schrijft: "En als je dat doet, zou dat ook moeten gelden voor de joden." Daarin vergis je je. Want daarmee vereenzelvig je de heidenen met de Joden. Dat gebeurt wat betreft het verbond nergens in de bijbel. De heidenvolken mogen wel delen in de zegeningen van het verbond (Gen. 12:3, 18:18, Hand. 3:25, Gal. 3:8), maar het verbond is met Israël gesloten.
In het verbond met Abraham gesloten (Abraham was geen jood zoals je weet), delen ook de heidenen die in Christus zijn, zegt Paulus: "En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen" (Gal. 3:29). Ook dat staat er gewoon. Dus ik begrijp je probleem niet.
Maar bovenal ben ik nog steeds benieuwd welke concrete tekst je om die reden uit de drie formulieren (welke dan ook) zou willen verwijderen. Aan welk citaat erger jij je, om bovenstaande reden. Ter info: het doopformulier hoort niet bij de 3f ;-)
Galaten 3:29 lees ik dan ook in de context van de teksten die ik hiervoor heb aangehaald als het er om gaat dat de heidenvolken in Abraham worden gezegend. Het verbond zelf echter, is voortgezet in de lijn van Izak en later Jakob (Gen. 17:21).
Ook in het NT wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen de Joden en de heidenen, zie o.a. Handelingen 15. Voor de Joden bleef de besnijdenis (tot vandaag de dag aan toe als teken van het verbond met Abraham!!) gelden, voor de heidenen was dat niet nodig.
Ook de Tora is gegeven aan de Joden. De sabbat als een teken tussen God en Israël is dus ook expliciet voor de Joden. De 10 woorden van God zijn dus nooit aan de heidenen gegeven. De heidenen zijn daarvan vrijgesteld. Dat wil niet zeggen dat we mogen zondigen (zie Rom. 6), maar we zijn juist vrij van de wet en mogen in vrijheid wandelen in Christus. Als we dan weer zondigen, binden we ons weer aan de wet, als slaaf van de zonde.
Eerst een verkeerde veronderstelling uit de weg ruimen: ik erger me niet aan de 3fve, ik denk alleen dat er een revisie nodig is. En dan met name op de onderdelen die betrekking hebben op de 10 woorden van God en de kijk op de doop, waar nog van uit wordt gegaan dat deze in plaats van de besnijdenis zou zijn gekomen als teken van het verbond. Dat is onbijbels. Nergens wordt in Gods Woord de doop als teken van het verbond genoemd.
Excuses, dan zit ik er helemaal naast.
Ik sluit me helemaal bij je aan dat het OT en NT niet anders zijn. Eens las ik dat het NT alleen een verklarend woordenlijstje was bij het OT. Dat vond ik wel wat ver gaan, maar er zit wat in.
Natuurlijk gaat het ook over werken - naast het geloof. Maar we moeten oppassen dat we van de heiligmaking niet een nieuwe wet maken, zodat we in de kramp schieten.
Op de voorkant van De Oogst van deze maand staat "Het is voor mij volbracht voor ik iets gedaan heb". Laten we in die vrijheid en vreugde ons leven inrichten tot Gods eer. En niet in de kramp van 'als ik geen goede werken doe, is mijn geloof niet echt'.
Het fundament voor het nieuwe verbond heeft Jezus gelegd door Zijn bloed.
Maar dat verbond zal pas ten volle werkelijkheid worden bij Zijn tweede komst, als Hij zijn koninkrijk hier op aarde zal vestigen. (lees de profetieën)
Het verbond met Abraham loopt verder via Izak, Jakob en zijn nakomelingen.
In Genesis 12 doet God Abraham de evangeliebelofte voor de hele wereld: in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.
Een belofte is wat anders dan een verbond, een verbond is een officieel verdrag (een gebruik wat andere volken ook kenden).
Paulus zegt dat zelfs mensen het niet in hun hoofd halen om iets aan een verbond-testament toe te voegen, weg te laten of dat terzijde stellen.
Wat er in het verbond met Abraham staat kun je lezen in Genesis 15 en 17.
En daar wordt niet gesproken over de evangelie-belofte uit Genesis 12.
Die belofte en het geloof van Abraham was er eerder dan de besnijdenis Romeinen 4 en het verbond Genesis 15 en 17.
Heidenen delen dan ook niet in het verbond met Abraham (God verandert noch het verbond noch de verbondspartners), maar we delen in de zegen: opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen zou komen Gal. 3.
En die zegen rust op hetzelfde fundament (het bloed van Jezus) als alle anderen verbonden en beloften.
Wij zijn erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus, gezegend met alle geestelijke zegeningen. We zijn geestelijke kinderen van Abraham.
Het verbond is voor de natuurlijke kinderen van Abraham, en als een Jood tot geloof komt is hij een natuurlijk EN een geestelijk kind van Abraham.
Het teken van het verbond met Abraham is de besnijdenis, en het teken van het nieuwe verbond is de beker.
Een heiden die door geloof een geestelijk kind van Abraham is heeft niets van doen met zijn natuurlijke erfenis plus het teken wat daarbij hoort.
Dus niet het teken van de besnijdenis overhevelen naar het nieuwe verbond. En natuurlijk ook de besnijdenis niet omzetten naar de doop.
Paulus noemt Timotheüs ook zijn geestelijk kind, en hopelijk snappen we allemaal dat Timotheüs daardoor geen rechten kon laten gelden op Paulus natuurlijke erfenis (mocht hij die gehad hebben).
Als geestelijk kind van Abraham ligt dat precies zo.
Dat van dat verklarende woordenlijstje komt van Prof. van Ruler. Hij zei dan ook dat het OT de eigenlijke bijbel is en het NT dat verklarende woordenlijstje. Dat klinkt wellicht wat denigrerend, maar zo bedoelde hij dat uiteraard niet. Hij wilde daarmee zeggen dat we het NT alleen goed kunnen begrijpen als we het OT kennen. En andersom verklaart het NT veel van wat wij in het OT lezen. Er zijn kerken waar men eigenlijk niets heeft met het OT.
Het is ook raadzaam om het document te lezen waar prof. Paul een link van heeft geplaatst.