Wijziging Joodse jaartelling
prof. dr. M.J. Paul | Geen reacties | 12-01-2016| 15:56
Vraag
Beste prof. Paul, hoe dien ik dit artikel over Daniel 9 te beoordelen? Is het Joodse woord משיח ~ Moshiach, correct vertaald in Messias (versus gezalfde)? Gebruiken de Joden dezelfde brontekst als bijvoorbeeld gebruikt is voor de Statenvertaling, m.a.w. spreken we over hetzelfde? Is het juist gesteld dat de jaartallen e.d.g. uit de Talmoed betrouwbaarder zijn dan Babylonische jaartellingen, bijvoorbeeld als het gaat over het jaar van de verwoesting van de tempel (bijv. 586 BC versus 444 BC)?
Antwoord
Beste vraagsteller,
De Joden gebruiken dezelfde brontekst als de Nederlandse Bijbelvertalingen doen, maar in dit geval zijn er verschillende vertalingen mogelijk. Ik ga eerst in op de uitleg van Daniël 9 en zal daarna de afwijkende Joodse jaartelling behandelen.
Daniël 9
De doelstelling van de website van “Jews for Judaism” is om de Joodse identiteit te versterken door onderwijs en advies tegen misleidende cultussen en zendelingen, en om het kritische denken te bevorderen. In dit geval gaat het om een uitleg van Daniël 9 die aantoont dat Jezus niet de Messias is, zoals christenen menen. Het gaat dan vooral over de verzen 24-26. In de Herziene Statenvertaling luiden deze verzen (in verkorte vorm): 24) “Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk … 25) … vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. … (26) Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden….”
Joden en christenen zijn het erover eens dat de ‘weken’ hier betrekking hebben op perioden van zeven jaar. Dan is 7 + 62 = 69 ‘weken’ gelijk aan 483 jaar. Veel christenen starten deze periode in 444 v. Chr. en komen dan uit op circa 39 na Chr., zodat hier het sterven van Jezus voorzegd is. De website gaat verder in op de mogelijkheid dat ‘profetische jaren’ van 360 dagen bedoeld zijn, zodat de berekening een paar jaar eerder uitkomt.
Terecht wijst men erop dat “moshiach” “gezalfde” betekent. Dat woord kan bijvoorbeeld op koningen betrekking hebben. De Perzische koning Cyrus wordt ook hiermee aangeduid (Jes. 45:1). Het hangt van de tekst en het verband af welke vertaling het beste is.
De website geeft aan dat de Joodse kalender zowel op zonnejaren als op maanmaanden gebaseerd is. Daarom wijst men de gedachte af dat een profetisch jaar 360 dagen is. De Joodse kalender kent twaalf maanmaanden (van 28 dagen) per jaar, maar omdat er dan ongeveer elf dagen per zonnejaar te weinig zijn, wordt er eens in de drie of vier jaar een dertiende maand toegevoerd.
De website stelt dat koning Cyrus 52 jaar na de verwoesting van Jeruzalem het Joodse volk terug liet keren. Dit is ongeveer zeven ‘weken’. De periode van 483 jaar later heeft dan betrekking op de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in het jaar 70 na Chr. Volgens de Joodse kalender is de tweede tempel 18 jaar na het edict van Cyrus ingewijd en heeft deze in totaal 420 jaar bestaan.
Het slot van het artikel signaleert dat er een verschil is van 166 jaar tussen de Joodse en de seculiere Gregoriaanse kalender, maar de Joodse overlevering zou betrouwbaarder zijn. Babylonische kalenders werden immers steeds weer aangepast.
Afwijkende Joodse jaartelling
Het jaar 2016 in de christelijke jaartelling valt grotendeels gelijk met het Joodse jaar 5776, gerekend vanaf de schepping. Dit is gebaseerd op het geschrift Seder Olam Rabbah, “Het boek van de orde van de wereld”, vervaardigd door rabbi Yose ben Halafta (gestorven in 160 na Chr.). Omdat het Oude Testament de basis vormt voor de Joodse chronologie, zouden we kunnen verwachten dat hij tot ongeveer dezelfde conclusie kwam als bisschop Ussher, namelijk dat de schepping ongeveer in 4004 v. Chr., dus ruim 6000 jaar geleden was. Toch zijn er opvallende verschillen in de berekening. De belangrijkste is een verschil van ongeveer 164 jaar (op de website 166 jaar) in de periode tussen de inwijding van de tweede tempel tot de verwoesting ervan door de Romeinen:
Ussher: 584 jaar, 515 v.Chr. – 70 na Chr.
Seder Olam Rabba: 420 jaar, 351 v.Chr. – 70 na Chr.
Dit verschil is vooral veroorzaakt doordat de Seder Olam Rabba het koninkrijk van de Perzen slechts 53 jaar laat duren, terwijl de geschiedschrijver Ptolemaeus 207 jaar geeft (538-331 v.Chr.). De belangrijkste reden is de profetie van Daniël over de 70 weken. De bewuste wijziging van de Perzische periode maakt dat in plaats daarvan naar de messiaanse figuur Simon Bar Kochba gewezen kan worden (gestorven in 135 na Chr.). De beroemde rabbi Akiva ben Joseph, ook wel de vader van de Misjna genoemd, heeft Bar Kochba gesteund in zijn messiaanse pretentie en opstand. De bovengenoemde Yose ben Halafta, de auteur van Seder Olam Rabba, was een leerling van Akiva.
De Jewish Encyclopedia (artikel Seder ‘Olam Rabbah) geeft aan dat er een interne Joodse behoefte geweest kan zijn om de Perzische periode te verkorten, namelijk de verklaring van de tweede ballingschap. De 420 jaar van de tweede tempel worden in Seder Olam Rabba verdeeld in 34 jaar van de Perzen, 180 jaar van de Grieken, 103 jaar van de Makkabeeën en 103 jaar van de Herodessen. Volgens Daniël 9:24 vindt de tweede ballingschap plaats na 70 jaarweken, dus na 490 jaar. Omdat volgens de Talmoed het begin van de Griekse heerschappij 386 jaar voor de verwoesting van de tweede tempel was, bleef er slechts 34 jaar over voor het Perzische rijk. Van belang is dat de Messias pas na de verwoesting van de tweede tempel komt.
Een recente Joodse auteur die toegeeft dat de Joodse jaarrekening bewust verkort is, is Heinrich W. Guggenheimer. Het betreft zijn boek Seder Olam. The Rabbinic View of Biblical Chronology, Lanham: Rowman & Littlefield, 1998, 2005. Zie de pagina’s 244, 256, 260 en 261. Op pagina xii geeft hij toe dat verzet tegen christelijke interpretaties een rol gespeeld kan hebben. De jaartallen in de Talmoed (6e eeuw) zijn meestal in overeenstemming met de (oudere) Seder Olam.
De website wijst op de onbetrouwbare Babylonische jaartellingen. Inderdaad zijn er wel veranderingen doorgevoerd, maar omdat diverse astronomische waarnemingen beschreven zijn, zoals zonsverduisteringen, kunnen wij met de huidige stand van zaken de data tot op de dag nauwkeurig berekenen. Alle gegevens wijzen naar een bewuste Joodse aanpassing van de duur van het Perzische rijk.
Het bovenstaande lijkt misschien nogal technisch en rekenkundig, maar juist omdat de Messiasverwachting in het geding is, is een nauwkeurige vaststelling van de feiten van groot belang.
Voor wie meer wil lezen over deze zaken, zie M. J. Paul e.a., Bijbelcommentaar 1-2 Kronieken, SBOT 5 (Veenendaal: CvB, 2008), Excurs 1, Chronologie, par. 6 De Joodse chronologie (pp. 655-656) en
Bijbelcommentaar Ezechiël-Daniël, SBOT 11 (Veenendaal: CvB, 2014), uitleg Daniël 9.
Prof. dr. M. J. Paul
Dit artikel is beantwoord door
prof. dr. M.J. Paul
- Geboortedatum:13-03-1955
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oegstgeest
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Eindredacteur Studiebijbel OT
-Senior docent Oude Testament (CHE)
-Deeltijd hoogleraar OT te Leuven (B)
-Directeur-bestuurder THGB
Bekijk ook: