In het Oude Testament zalig worden
Ds. G. van de Groep | Geen reacties | 02-07-2005| 00:00
Vraag
Hoe konden mensen in het Oude Testament zalig worden? Immers; niemand kan toch de wet van God volledig houden? Natuurlijk kon er wel verzoening plaatsvinden door brand/reuk/slachtoffers, enz. Maar dan zou die zaligheid buiten Christus om vandaag de dag toch ook nog te verkrijgen moeten zijn? Wat voor rol hebben werkverbond en genadeverbond precies in dit verband?
Antwoord
Graag geef ik een antwoord op jouw boeiende vraag. Er zitten verschillende onderdelen in. Allereerst breng je het zalig worden in het Oude Testament in verband met het volledig volbrengen van de wet van God. En daarvan zeg je zelf al dat niemand die wet van God volledig kan houden. Dat is 100 procent waar. En dat geldt niet alleen voor mensen onder het Oude Verbond (of: Testament), maar ook voor allen -dus ook voor ons- die leven in de Nieuw Testamentische bedeling. Met andere woorden: geen mens, vanaf Adam tot de laatste die tot aan de wederkomst van Christus leeft, wordt zalig op grond van het volbrengen van de wet. Dat ligt niet aan die wet, maar aan ons mensen van wie geldt dat niemand die wet van God kan volbrengen. En dan bedoel ik 100 procent daadwerkelijk en 100 procent vanuit de oprechte, hartelijke liefde tot God en tot de naaste. Alleen Christus heeft hier volmaakt aan voldaan. Door de zonde is onze natuur namelijk verdorven geworden.
Een tekening daarvan kun je lezen in Romeinen 3:9-20. Trouwens, iemand die wedergeboren is en een nieuw hart heeft ontvangen, blijft ook altijd beneden de maat van Gods eis van volmaakte liefde en gehoorzaamheid. “Wij struikelen allen in vele” schrijft Jakobus in hoofdstuk 3:2 van zijn brief. Wie door de werken van de wet behouden wil worden, staat onder de vloek. Lees Galaten 3:10 maar. Dat heeft betrekking op allen die leven onder het Oude en het Nieuwe verbond.
Hoe werd men dan in het Oude Testament zalig? Kon dat buiten Christus om? Dat is de kern van jouw vraag. Het antwoord daarop moet zijn: nee. Nooit zal iemand buiten Christus om behouden worden. Dat geldt voor alle mensen in het Oude, maar ook in het Nieuwe Testamant. Jawel, zul je zeggen, maar Christus was er nog niet in het Oude Testament. Ook dat is een misverstand. Hij was er wel. Ja sterker, heel het Oude Testament staat vol van Christus en Zijn werk. Wij zouden geen Nieuwe Testament (en ook niet Christus) gehad hebben als er geen Oude Testament was geweest. Ik kan ook zeggen: heel het Oude Testament, vanaf de val in het paradijs, is gericht op de komst van Christus. Dat heeft de Heere Jezus trouwens Zelf gezegd. Lees maar eens Johannes 5:39. Daar zegt Hij tegen de ongelovige Joden rondom Hem: “Onderzoekt de Schriften; want gij meent daarin het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen”. En met die Schriften bedoelt Jezus het Oude Testament. Het Nieuwe Testament was er immers nog niet. Dat Oude Testament wordt ook wel met één naam aangeduid, namelijk met “Mozes”. Wel, een paar verzen verder in Joh. 5, namelijk vs. 46, zegt Jezus tegen die ongelovige Joden: “Want indien gij Mozes geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven; want hij heeft van Mij geschreven”. En in nog weer een vers verder, in vers 47, noemt Jezus het Oude Testament: Schriften. “Maar zo gij zijn Schriften niet gelooft, hoe zult gij Mijn Woorden geloven?”. (Lees ook b.v. Luk. 24:25-27, waar Jezus zegt dat Zijn lijden, sterven en opstanding al in het Oude Testament worden geopenbaard).
Christus is dus in heel het Oude Testament aanwezig. Hoe? Op velerlei manieren. In de beloften, in de profetieën, in allerlei handelingen zoals de offers, die onder het Oude Verbond in de tempel werden gebracht. En Gods beloften van redding en zaligheid beginnen meteen al in Genesis 3:15, dus gelijk na de zondeval, als de Heere tegen de duivel (in de figuur van de slang) zegt: “Ik zal vijandschap zetten tussen u en deze vrouw en tussen uw zaad en haar zaad; dat zal u de kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen”. We noemen dat de “moederbelofte”. Dat wil zeggen: hier vloeien al Gods beloften, ook in het Oude Testament, uit voort. Want dat zaad, dat hier beloofd wordt en dat de kop van de duivel zal vermorzelen, is de Heere Jezus Christus.
Een vraag is of al die mensen die in het Oude Testament leefden Christus ook in de belofte hebben herkend? Misschien niet altijd direct, alhoewel, we lezen in Johannes 8:56 dat Abraham Christus wel gezien heeft in de belofte. Daar staat immers: “Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag (nl. de dag van Christus geboorte en komst op aarde) zien zou; en hij heeft hem gezien en is verblijd geweest”. En zien is hier een “zien in het geloof”.
En hiermee raken we een derde aspect wat betreft het zalig worden van mensen onder in het Oude Testament, maar -en ik herhaal weer- ook voor mensen onder het Nieuwe Testament, namelijk dat dit alleen kon door het geloof. Het geloof in Gods beloften. Begrijp goed, niet zomaar wat geloven in de zin zoals je dat vandaag hoort: ik geloof dat er iets is, ik geloof wel in God, enz. Nee, het gaat in het geloof altijd om een hartelijk vertrouwen op Gods beloften en een geestelijke verbondenheid zijn aan en kennen van de Heere als de Gever van die beloften. Geloven is, zei iemand eens terecht: God voor een waarachtig Man houden. En dat geloof, laat ik het erbij zeggen, wordt gewerkt door de Heilige Geest in de weg van het horen naar het Woord van God (zie o.a. Rom. 10:17). Door het geloof in Gods beloften van vergeving, redding en zaligheid werd men in het Oude Testament zalig. Dat gold Abraham, die door het geloof gerechtvaardigd, zeg maar: zalig werd, en David zoals je kunt lezen in Rom. 4:3-25. Hetzelfde lees je ook in Galaten 3. In dat hoofdstuk lees je zelfs over de belofte aan Abraham met betrekking tot de komst van Christus (vs. 16: het aan Abraham beloofde zaad -enkelvoud- is Christus. Een Oud Testamentische gelovige werd alleen maar zalig, kreeg vergeving van zonden en zekerheid van zijn en haar toekomstige eeuwige redding door het geloof in Gods beloften, waarvan Christus het centrum is.
Als je beloften zegt, dan zeg je ook verbond. En daarmee kom ik tot het laatste punt van jouw vraag: welke rol het werk- en het genadeverbond dit verband spelen. Wel, het werkverbond is het verbond dat God oprichtte met Adam en Eva vóór de zondeval. Overigens tref je dit woord in Genesis niet aan. Het komt er in elk geval op neer dat Adam en Eva in de weg van oprechte, hartelijke gehoorzaamheid het eeuwige leven zouden ontvangen. Overigens zou dat geen prestatie zien en het eeuwige leven geen verdienste, immers de Heere had de mens goed geschapen, het was zijn natuur om God te gehoorzamen. De zonde is daarom altijd onnatuurlijk. Maar als de val komt, dan is er geen zaligheid meer langs deze weg. Dan komt de Heere in genade tot de mens en dan richt Hij -en dan neem ik maar even een sprong- met Abraham het genadeverbond op. Via de werken van de wet wordt geen mens meer behouden. Gods genade redt. En genade is onverdiende, verbeurde gunst. En die gunst belooft God aan zondaren in de beloften van het verbond. Daarin eist hij van de zondaar geloof en bekering. Maar tegelijk belooft Hij dit zelf door Zijn Geest in ons hart te willen werken. Tussen die belofte en eis ligt, als het goed is, een biddende zondaar. Inderdaad: “Opent uwe mond, eist van Mij vrijmoedig, op Mijn trouwverbond (genadeverbond); al wat u ontbreekt, schenk Ik, zo gij ’t smeekt, mild en overvloedig”. Dat gold in het Oude, maar ook vandaag in het Nieuwe Verbond, dat overigens hetzelfde verbond is als dat wat de Heere met Abraham oprichtte. Zo werkt de Heere het geloof, dat zalig maakt. En dat geloof is altijd gericht op Christus. Het neemt Hem aan en vertrouwt Zich aan Hem toe in de belofte van het Evangelie. Dat geldt voor ons, dat gold ook voor de gelovigen in het Oude Testament.
Tot slot: zaligheid, vergeving, verzoening en het eeuwige leven met God is er alleen maar door het reinigend bloed van het Lam Gods, Jezus Christus. Welnu, alle geslachte lammeren in het Oude Testament wezen heen naar Hem. Denk aan het bloed dat aan deurposten werd aangebracht voor de uittocht uit Egypte en lees daarbij 1 Kor. 5: 7 en 8.
Het is een lang verhaal geworden en er is nog veel meer van te zeggen, maar ik laat het hierbij en hoop dat je er niet alleen verstandelijke, maar ook geestelijke winst door ontvangt.
Ds. G. van de Groep
Lees ook:
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G. van de Groep
- Geboortedatum:07-04-1944
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Heerde
- Status:Inactief