Drie ambten van Christus
Ds. W. Pieters | 3 reacties | 27-10-2015| 11:37
Vraag
Vraag aan ds. Pieters. Ik besef dat dit overwegend een jongerensite is. Zelf ben ik al ouder, maar ik heb pas deze site ontdekt. Ik proef nogal wat kerkisme bij veel vragenstellers. De een is van de Ger. Gem., de ander HHK, enz. Eigen wijsheden en Bijbelteksten worden gebruikt om het eigen gelijk te onderbouwen, in plaats dat men de Schrift gebruikt tot stichting van elkaar. Wat een armoe wat het geestelijk leven betreft. Als men bijvoorbeeld vraagt: welke bevindelijke boeken moet ik lezen?, dan worden er vele schrijvers genoemd en oudvaders; die overigens kostelijk zijn hoor.
Maar zou men niet wat meer onderwijs mogen ontvangen door Gods Geest in de drie ambten van Christus? Dan noem ik bijvoorbeeld het boekje van wijlen prof. Wisse. Zodat men niet steeds weer in die mens begint en eindigt. Wat ik zo verdrietig vind dat de allebelangrijkste vraag “wat is uw enige troost enz.”, weinig meer naar voren komt in allelei vragen. Juist door de kennis van die ambten worden zonderaren onderwezen in die ambten. Die waarheid is nodig gekend te worden. Ik las eens ergens dat men dan spreekt over geloof, werkzaamheden, beloften enz. Als wij daarin ook onszelf niet vinden en Christus niet hebben leren kennen, die kent God niet.
Antwoord
Het antwoord moet luiden: het één sluit het ander niet uit. Wanneer mensen naar de wijsheid die aan hen gegeven is, proberen hun standpunten te onderbouwen, zullen zij het met de Schrift in de hand dienen te doen. En dat kan tot stichting van elkaar zijn. Dit zegt niets over geestelijke armoede of niet. Iemand verwijzen naar schrijvers van langer of korter geleden hoeft evenmin verkeerd of geesteloos te wezen; als Gods Woord maar het fundament blijft.
De vraagsteller noemt zelf ook een schrijver – en hij bedoelt waarschijnlijk niet om geesteloos te wezen: het boekje van ds. Wisse over de drie ambten (of beter: het drievoudige ambt) van Christus. Beginnen en eindigen in de mens is niet vruchtbaar, maar het onderwijs over Christus moet wel ‘landen’ in het mensenleven en in de gedachten van de lezers. Dat blijkt ook bij het lezen van het genoemde boekje.
De allerbelangrijkste vraag wordt omschreven met de eerste vraag van onze Heidelbergse Catechismus. Het is goed om steeds weer die enige troost, namelijk in de profetische en priesterlijke en koninklijke bediening van onze Zaligmaker, in het oog te houden, maar het is niet verkeerd om, net als de Heilige Schrift zelf ook doet, ook andere bevindelijke en praktische zaken aan de orde te stellen.
Dus, samengevat: onderzoek de Schriften want die zijn het die over Christus, de tot Profeet-Priester-Koning Gezalfde getuigen en ons wijs maken tot zaligheid.
Nu dan dat onderwijs in het drievoudige ambt van Gods Zoon. Terecht merkt de vraagsteller op dat dit door Gods Geest gebeurt. Niemand is een Leermeester als Hij. Maar Hij gebruikt middelen. Daarom schreef Wisse ook een boekje daarover. In plaats van nu naar dit boekje te verwijzen, wil ik doorgeven wat ik jaren geleden in De Catechisant schreef over de vragen en antwoorden 31 & 32 van de Catechismus:
DE NAAM CHRISTUS
Een nieuw onderwerp komt aan de orde nu we in de Heidelbergse Catechismus verder gaan met de behandeling van de Twaalf Artikelen. Het gaat over de tweede Naam die van onze Heiland wordt genoemd: de Naam ‘Christus’. Deze Naam komt uit het Grieks en is de vertaling van het Hebreeuwse woord ‘Messias’. Maar wat betekenen deze twee woorden nu in het Nederlands? ‘Gezalfde’. De Zoon van God wordt ‘Gezalfde’ genoemd.
Jezus’ titel: Zonder erbij na te denken gebruiken wij dikwijls de twee namen ‘Jezus Christus’. Maar deze twee namen zijn niet van dezelfde soort. De Naam ‘Jezus’ is een eigennaam, die dit joodse Jongetje bij Zijn besnijdenis al kreeg. De Naam ‘Christus’ is een soort titel, een ambtsnaam. Ongeveer te vergelijken met een titel als ‘prins’ of dominee’. Denk aan onze kroonprins. Hij draagt net als alle andere jongens / mannen een eigennaam: Willem-Alexander. Maar hij draagt er een titel bij: prins. En als hij straks de plaats van zijn moeder inneemt, wordt zijn titel: koning. Zo ongeveer moet je ook de twee namen van onze Zaligmaker voorstellen. De Naam ‘Christus’ zegt iets over Zijn ambt. Zoals de naam ‘Prins’ voor de naam ‘Willem-Alexander’ iets zegt over het ambt dat op zijn schouders rust.
Jezus’ ambt: Wat voor ambt heeft Jezus dan gedragen of vervuld? Daar spreekt de Catechismus over in vraag en antwoord 31: Waarom wordt Hij ‘Christus’, dat is ‘Gezalfde’ genoemd? Omdat Hij door God de Vader is aangesteld en met de Heilige Geest is gezalfd tot onze hoogste Profeet en Leraar, Die ons de verborgen raad en wil van God aangaande onze verlossing volkomen heeft geopenbaard.
In de eerste plaats lezen we dat de Naam ‘Christus’ te maken heeft met de aanstelling door God de Vader. Waarschijnlijk zie jij niet direct het verband tussen deze aanstelling én de Naam ‘Christus’, dat is: de zalving van de Heere Jezus. Maar dat is vanuit het Oude Testament eenvoudig te verklaren.
Ja, we moeten terug naar het Oude Testament om heel de zalving en de betekenis daarvan te verstaan. We lezen er – zoals je waarschijnlijk wel weet – in het Oude Testament meer dan eens over dat iemand wordt gezalfd. In Exodus 28 vers 41 vinden we voor het eerst Gods opdracht om iemand te zalven, namelijk Aäron en zijn zonen; de priesters dus. Ook lezen we van de zalving van een koning. Samuël zalft in opdracht van God de eerste koning van Israël. David wil koning Saul geen kwaad doen, omdat hij de gezalfde des HEEREN is. En in I Koningen 19 vers 16 vinden we een derde voorbeeld van de Goddelijke opdracht om iemand te zalven (behalve priesters en koningen), namelijk: Elia moet Elisa zalven tot profeet.
Wat wil dat zalven nu zeggen? Het is een symbool of bewijs dat de desbetreffende persoon zichzelf geen priester of koning of profeet maakt, maar dat God hem daartoe aanstelt.
Dat is nu ook de reden waarom de Catechismus over de zalving van Jezus zegt dat dit te maken heeft met de aanstelling van Hem. God de Vader heeft gewild dat Hij dit ambt van Profeet en van Priester en van Koning zou bekleden. Denk maar aan een tekst als Hebreeën 5 vers 4-6, waar Paulus schrijft: niemand neemt zelf die eer aan, maar die door God wordt geroepen, zoals Aäron. Zo heeft ook Christus Zichzelf niet verheerlijkt om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: “Gij zijt Priester in eeuwigheid.”
Dit geeft ons een onuitsprekelijke troost, als we bedenken dat de Heere Jezus dus geen Zaligmaker is zonder Goddelijke toestemming. Ja, nog sterker: God heeft het Zelf gewild en besloten dat Zijn Zoon Zaligmaker zou zijn. Wat houdt dit in voor jou en mij? Dat we met een gerust hart ons aan deze Gezalfde, aan deze Christus, kunnen toevertrouwen, in de wetenschap dat God erachter staat. God keurt het goed dat Hij Profeet of Leraar is om dwazen te onderwijzen. God keurt het goed dat Hij Priester is om met Zijn offer aan het kruis zondaren te verzoenen. God keurt het ook goed dat Hij Koning over jou is. En dus keurt God het goed dat jij tot Hem vlucht om door Hem te worden geholpen!
Maar voordat ik op de drie ambten (beter gezegd: het ene drievoudige ambt) van Christus inga, wil ik eerst nog iets zeggen over de tweede opmerking aan het begin van antwoord 31. Christus is niet alleen door God de Vader aangesteld, maar ook met de Heilige Geest gezalfd.
Geen letterlijke zalf. De zalving waarover het gaat, is niet de zalving van Lukas 7 (waar beschreven wordt hoe een zondares in het huis van Simon de farizeeër Jezus zalft, uit dankbaarheid voor de verzoening van haar zonden). Ook is het niet de zalving waarover we kunnen lezen in Johannes 12, dat Maria, de zuster van Martha en Lazarus, Hem zalft als voorbereiding op Zijn begrafenis). Het gaat niet over een zalving met zichtbare zalfolie, maar over een geestelijke zalving. En wel met de Heilige Geest. De Heilige Geest Zelf is de Zalf waarmee Christus werd gezalfd.
Wanneer gebeurde dit? In zekere zin kun je zeggen dat het gebeurde na de doop in de Jordaan. We lezen dan immers dat de Heilige Geest op Hem daalt in de gedaante van een duif. Het was niet letterlijk een duif, maar alleen de gedaante / de gestalte van een duif. Hiermee werd de gave van de Heilige Geest gesymboliseerd.
Wanneer in het Oude Testament iemand werd gezalfd, was dit niet alleen een bewijs dat hij door God Zelf was aangesteld in dat ambt, maar was het ook een teken van de kracht, wijsheid en bekwaamheid van de Heilige Geest. De Heilige Geest zei als het ware in de zalving: zo zeker als u gezalfd bent, zo zeker zal Ik bij u zijn om u te geven wat u nodig hebt om profeet of priester of koning te zijn.
We zien dit heel duidelijk in I Samuël 16 vers 13. Daar lezen we het volgende: “Toen nam Samuël de oliehoorn en hij zalfde David in het midden van zijn broers. En de Geest des HEEREN werd vaardig over David van die dag af en voortaan.”
Dit betekent niet dat David toen de Heilige Geest ontving tot bekering, want David was al een kind van God en dus was de Heilige Geest al in zijn hart. Maar het ziet op de ambtelijke bekwaammaking.
Dit nu heeft Jezus Christus ook ontvangen. Waarom? Om onze Middelaar te kunnen zijn! Om het werk van Zaligmaker te kunnen volbrengen. Dat had de Zoon van God nodig, niet als God, maar als Mens. De taak om onze zonden te dragen, ons met God te verzoenen, de duivel te overwinnen…, was te groot voor deze heilige Zoon van Maria zonder de bekwaam makende genade en kracht van de Heilige Geest. Daarom moest Hij gezalfd / bekwaamd worden. En Hij ís het ook geworden, zodat Hij volkomen geschikt is om onze Middelaar te zijn! Alweer reden om je met een gerust aan Hem aan te bevelen.
JEZUS ALS LERAAR VAN ONWETENDEN
Gezalfd met de Heilige Geest. Daarover gaat het, wanneer we de Naam ‘Christus’ lezen. Daarom gaf God Zijn Zoon die Naam. Hierboven heb ik er al iets over geschreven. Onder andere dat deze zalving met de Heilige Geest plaats vond na de doop in de Jordaan, Mattheüs 3 vers 16.
Van eeuwigheid af al. Petrus zegt het zo in zijn preek tot Cornelius en zijn vrienden (Handelingen 10 vers 38): God heeft Jezus gezalfd met de Heilige Geest. En ook in Handelingen 4 vers 27 lezen we daarover. De apostelen bidden tot God en zeggen: … Uw heilig Kind Jezus, Die Gij hebt gezalfd. Hierbij halen ze echter Psalm 2 vers 6 aan, waar God zegt: “Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion.” Dit betekent dus dat we verder terug moeten gaan in de tijd dan bij de doop in de Jordaan. We gaan zelfs nóg verder terug: tot vóór het begin van de tijd. God heeft Zijn Zoon namelijk van ééuwigheid gezalfd. In Spreuken 8 vers 23 zegt de eeuwige Wijsheid, Gods Zoon: “Ik ben van eeuwigheid af gezalfd, van de aanvang, van de oudheden der aarde aan.” Wat hield het ook alweer in om gezalfd te zijn? Niet alleen te zijn aangesteld door God, maar ook door Hem te zijn bekwaamd. Dat nu heeft God de Vader van eeuwigheid af, al aan Zijn Zoon beloofd: Ik zal U door Mijn Geest bekwamen. Alles wat U nodig hebt, zal Ik U door Mijn eeuwige Heilige Geest schenken.
Onderwijs tot ommekeer. Als God in het Oude Testament iemand liet zalven, dan was het tot een bepaald ambt, een bepaald werk: profeet of priester of koning. Jezus nu heeft de zalving met de Heilige Geest ook ontvangen tot deze drie ambten. Jezus, onze Zaligmaker, was immers Profeet! Zo zegt Kleopas in Lukas 24 vers 19: “Jezus de Nazarener, Die een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en heel het volk.”
Als Profeet heeft onze Heiland gepreekt, onderwijs gegeven. Hij begon Zijn openbare optreden met prediken. Denk maar aan Mattheüs 4 vers 17. Het eerste wat over Hem staat geschreven na Zijn doop in de Jordaan en verzoeking in de woestijn is: “Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: “Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.”
Mattheüs zelf tekent hierbij aan dat nu de heerlijke heilsprofetie is vervuld dat het volk in duisternis een groot licht ziet; over een volk in schaduw van de dood is een licht opgegaan (Jesaja 9 vers 1). Daar waar het onderwijs van Jezus komt, gaat een licht schijnen.
Verlangt jouw ziel ook naar licht? Of beleef jij nog genoegen aan de duisternis? Duisternis is in de Bijbel beeldspraak voor zonde en ellende, duivel en hel. Het licht is beeldspraak voor vreugde en leven, echt gelukkig, heilig en blij zijn. Nu, dat is te verkrijgen vanuit het onderwijs van de Heere Jezus Christus.
Wat zegt Hij als eerste? Bekeer u. Het Griekse woord dat hier voor ‘bekeer u’ wordt gebruikt (meta-noeite), betekent: tot andere gedachten komen. Nu, hoe kom je in het alledaagse leven tot andere gedachten? Vaak, wanneer je over een bepaald iets nader wordt ingelicht. Je wilde een brommer kopen en je had je vast voorgenomen dat te doen en niemand kon het je uit je hoofd praten…, totdat iemand jou iets vertelde waardoor jij van gedachten veranderde. Dat is – in alledaags spraakgebruik – nu precies wat er gebeurt als iemand tot bekering komt: dan komt hij tot andere gedachten. En dit gebeurt door middel van onderwijs.
Daarom is het zo heel erg belangrijk dat we onderwijs krijgen van de Heere Jezus.
Het woord metanoeite betekent ook: berouw hebben. Dan gaat het over een verandering van gedachte nádat jij (in het voorbeeld van die brommer) de brommer al hebt gekocht. Dan heb je er spijt van dat je het deed. Dat je je niet liet waarschuwen door je vader en niet liet tegenhouden door je moeder, maar dat je koppig je zin doorzette. Kom je later toch tot andere gedachten en zie je in dat het helemaal verkeerd was om die brommer te kopen, dan heb je er spijt / berouw van.
In het onderwijs van Jezus gaat het altijd over een verandering van gedachte met betrekking tot God en onszelf. En dan krijg je berouw over je houding ten opzichte van God. Dan krijg je berouw over je zonden.
Onderwijs tot behoud. Dat was het eerste wat Jezus predikte, toen Hij Zijn Profetisch ambt begon uit te oefenen. Maar dat was niet het enige. Volgens Markus (hoofdstuk 1 vers 15) zei Jezus daarbij: “En geloof het Evangelie.” Voor een ieder die berouw had, die dus tot andere gedachten was gekomen, was er evangelie: een goede boodschap, een blijde tijding. De Heidelbergse Catechismus gaat nu in de uitleg van het Profetische ambt van Christus daarop verder in. Het gaat over Gods raad en Gods wil met betrekking tot onze verlossing. Dat is de goede boodschap en de blijde tijding, die we met een Grieks woord evangelie noemen.
Waarom wordt Hij ‘Christus’, dat is ‘Gezalfde’ genoemd? Omdat Hij door God de Vader is aangesteld en met de Heilige Geest is gezalfd tot onze hoogste Profeet en Leraar, Die ons Gods verborgen raad en wil over onze verlossing volkomen heeft geopenbaard.
Wat is nu belangrijk? Dat wij naar deze Leraar luisteren. Dat we bij Hem op school komen. Dat we onze oren openzetten en ontvankelijk zijn voor alles wat Hij ons leert. Dat we dus doen zoals de tollenaars (de slechtste soort mensen onder het Joodse volk, die we ons maar denken kunnen). Wat deden die? In Lukas 15 vers 1 lezen we: “Al de tollenaars en de zondaars naderden tot Hem om Hem te horen / naar Hem te luisteren.”
Of denk aan Maria, de zuster van Martha en Lazarus, uit Bethanië. Je kent wel de geschiedenis in Lukas 10 vers 38-42: “Het geschiedde toen zij reisden dat Hij kwam in een plaats. En een zekere vrouw met name Martha ontving Hem in haar huis. En deze had een zuster, genaamd Maria, die ook zittend aan de voeten van Jezus Zijn woord hoorde. Maar Martha was zeer bezig met veel dienen. En daarbij komende zei zij: “Heere, trekt Gij U dat niet aan dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg haar dan dat zij mij helpt.” En Jezus antwoordende zei tegen haar: “Martha, Martha, u bekommert en verontrust u over veel dingen, maar één ding is nodig. Maar Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen.” ”
Hieronder ga ik verder met de inhoud van Jezus’ onderwijs. Nu wil ik alleen nog dit ene heel verdrietige ding zeggen: wij hebben allemaal besloten niet bij de Heere Jezus op school te komen. En niet naar Hem te luisteren, maar onze oren voor Zijn goede woorden dicht te doen…! ONTZETTEND.
ZELFS DWAZEN KUNNEN WIJS WORDEN
Profeet of Leraar is Jezus. Daarom is Hij gezalfd met de Heilige Geest. Hij geeft onderwijs. Het eerste wat Hij predikte, zoals we hebben gezien: bekeert u en gelooft het evangelie. Dit evangelie is Gods bekendmaking / openbaring van de weg tot zaligheid. Daarom zegt de Heidelbergse Catechismus over het Profetische ambt van Christus:
Die Gods verborgen raad en wil over onze verlossing volkomen aan ons heeft geopenbaard.
Het gaat over onze verlossing. Een belangrijk onderwerp, vind je niet? Als we deze weg van verlossing niet weten, dwalen we en verdwalen we. Dan raken we nooit van het spoor der zonde af. Dan komen we nooit op de goede weg naar het eeuwige leven. Maar God heeft ons geopenbaard hoe wij zalig kunnen worden. God draagt zorg voor ons behoud. De vraag is maar: ben jij er ook in geïnteresseerd? Draag jij er zelf ook zorg voor dat jouw ziel gered wordt?
Hij is nog steeds Onderwijzer. Het werk van Jezus als Profeet of Onderwijzer heeft niet slechts de drie jaren geduurd dat Hij op aarde was, maar het gaat nog steeds voort. Door Zijn dienaren laat Hij immers nog steeds de weg tot zaligheid bekendmaken. Denk aan Jezus’ opdracht in Lukas 24 vers 47, waar Hij zegt dat in Zijn Naam gepredikt moet worden bekering en vergeving van zonden, onder alle volken, beginnende van Jeruzalem.
Natuurlijk is deze prediking niet pas in het Nieuwe Testament begonnen! Ook in het Oude Testament was de inhoud van de verkondiging: bekering en vergeving van zonden. Maar nu mag het aan alle volken, ook het Nederlandse, worden verkondigd, terwijl het in de Oudtestamentische tijden alleen aan Israël werd verkondigd.
Wat is Gods genade groot dat vergeving van zonden mag worden gepredikt. Door deze prediking oefent Christus Zijn Profetisch ambt nog steeds uit. Elke prediking van het Woord, wanneer ze tenminste zuiver is, is bediening van Christus’ Profetisch Ambt.
Heb jij ook verlangen naar vergeving van je zonden? Lees dan dit vers nog maar ‘s: in Zijn Naam moet gepredikt worden bekering en vergeving van zonden, onder alle volken, beginnende van Jeruzalem.
Wat is bekering?
Maar, zeg je misschien, er staat bij dat je eerst je moet bekeren... En hoe moet ik dat doen? Vergis je niet. Deze bekering is niets anders dan eerbiedig tot Christus de toevlucht nemen en Hem smeken om verzoening. Dus jij hoeft niet eerst zelf voor bekering te zorgen en dan zorgt God voor vergeving. Nee, jij mag nu eerbiedig tot God gaan, Hem vragen om vergeving van al je zonden. Heb je geen berouw? Heb je geen zondesmart? Vraag het Hem. Hij laat bekering en vergeving van zonden prediken, niet als eis en voorwaarde, maar als gave en geschenk! Daarom is er ook alle reden om bij deze Leraar op school te komen – hoe onwillig je vanuit je natuur ook bent – om door Hem te worden onderwezen hoe je deze twee genadegaven kunt ontvangen.
Wanneer we op Zijn school zijn toegelaten en Hij ons deze twee grote zaken heeft geleerd (niet theoretisch alleen, maar met heel je bestaan), dan gaat Hij door met Zijn onderwijs. Kijk maar hoe Hij het zegt bij Zijn afscheid van de discipelen in Mattheüs 28 vers 19. Hij geeft ze de opdracht: “Ga dan heen, onderwijs al de volken, die dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb.”
Voortgaand onderwijs
Er staat voor ‘onderwijs’ in het Grieks een woord dat we goed zouden kunnen vertalen met ‘maak tot discipel’. Hetzelfde Griekse woord staat ook in Handelingen 14 vers 21, waar onze statenvertalers het als volgt hebben vertaald: “Toen zij aan die stad het evangelie verkondigd en vele discipelen gemaakt hadden…” Een discipel is een leerling. Jezus wil dus Leraar zijn en geeft aan Zijn leerlingen de opdracht om alle volken tot Zijn leerlingen te maken. Alle volken moeten bij Hem op school komen. Aan alle volken wil Hij de weg tot zaligheid bekendmaken.
Hoe moeten de apostelen nu de volken tot Zijn leerlingen maken? Door ze te dopen in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest én door ze te leren om alles te onderhouden wat Christus aan Zijn discipelen had geboden.
Wat Christus allemaal heeft geboden, hoort ook bij het Profetische ambt van Christus. Ik vraag je: stel jij daar ook belang in? Zou je graag Hem volkomen willen gehoorzamen? Wat hebben we dan dit onderwijs toch nodig! En wat is er nu ook heerlijk in voorzien!
De inwendige Leermeester is nodig. Het Profetische ambt van Christus is niet voorbij, maar Hij bewijst Zich nog steeds als Profeet. Zijn dienaren zijn alle eeuwen door uitgegaan om te prediken. Hoewel, hun stem is niet krachtig om ons hart te raken of te overtuigen. Maar Christus heeft aan Zijn discipelen of apostelen de Heilige Geest beloofd en door Hem is hun prediking niet krachteloos. Dan mag van de prediking van het evangelie gelden, wat Paulus schrijft in Hebreeën 4 vers 12, dat Gods Woord levend en krachtig is en scherper is dan welk scherp zwaard ook maar, en dat het in onze ziel naar binnen gaat tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en dat het een oordeler is van de gedachten en van de overleggingen van het hart.
Kijk, dan gaat het Woord van God in jouw hart naar binnen en word je overwonnen. Dan breekt Hij jouw vijandschap, dan neemt Hij je onmacht weg, dan buigt Hij je wil, en dan werkt Hij een verlangen in je hart naar de verdere openbaringen of bekendmakingen van Christus’ Persoon en werk. Zo gaat het Profetische werk van Christus door, in de gemeente van eeuw tot eeuw; en in het leven van Gods kind, van jaar tot jaar.
Hoe gaat dat dan? Een voorbeeld in de geschiedenis van de christelijke kerk van dit Profetische werk van Christus is de heerlijke tijd van de kerkhervorming of de reformatie. Toen is namelijk het Woord van God weer in het licht gekomen. Toen ging de Geest van Christus onderwijs geven, zoals het in eeuwen niet was geweest.
En zo is het in je persoonlijk leven eveneens. Wanneer het Woord van God aan het woord komt in je hart en leven, dán oefent Christus Zijn Profetisch ambt meer en meer uit. Dan word je meer en meer leerling. Niet om steeds wijzer te worden in eigen oog, maar wel om steeds meer toe te nemen in de kennis van Christus.
De apostel Petrus roept zijn lezers daartoe op (II Petrus 3 vers 18): “Was op (= neem toe, groei) in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus.” De kanttekening wijst erop dat het betekent: neem dagelijks meer en meer toe in de christelijke leer. Het is beeldspraak genomen van kinderen, die langzamerhand volwassen worden.
Nu hebben we uitgebreid nagedacht over het Profetische ambt van Christus. Hij is een Leraar van dwazen en onwetenden. Weet jij niet hoe je zalig moet worden? Kun je absoluut niet bekijken hoe je ooit van je zonde verlost zult worden en een kind van God zult worden? Smeek dan deze Leraar om jou te onderwijzen. Hij doet het graag. Hij rekent er niets voor. Hij is zeer geduldig en staat met open armen te wachten op leergierige leerlingen!
DE GEZALFDE PRIESTER
Het tweede ambt van onze Middelaar is Priester. Het werk van een priester was offeren. Jezus was Priester, hoewel Hij niet uit de priesterlijke familie kwam. De priesters stamden, als het goed was, uit de stam Levi en het geslacht van Aäron. Maar de Zoon van Maria stamde uit Juda, het geslacht van David. Nadrukkelijk stelt Paulus dit in Hebreeën 7 vers 13 en 14 aan de orde. Het Priesterschap van Jezus is dan ook niet hetzelfde priesterschap als van Aäron.
God zweert en het berouwt Hem niet. In Psalm 110 vers 4 lezen we al: “De HEERE heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de orde van Melchizedek.”
Je ziet dat hier een priester wordt beloofd, niet naar de orde van Aäron, maar naar die van Melchizedek. Volgens de uitleg van zowel Jezus Zelf als Paulus gaat het hier over het Priesterambt van Gods Zoon, onze Verlosser en Zaligmaker, Jezus Christus.
Let je nu goed op, dat zie je dat deze belofte of profetie begint op een merkwaardige manier: God zegt niet zomaar: “Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de orde van Melchizedek”, maar Hij begint met het zweren van een eed. Waarom? Om hierdoor duidelijk te maken dat het niet zomaar een priesterschap was, maar een heel belangrijk Priesterschap. En verder om onze aandacht ervoor te vragen dat het Priesterschap van de Nieuwtestamentische tijd niet de voortzetting zou zijn van Aäron, maar dat het een totaal nieuwe orde inhoudt.
Verder staat er tot troost nog eens bij, na die eed: en het zal Hem niet berouwen. Waarom staat dat er ook nog eens bij? Omdat we eigenlijk maar één ding kunnen verwachten, namelijk dat God er berouw van zal krijgen om Zijn Zoon naar deze aarde te sturen.
Kijken we naar de geschiedenis van het volk Israël dan zien we een opeenstapeling van gruwelijke zonden. God moet er toch wel moe van zijn geworden (en dat zegt Hij dan ook in Jesaja 43 vers 24). Hij moet dan dus ook wel eens berouw erover hebben gehad dat Hij Zijn Zoon heeft beloofd te zullen zenden, of niet? En kijken we om ons heen, dan is het in onze dagen al niet anders – en dat wist God allemaal van tevoren… En het een jongen of meisje die zichzelf heeft leren kennen en voor zichzelf heeft leren schrikken, zegt ook: o God, U moet er wel honderd keer spijt van hebben gehad om Uw lieve Zoon voor mij op deze aarde te zenden! Of denk jij dat nooit?
En daarom staat erbij dat het de HEERE nooit zal berouwen om Zijn Zoon tot Priester te zenden op deze aarde. O, wat was dat een ontzaglijke dreun voor het rijk van de hel en een heerlijke vertroosting voor het volk van God!
Hier gaat het dus ook over Melchizedek. Wie was eigenlijk Melchizedek? In de Bijbel komt vóór Psalm 110 één keer de persoon van Melchizedek voor en wel in Genesis 14 vers 18-20. Abram keert daar terug van het verlossen van Lot en dan staat er opeens: “Melchizedek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn. En hij was een priester van de allerhoogste God. En hij zegende hem en zei: ‘Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit! En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft!’ En hij gaf hem de tiende van alles.”
Dus Abram gaf tienden aan Melchizedek en werd door deze mysterieuze priester van Salem gezegend. Wie is dan toch deze Melchizedek? De Bijbel zegt er in het Oude Testament verder niets over. Pas Paulus schrijft uitgebreid over deze priester uit Abrams tijd en zegt op grond van Psalm 110 dat Melchizedek een voorbeeld is van Jezus Christus, onze Goddelijke Hogepriester.
De Priester-Koning
Eén van de meest bijzondere dingen van Melchizedek is dat hij niet alleen priester is, maar ook koning. En dat was in Israël per definitie onmogelijk – al deden koningen soms wel priesterlijk werk. Maar bij Jezus Christus is het zo dat Hij helemaal Koning en tegelijk helemaal Priester is. En hierin is Melchizedek een voorbeeld van Christus. Verder schrijft Paulus dat Melchizedek ook dáárom een voorbeeld van Christus is, omdat ook van Melchizedek niets staat over zijn vader (en Christus heeft geen menselijke vader gehad), of over zijn moeder (en Christus heeft geen Goddelijke moeder gehad), of over zijn afkomst (en Christus is van eeuwigheid), of over het einde van zijn leven en van zijn priesterschap (en Christus leeft ook eeuwig en is ook voor eeuwig Priester).
Moeilijk, hè?
De Offeraar = Offerande
Je hoeft dir niet meteen allemaal te begrijpen, als je maar wel onthoudt dat Jezus Christus niet net zo’n priester is als Aäron. Aäron moest eerst een offer brengen voor zichzelf, en hij moest steeds opnieuw offers brengen. Maar Christus hoefde niet eerst voor Zichzelf een offer te brengen, en Hij hoefde Zijn Offer niet steeds te herhalen.
Christus is een volmaakte Hogepriester en Zijn ene Offer op Golgotha is volkomen genoeg!
Wat heeft de Gezalfde als Priester gedaan? De Heidelbergse Catechismus zegt het als volgt (vraag en antwoord 31):
En tot onze enige Hogepriester, Die ons met de enige offerande van Zijn lichaam heeft verlost.
Dit houdt dus in dat er geen andere priesters zijn. Hij is de Enige. De priesters van de roomse kerk zijn misschien opvolgers van Aäron, maar zeker niet naar de priester-orde van Melchizedek! Wij hebben aan deze ene Priester ook genoeg, want Zijn ene Offer is volkomen. Het was het Offer van Zijn heilig lichaam. In de Bijbel staat dat Hij Zichzelf heeft geofferd. Dus ook Zijn ziel is daarbij betrokken geweest.
Johannes de Doper wijst Hem bij de Jordaan al aan met de woorden: “Zie, het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt!” Voor de goede verstaanders was door deze aanduiding al duidelijk dat Jezus Christus moest sterven. Want in de Israëlitische gedachtewereld werd een lam altijd in verbinding gebracht met de offerdienst of het Pascha. Welnu, al in het Oude Testament had God door de profeet Jesaja laten profeteren (hoofdstuk 53 vers 7): “Als een lam werd Hij ter slachting geleid en als een schaap dat stom is voor het aangezicht van zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open.” Filippus legt in Handelingen 8 vers 35 dit vers uit als profetie van Christus.
-We hebben dus een Priester.
-We hebben dus een Lam.
Ik vraag jou: heb jij deze Priester nodig? Heb jij dit Lam nodig?
Wat voor werk heb je voor deze Priester-Lam? Heb jij zonden? Moeten die verzoend worden?
JEZUS ALS VOORSPRAAK
Nog een keer gaan we nadenken over het heerlijke, troostrijke werk van Christus als Priester. Je begrijpt wel dat Hij geen Priester was voor Zichzelf. Dat was niet nodig. Een priester in het Oude Testament had wel de priesterlijke verzoening voor zichzelf nodig, maar Jezus niet. Hij was immers geen zondaar.
Paulus schrijft dit in Hebreeën 7 vers 26 en 27: Christus hoefde niet eerst voor Zijn eigen zonden te offeren, zoals de hogepriester moest doen.
Paulus herinnert hier de lezers onder andere aan de plechtigheid van de Grote Verzoendag. Op die dag moest en mocht de hogepriester in het Heilige der heiligen gaan, achter de voorhang. Ging hij eenmaal erin? Nee, tweemaal: eerst om zijn eigen zonden te verzoenen en daarna om de zonden van het volk te verzoenen.
Maar Christus had dat niet nodig, want Hij is in eeuwigheid geheiligd, Hij is zonder zonde.
Hij heeft ons dus (zoals we de vorige keer zagen) met de enige offerande van Zijn lichaam verlost, zo begint de Catechismus Zijn Priesterlijk werk te omschrijven. Maar als je zou denken dat dit alles was, heb je je gelukkig, God zij dank, vergist. Er is meer, nog veel meer! Christus heeft als Priester nog veel meer gedaan.
Niet dat er nog iets door Hem betaald moest worden, want wat dat betreft kon Hij zeggen: het is volbracht!
Maar zoals een priester in Israël, moest ook Jezus meer doen dan alleen offeren. Hij moest ook ingaan in het heilige en daar bij het gouden reukofferaltaar bidden voor het volk. En daarover gaat het nu in het tweede stukje van het Hogepriesterlijke ambt van Christus:
En tot onze enige Hogepriester, Die ons met de enige offerande van Zijn lichaam heeft verlost. En voor ons met Zijn voorbidding steeds tussentreedt bij de Vader.
Wat betekent dat moeilijke woord ‘tussentreedt’? Ergens tussen gaan staan. Denk aan het volgende: in een hevig gevecht gewikkeld, dreigt een legerofficier door de speer van een vijandige soldaat doorstoken te worden. Op het laatste moment ziet een soldaat van de officier het en meteen werpt hij zichzelf ertussen. Hij vangt de dodelijke steek op en de officier wordt niet getroffen. Dit beeld is gebrekkig, maar ik gebruik het om een voorbeeld te geven, hoe het woordje ‘tussentreden’ kan worden opgevat.
We kunnen dit heel treffend zien in de profetie van Zacharia, hoofdstuk 13 vers 7. God zegt daar: “Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heerscharen. Sla die Herder. En de schapen zullen verstrooid worden. Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden.” Dit was Christus’ werk op Golgotha. Daar heeft Hij het zwaard van Gods heilige toorn en zonde-wraak opgevangen. Daar werd Hij dodelijk gewond om Zijn schapen te beschermen. Zo alleen is het mogelijk dat het wraakzwaard van God ons niet voor eeuwig verdoemt! Denk je daar wel eens aan? Of ga je aan dit gebeuren gewoon voorbij?
In de hemel doet Christus nu als het ware hetzelfde: Hij vangt de dodelijke wraak en toorn van God op. Niet letterlijk. Hij hoeft de toorn van God niet meer te dragen. Hij wordt nu niet meer gewond. Dat is eenmaal gebeurd, op Golgotha.
Maar je zou kunnen zeggen: in de toepassing gebeurt het nog steeds. Hoe dan? Menselijk gesproken zouden we ons dit als volgt kunnen voorstellen. Er is een kind van God. Hij heeft nog veel zonden en gebreken. God haat de zonden, ook in Zijn kinderen. Hij moet de zondaar, ook Zijn kind, straffen. Maar Christus treedt tussenbeide en zegt tegen Zijn Vader: Uw zwaard heeft Mij getroffen. Ik ben voor dit kind van U gestraft. U hoeft hem niet meer met Uw toorn en wraak te verdoemen!
Dus Christus wijst de Vader als het ware op Zijn offer van Golgotha. Christus laat het offer van Golgotha steeds voor Zijn volk effectief worden, krachtig worden.
Duidelijk is Paulus hierover in Romeinen 8 vers 34. Daar staat: “Christus is het Die gestorven is. Ja, wat meer is: Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt.” Er staat bij: “Wie is het, die verdoemt?”
Duidelijk is dat enerzijds het bidden van Christus voor ons in verband staat met hemelvaart, opstanding én kruisiging. Duidelijk is ook dat anderzijds het bidden van Christus voor ons in verband staat met het al of niet verdoemd worden. Zonder de voorbidding van Christus zou dus Zijn kruisiging, opstanding en hemelvaart niet áf zijn. En zonder de voorbidding van Christus zou de verdoemenis zeker ons deel zijn!
Onze Advocaat
We lezen hierover ook een prachtige uitspraak in I Johannes 2 vers 1: mijn kinderen, ik schrijf u deze dingen met de bedoeling dat u niet zondigt. En als iemand gezondigd heeft, hebben wij een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.
Duidelijk is dat de werkzaamheid van Jezus Christus bij Zijn Vader hier in verband wordt gebracht met ons zondigen. Johannes schrijft eerst dat hij de bedoeling heeft dat zijn lezers niet zondigen, en direct erna schrijft hij – als iemand gezondigd heeft – dat er een Voorspraak is bij God.
Hij bedoelt niet de zonde te vergoelijken of te verkleinen. Hij bedoelt niet te zeggen: mensen, het is niet zo erg, hoor, als u zondigt, want Jezus Christus maakt het wel weer goed. Nee, dit bedoelt Johannes niet. Wat dan wel? Dat iemand die gezondigd heeft en daar berouw over heeft en nu wanhopig dreigt te worden, als hij denkt aan zijn vuile zonde en aan Gods heilige toorn tegen de zonde…, dat hij dan getroost mag zijn: er is een Voorspraak bij God de Vader.
Wat betekent het woord ‘Voorspraak’? Het Griekse woord paraklètos betekent: pleitbezorger, advocaat.
En wanneer heb je een advocaat nodig? Als je voor de rechter moet verschijnen. God de Vader, al heeft Hij Zijn kinderen innig lief, is en blijft toch altijd ook Rechter, Die het zondige haat en straft. Hoe zal het Gods kinderen nu vergaan? Wel, de Vader heeft gezorgd voor een Advocaat, Jezus Christus, de Rechtvaardige. Hij heeft eerst geleden en betaald. En nu pleit Hij bij Zijn Vader voor Zijn discipelen. Daarom mogen wij zonder angst en beven (hoewel met kinderlijke vreze en eerbied), ootmoedig en vrijmoedig tot God naderen, steunende op het werk van Jezus Christus alleen.
DE NEDERLANDSE GELOOFSBELIJDENIS
Nog een keer gaan we nadenken over het tweede deel van Christus’ Hogepriesterlijke ambt: Zijn voorbidding bij Zijn Vader. Het gaat over antwoord 31 van de Heidelbergse Catechismus, waar staat:
En tot onze enige Hogepriester, Die ons met de enige offerande van Zijn lichaam heeft verlost. En voor ons met Zijn voorbidding steeds tussentreedt bij de Vader.
Wat houdt nu deze voorbidding in? Ik vind dit het beste verwoord in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 26. Daarom zal ik heel dit artikel hier plaatsen, ietwat vereenvoudigd en uitgelegd.
Artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis luidt als volgt:
Wij geloven dat wij geen toegang hebben tot God dan alleen door de enige Middelaar en Voorspraak, Jezus Christus, de Rechtvaardige. Hierom is Hij mens geworden. Hij verenigde samen de Goddelijke en de menselijke natuur. Zijn doel is dat wij mensen toegang hebben tot de Goddelijke Majesteit. Anders was de toegang voor ons gesloten.
Indrukwekkend begin! Willen we het Hogepriesterlijk werk van Jezus Christus werkelijk verstaan, dan kan dat alleen vanuit de hartelijke erkenning van dit begin van artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis!
Maar deze Middelaar, Die de Vader aan ons heeft gegeven tussen Zich en ons, moet ons door Zijn grootheid niet verschrikken, om ons een ander, naar ons goeddunken, te doen zoeken. Want er is niemand, in de hemel of op de aarde onder de schepselen, die ons meer liefheeft dan Jezus Christus. Hoewel Hij in de gestalte van God was, heeft Hij toch Zichzelf vernietigd en de gestalte van een mens en van een dienstknecht voor ons aangenomen. En Hij is in alles aan Zijn broeders gelijk geworden.
Geloof jij dit heel persoonlijk? De Nederlandse Geloofsbelijdenis gaat verder met de vriendelijkheid van de Heere Jezus te tekenen. Dit was zeker in die dagen wel nodig, want de roomsen kregen over Christus bijna niets anders te horen, dan dat Hij heilig en rechtvaardig was en straks als grote Rechter de wereld zal oordelen.
Ook voor een terneergeslagen ziel, die met haar zonden worstelt, is het goed om de vriendelijkheid van Jezus Christus te overwegen!
Als wij nu een andere Middelaar moesten zoeken die ons goedgunstig was, wie zouden wij kunnen vinden die ons meer liefhad dan Hij Die Zijn leven voor ons heeft gelaten, ook toen wij Zijn vijanden waren? En als wij er één zoeken die macht en aanzien heeft – wie is er die daarvan zoveel heeft als Hij Die gezeten is aan de rechterhand van Zijn Vader, en Die alle macht heeft in de hemel en op de aarde? En wie zal eerder verhoord worden, dan de eigen welbeminde Zoon van God? Dus is alleen door wantrouwen dit gebruik ingevoerd dat men de heiligen onteert.
Guido de Brès doelt met het laatste op de aanbidding van de heiligen. De roomse kerk vond dat je niet direct tot Christus mocht gaan en door Christus tot God de Vader, maar dat je eerst allerlei heiligen (gestorven kinderen van God, en vooral Maria, de moeder van Jezus) moest vragen om een goed woordje voor je te doen bij de Heere Jezus.
En hier moet men niet aan de orde stellen dat wij het niet waardig zijn. Want het heeft hier de betekenis niet dat wij onze gebeden op onze waardigheid zouden voordragen, maar alleen op de uitnemendheid en waardigheid van onze Heere Jezus Christus, Wiens rechtvaardigheid de onze is door het geloof.
Dus al ben je nog zo onwaardig, ja, al voel je je nog zo helwaardig – kom toch maar! Want in het bidden steun je alleen op de verdiensten van de Heere Jezus Christus. En deze verdiensten zijn er juist voor slechte mensen!Vervolgens gaat de Nederlandse Geloofsbelijdenis een rij teksten aanhalen die allemaal laten zien dat je vrijmoedig tot Jezus mag komen, al ben je nog zo slecht.
Wanneer de apostel Paulus deze dwaze vrees of veel meer dit wantrouwen van ons wil nemen, zegt hij ons dat Jezus Christus Zijn broeders in alles gelijk geworden is. Zijn doel is dat Hij een barmhartige en getrouwe Hogepriester zou zijn, om de zonden van het volk te verzoenen. Want waarin Hij Zelf verzocht was en geleden heeft, kan Hij degenen die verzocht worden, te hulp komen.
Dus nu niet meer wantrouwig zijn, hè?
En daarna, om ons nog meer moed te geven om tot Hem te gaan, zegt hij: omdat wij een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus de Zoon van God, laten we dus deze belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen Hogepriester, Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen net als wij verzocht is geweest, maar zonder zonde.
Laten we dus met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, met als doel dat wij barmhartigheid zullen verkrijgen en genade vinden, om geholpen te worden op de juiste tijd. Dezelfde apostel zegt dat wij vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus. Laten we dus toegaan, zegt hij, in volle zekerheid van het geloof. Verder: Christus heeft een onvergankelijk priesterschap. Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te bidden.
Wat ontbreekt er nog, aangezien Christus Zelf deze uitspraak doet: “Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij?” Met welk doel zouden wij een andere voorspreker zoeken, aangezien het God heeft beliefd ons Zijn Zoon als Voorspreker te geven? Laten we Hem niet verlaten om een andere te nemen. Of beter gezegd: een andere te zoeken, zonder die ooit te vinden. Want toen God Hem aan ons heeft gegeven, wist Hij wel dat wij zondaars waren. Daarom roepen wij in overeenstemming met het bevel van Christus de hemelse Vader aan door Christus, onze enige Middelaar, zoals wij in het gebed des Heeren geleerd zijn. En wij zijn verzekerd dat al wat wij de Vader zullen bidden in Zijn Naam, ons gegeven zal worden.
Is er nu niet genoeg reden om te hopen op Gods genade? Nee, niet door alleen maar over Jezus te denken, maar door daadwerkelijk tot Hem te gaan, in het gebed. Wij eren Jezus in Zijn Hogepriesterlijke werk niet als wij altijd maar weer denken: zou het offer van Golgotha wel voor mij zijn? Zou Christus wel voor mij willen bidden? Wij eren deze dierbare Hogepriester door nú, zonder enig uitstel, al ons vertrouwen op Hem te stellen. Dan zal Hij ons ook zeker niet teleurstellen!
Nog één ding over het werk van onze Hogepriester: wanneer Hij vanaf de Olijfberg naar de hemel gaat, doet Hij dit op bijzondere manier. Lees maar Lukas 24 vers 50- 51: “Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië, en Zijn handen opheffende zegende Hij hen. En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde en werd opgenomen in de hemel.”
JEZUS ALS GEZALFDE KONING
Het derde wat de Catechismus ons over de Naam ‘Christus’ zegt, is Zijn Koninklijk ambt. De Zoon van God, onze Verlosser, is niet alleen tot Profeet gezalfd en tot Priester, maar ook tot Koning.
Wat is het werk van een koning? Twee dingen: hij regeert zijn volk en hij beschermt het. Regeren doet hij door goede wetten uit te vaardigen. En beschermen doet hij door met zijn legers de vijand buiten het land te houden of zelfs te verslaan.
Wat doet onze Koning, Jezus Christus? Precies hetzelfde. Hij regeert Zijn gemeente en Hij beschermt haar.
Hoe regeert en beschermt Christus ons? De Catechismus schrijft daar in antwoord 31 het volgende over:
En tot onze eeuwige Koning, Die ons met Zijn Woord en Geest regeert en ons bij de verworven verlossing beschut en behoudt.
Twee dingen worden er dus genoemd: Christus regeert en beschut / beschermt.
Hij regeert door Zijn Woord en Geest. Heel belangrijk is het Woord, de Bijbel. Velen ontkennen het Goddelijke, onfeilbare karakter van de Bijbel, maar Gods kinderen ervaren het in geloof dat de Bijbel de Wet van het Koninkrijk van Jezus Christus is. Niet een woord van Zijn ministers, los van de Koning, nog minder een woord van Zijn onderdanen recht tegen de Koning in. Maar een Woord van de Koning Zelf. Hij gebiedt en beveelt. En vooral: Hij belooft en nodigt tot Zijn dienst.
Zal ik een voorbeeld geven van Zijn regeermacht door middel van Zijn Woord? In Kolossenzen 3 vers 16 schrijft Paulus: “Laat het woord van Christus rijkelijk in u wonen, in alle wijsheid. Leer en vermaan elkaar met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen, zingende voor de Heere met aangenaamheid in uw hart.” Als het Woord van deze Koning in ons woont, onze gedachten helemaal doordrenkt en bestempelt, dán regeert Christus ons door Zijn Woord.
Ook wordt de Geest van Christus genoemd. Waarom? Wel, als de Heilige Geest het Woord van Christus niet inschrijft in het hart, zullen we er nooit naar luisteren. Maar dat doet Hij dan ook: Hij zendt Zijn Geest en Die past het Woord toe aan onze harten, zodat we overgebogen worden.
Vanuit onszelf hebben we er totaal geen zin in om naar deze Koning te luisteren. We zijn liever zelf koning en we bedenken onze eigen wetten. We schrappen allerlei teksten in de Bijbel gewoon door. Nou ja, niet met een pen misschien, maar in onze gedachten en in de praktijk van ons alledaagse leven wel! We willen net die ene zonde toch handhaven en we willen net dat ene goede niet doen… En zo betwisten we Koning Jezus Zijn heerschappij.
Maar Hij is de Almachtige en weet ons wel te overwinnen. Hij is de Genadige en weet onze wil lieflijk te veranderen. En zo worden we gewillig, ja verlangend, om naar Zijn Woord te leven. Door de Geest dus!
Die Geest van Christus legt het Woord van Christus ook uit. Dat mag je dan ook aan Hem vragen, wanneer je stukken in de Bijbel tegenkomt waar je zo weinig of niets van begrijpt. En als je je opstand voelt, je onwil om te luisteren naar Zijn bevelen, mag je ook dit aan deze Koning voorleggen en Hem vragen jouw hart gewillig te máken, door Zijn Geest.
Ik weet niet of jij persoonlijk ook een onderdaan van de Koning bent geworden. Als dat niet zo is, dien je dus nog de duivel. Dan ben je dus nog een landverrader en bevind je je nog in het grootste gevaar, namelijk dat je vanwege hoogverraad ter dood wordt veroordeeld. Spot er niet mee!
Heb jij leren zien dat je onderdaan van de vijandelijke koning, satan, bent? En vraag jij je af hoe je ooit een onderdaan van Koning Jezus kunt worden? Dan zal Paulus het je zeggen. Aan de Kolossenzen schrijft hij hoe hij zelf en ook de christenen in Kolosse van koning zijn veranderd (1 vers 13). Hij dankt God en schrijft dat “Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde.”
Er is dus raad voor radelozen. Kun jij je maar niet verlossen uit de macht, de heerschappij, het koninkrijk van satan? Hij Die Paulus heeft getrokken uit de onoverwinlijke macht van de duisternis, kan het ook jóu! Hij Die heidense Kolossenzen heeft overgezet in het Koninkrijk van Zijn geliefde Zoon, kan het ook jóu! Leg je nood maar aan Hem voor.
Wat voor soort Koning is de Zoon van God? Niet alleen een almachtige Koning, maar Hij is voor Zijn onderdanen ook een heel goede en liefdevolle Koning. De Catechismus heeft als verwijstekst staan onder andere Zacharia 9 vers 9. Daar staat: “Verheug u zeer, dochter van Sion. Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig en Hij is een Heiland; arm en rijdende op een ezel, en wel op een veulen, een jong der ezelinnen.”
Er is dus reden om heel blij te zijn over deze Koning. Hij is geen tiran, geen dictator. Maar er staat: Hij is rechtvaardig. Dat betekent dat Hij het onrecht niet toelaat en dat Hij Zijn onderdanen altijd eerlijk en goed behandelt. Verder wordt Hij een Heiland, een Heelmaker, genoemd. Dat is: een Verlosser, Die alle breuken heelt. Hij geneest de gebrokenen van hart. Een Koning Die tegelijk je Vriend is, een Koning Die tegelijk je persoonlijke Arts is. O, wat krijg je het goed bij Hem! Leg toch de wapens van opstand, rebellie, verzet en verraad uit je handen, aan Zijn voeten! Weet je niet hoe je je vijandige en opstandige hart moet ombuigen? Vertel het deze Koning en smeek Hem dat Hij de wapens van vijandschap en verzet uit je handen neemt. Dat is: dat Hij je hart van vijandig vriendelijk maakt, van onwillig gewillig. Zou Hij dat niet kunnen? Toen Hij Paulus uit de macht van de duisternis verloste, was Paulus toen zo gewillig? Nee, hij blies dreiging en moord. Maar Christus máákte hem gewillig. En dat kan en wil Hij ook vandaag nog doen, nu jij dit leest.
Hoe lang zal de Heere Jezus Koning zijn? Jesaja mag het al profeteren (hoofdstuk 9 vers 6) en de engel Gabriël bevestigt die woorden van Jesaja tegenover de maagd Maria (Lukas 1 vers 33): “Aan de grootheid van deze heerschappij en vrede zal geen einde zijn op de troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen en te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe.” “En Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn in eeuwigheid, en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde zijn.”
O, wat zijn zij gelukkig die onderdanen van deze Koning zijn. Want, zoals Jesaja 9 vers 6 zegt: in Zijn Koninkrijk zal er vrede zijn en aan die vrede zal geen einde komen! Het is een eeuwigdurend Koninkrijk. Als je door Gods almachtige en liefdevolle genade van deze Koning onderdaan bent geworden, hoef je niet bang te zijn dat er ooit een vijandelijke macht zal komen om deze goede Koning te overwinnen. Alle machten van de hel zijn tegen Hem machteloos!
DE CHRISTEN
Wanneer de Catechismus de Namen van Christus uitlegt, maakt ze een uitstapje in de vraag die nu aan de orde is. Het gaat in vraag en antwoord 32 niet over een Naam van Christus, maar de naam ‘christen’ wordt aan de orde gesteld. Dat is een mooie trek van de Catechismus. Steeds weer wordt ze persoonlijk en vraagt ze naar het nut, het voordeel van de leer der zaligheid.
Vraag 32 luidt: Maar waarom word jij christen genoemd?
Deze vraag bedoelt: maar wat baat het je nu, dat Gods Zoon Christus is, Gezalfde is? Daar gaat het om. Niet om de waarheid op zichzelf, los van ons, maar om de waarheid zoals zij ingaat in ons hart en leven. Vergeet het nooit: het gaat God er om dat Zijn waarheid in ons leven ‘vlees en bloed’ wordt, één met ons wordt, door ons helemaal wordt opgenomen en aangenomen.
Nu wordt dus gevraagd waarom wij christenen worden genoemd. Helaas zijn er onder ons jongens en meisjes die helemaal niet christelijk worden genoemd omdat ze zich nu niet bepaald christelijk gedragen. Ze praten en kleden zich net als de wereld en ze doen verder net als goddelozen. Dat is heel erg. Anderen worden wel christelijk genoemd, maar niet omdat ze zich zo christelijk gedragen. Integendeel, juist andersom: mensen zeggen dan: “Ben jij nou christelijk?” En dan geeft men af op kerkmensen en op God Zelf, omdat jij(?) je zo onchristelijk gedraagt, terwijl je op een christelijke of zelfs reformatorische school zit. Het kan ook zijn dat jij christen wordt genoemd omdat jij je (door Gods goedheid) ook werkelijk als een christen gedraagt. En dat is heel fijn. Ze moeten aan ons kunnen zien dat we gedoopt zijn, dat we anders zijn dan de liefdeloze, egoïstische wereld. Laat het ze maar merken dat jij christen heet, en leeft in overeenstemming met Gods Woord.
In de Bijbel gebeurde dat ook. De volgelingen van Jezus werden christenen genoemd. Dat gebeurde voor het eerst in Antiochië. Waarom noemde men die mensen christenen? Simpel, omdat ze de mond vol hadden van Christus en omdat ze in heel hun handel en wandel op Hem leken. Misschien was het eerst bedoeld als scheldnaam, maar in ieder geval mag het worden opgevat als erenaam. De inwoners van Antiochië bedoelden dus oorspronkelijk zoiets als: die volgelingen van Jezus van Nazareth zijn allemaal van die kleine Christussen. Je hoeft je echt niet te schamen voor je christen-zijn, als je het maar echt bent. Als je er ook maar naar leeft.
De Catechismus vraagt nu: waarom word jij een christen genoemd? En dan bedoelt de Catechismus niet in de eerste plaats: waarom word jij door de mensen een christen genoemd, maar waarom noemt de Bijbel jou zo, waarom noemt God jou zo?
En je voelt wel dat de vraag nu heel anders is. Want God kijkt verder dan de buitenkant. Ook al leef jij voor de mensen als een echte christen, zodat jij door de mensen echt christen genoemd kunt worden en jij je voor de mensen ook niet hoeft te schamen voor je christennaam, toch kijkt God verder. Kan God jou ook christen noemen?
Op deze vraag moet je nu zelf eens antwoord geven. Wie is Christus voor jou? Wat is de verhouding tussen jou en Hem? Hoe denk jij over Hem? Verlang jij naar Hem? Heb jij Hem lief?
Als je door God christen kunt worden genoemd, dan is antwoord 32 waar in jouw leven: Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus ben en zo / op die manier deel heb aan Zijn zalving.
In dit stukje van het antwoord op vraag 32 snijdt de Catechismus de kern aan, waar het om gaat, of je echt een christen bent of niet. We zijn dán pas echt christenen, wanneer we door het geloof bij Christus horen, lidmaat van Hem zijn.
Wat betekent ‘lidmaat-zijn’ van Christus? Het is beeldspraak. Er wordt gedacht aan een lichaam. Een lichaam heeft ledematen. In het oude Nederlands heetten die lidmaten. Dus een christen is een lid van Christus’ lichaam. Wat moeten we daarbij denken? Laten we kijken naar de tekst die eronder staat, I Korinthiërs 6 vers 15: “Weet u niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn?”
Paulus schrijft dit omdat christenen in Korinthe zich overgaven aan hoererij. Daarom schrijft hij er in ditzelfde vers bij: “Zal ik dan de leden van Christus nemen en ze leden van een hoer maken? Dat zij verre.”
Je kunt niet tegelijk een lid zijn van Christus’ lichaam én hoererij bedrijven. Bedenk het, wanneer jij werkelijk christen bent, is jouw lichaam een lichaamslid van Christus. Niet letterlijk, uiterlijk, maar geestelijk. Toch niet minder echt. Laten we dan met een ernstig voornemen ons lichaam heilig bewaren en het niet overgeven aan onreinheid.
Dus christenen zijn lidmaten van Christus, ze horen bij Zijn geestelijk lichaam, Zijn gemeente. Hoe? Door het geloof. Een gevolg hiervan is, zegt de Catechismus, dat ze dan ook aan de zalving van Christus deel hebben. Hoe?
Denk aan een letterlijke zalving, zoals van David. Toen Samuël de oliehoorn op het hoofd van David goot, hem zalfde, was toen Davids hóófd alleen gezalfd, of was David zélf, David helemáál gezalfd? De zalving van het hoofd geldt ook voor al de leden van het lichaam. Net als bij de kroning van een koning. Alleen het hoofd ontvangt de kroon. De kroon staat niet op de arm, niet op de voet, alleen op het hoofd. Toch zeggen we: die persoon, die koning is gekroond. En niet: dat hoofd is gekroond. Nu, zo is het ook bij Christus. Toen Jezus werd gezalfd, werd niet alleen het Hoofd, maar ook het lichaam gezalfd.
Let op: de zalving was niet letterlijk, maar geestelijk (met de Heilige Geest).
Christus is het Hoofd. Christenen zijn Zijn lichaam(sleden). Toen God Zijn Geest uitgoot op Zijn Zoon, zalfde Hij niet alleen het Hoofd (Christus Zelf), maar ook Zijn leden, de christenen, de gelovigen. Denk aan Psalm 133, waar staat dat de kostelijke zalfolie die op het hoofd van Aäron komt, ook neerdaalt op zijn baard en zelfs neerdaalt tot op de zoom van zijn kleding. Zo deelt elke oprechte christen in de geestelijke zalving van Christus. Hij lijkt op Christus, niet alleen in handel en wandel, niet alleen in karakter en gezindheid, maar ook en in de eerste plaats in het gezalfd zijn met de Heilige Geest.
Elke christen ontving de Heilige Geest. Wat betekent dat?
Een echte christen is volgens de Catechismus, vraag en antwoord 32, iemand die een lidmaat van Christus is. Dus geestelijk een lichaamslid van Christus. Het gevolg daarvan is, zegt antwoord 32, dat hij deel heeft aan de zalving van Christus. Deze zalving is de Heilige Geest. Ben jij de Heilige Geest deelachtig? Zo nee dan ben je geen christen, dan hoor je niet bij Christus. Lees maar in Romeinen 8 vers 9b: “Als iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.” Dat betekent: die hoort niet bij Hem.
Misschien vraag jij je af hoe je kunt weten of je de Geest van Christus hebt. Dat kun je weten aan de werkingen van deze Geest. Wat doet de Heilige Geest, als Hij in jouw hart komt? De Heere Jezus geeft ons antwoord op deze vraag. Hij zegt in Johannes 16 dat Hij de Heilige Geest zal zenden en dan staat er in vers 8-11 het volgende: “Wanneer die Geest gekomen zal zijn, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel. Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven. En van gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn Vader heenga en gij zult Mij niet meer zien. En van oordeel, omdat de overste van deze wereld geoordeeld is.”
De Heilige Geest werkzaam in christenen
Het werk van de Heilige Geest begint met overtuiging van zonde. Vooral wel de zonde van ongeloof. Het gaat verder met overtuiging van gerechtigheid, dat is: Christus’ werk als Zaligmaker, aan het kruis van Golgotha. En verder leert de Heilige Geest je geloven in de totale overwinning van Jezus Christus op satan, de overste van deze wereld.
De zalving met de Heilige Geest houdt ook en vooral in dat Hij aan jouw ziel Jezus Christus in al Zijn heerlijkheid bekendmaakt. De Heere Jezus zegt daarover in Johannes 16 vers 13: “Wanneer Hij gekomen zal zijn, namelijk de Geest der waarheid, Die zal u in al de waarheid leiden, want Hij zal van Zichzelf niet spreken, maar al wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.” Dus dan wordt jouw hart vervuld met geestelijke kennis van de Heere Jezus. En als gevolg daarvan wacht jou – als ware christen – een grote en heerlijke taak. Antwoord 32 omschrijft die als volgt:
Opdat ik Zijn Naam belijd en mijzelf tot een levend dankoffer aan Hem offer en met een vrij en goed geweten in dit leven tegen de zonde en de duivel strijd, en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regeer.
Drie dingen worden er genoemd:
-je belijdt Zijn Naam
-je offert jezelf aan Hem op, dat is: je wijdt je aan Hem toe
-en je strijdt tegen de zonde en de duivel.
Eenvoudig te onthouden:
belijden
toewijden
strijden.
Wat houdt het in om de Naam van Christus te belijden? Dat je ervoor uit komt, in allerlei omstandigheden, dat je bij Christus hoort, van Hem houdt, in Hem gelooft en Hem gehoorzaamt. Als je er niet voor uit komt, verloochen je Hem. Dan zeg je met je daden: ik ken Jezus niet; ik erken Hem niet als mijn Heere en Gebieder; ik hoor niet ben Hem; ik geef niets om Hem; ik stoor me niet aan Zijn bevelen; en ik heb geen belang bij Zijn zaligmakerswerk.
Jezelf aan Hem offeren, en wel als een levend dankoffer, houdt in: heel je leven aan Hem toewijden. Hij mag erover beschikken. Je leven is alleen voor Hem en voor Zijn dienst. Je lichaam is voor Hem, al de leden van je lichaam zijn voor Hem. Je wilt je ogen alleen gebruiken in overeenstemming met Zijn wil, tot Zijn glorie. Je gebruikt je tong toch niet om te roddelen of te liegen, maar om goed van Hem te spreken tot je naaste…
Verder is ook je tijd voor Hem. Je wijdt je tijd aan Zijn dienst. Je innigste verlangen is: Heere, mag ik mijn hele leven geven in Uw dienst? Wilt U mij gebruiken om nuttig te zijn?
Je geld is al evenmin van jezelf of voor jezelf, maar het is van Christus en het is voor Christus. Of niet? Denk je eraan, wanneer je wat gaat kopen? Denk ik eraan, wanneer ik wat ga kopen?
En zo kunnen we doorgaan met allerlei voorbeelden te noemen van de toewijding aan Christus.
Ten slotte staat er dat we als ware christenen ook strijden en regeren. Eerst strijden en dan regeren.
Deze twee dingen doen ons denken aan wat een koning doet. Let je goed op antwoord 32 en vergelijk je het met antwoord 31, dan zie je dat driemaal dezelfde dingen in beide antwoorden aan de orde komen.
In antwoord 31 lezen we over Christus dat Hij gezalfd is tot Profeet. En in antwoord 32 staat het profetische werk van een ware christen, namelijk het belijden van de Naam van Christus.
In antwoord 31 lezen we over Christus dat Hij gezalfd is tot Priester. En in antwoord 32 staat het priesterlijke werk van een ware christen, namelijk zichzelf aan Christus offeren tot een levend dankoffer.
In antwoord 31 lezen we over Christus dat Hij gezalfd is tot Koning. En in antwoord 32 staat het koninklijke werk van een ware christen, namelijk dat hij strijdt en regeert.
Dit strijden tegen de zonde en de duivel moet gebeuren met een vrije en goede consciëntie / een vrij en goed geweten.
Nu nog kort iets over het laatste, namelijk over alle schepselen regeren.
Dát is de toekomst van alle ware christenen. Ze zullen als koning regeren / heersen. Dat ziet vooral de oude apostel Johannes op Patmos. We lezen daarover in Openbaring 1 vers 6, dat Christus “ons heeft gemaakt tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader.” En in Openbaring 20 vers 4 staat dat de gelovigen “leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren.”
Wat is het een troost voor jou, wanneer jij het nu misschien wel duizend keren moet verliezen van de zonde en de duivel en al je ongelovige en goddeloze gedachten, begeerten en overleggingen; - wanneer je nu met een vrij en goed geweten leert en begeert te strijden tegen alle vijanden; - dat jij straks met Christus zult heersen en regeren. Dan komt het paradijs weer terug. Aan Adam, de mens, geeft God in Genesis 1 vers 28 immers de opdracht: “Heb heerschappij over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte dat op de aarde kruipt!”
Dan eeuwigdurend geen slaaf meer van zonde, geen gevangene meer van satan, maar met Christus koning zijn, tot Gods eer!
Ds. W. Pieters
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Pieters
- Geboortedatum:27-06-1957
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Elspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
website: dspieters.refoweb.nl
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Hartelijk dank voor U beantwoording Uheeft de onschatbare waarde van de heidelberger laten spreken door dat onfeilbaar en waarachtige WOORD van GOD wat een onderwijs moge de HEERE dit gebruiken dit schrijven tot uitbreiding en verdieping van ZIJN Koningsrijk en genade .Wat heeft dan een geroepen knecht van de HEERE een ontzaglijke verantwoording om dat WOORD recht te snijden dus niet in eenzijdigheid vervallen .Daarom verblijd het mij dat in het lezen van deze reactie de geheel enige Gezalfde Gods in het licht gestelt word alleen ZIJN werk in heilsverwerving en heilsbediening heet waarde en is heils noodzakelijk dat verkondigde ook Paulus dat volkomen heilswerk is HIJ dan ons leven geworden door die vrije genade Paulus zegt het CHRISTUS die gezalfde die ons leven is ? [geworden ] opdat zegt hij CHRISTUS een gestalte in u en de gemeente krijge de gemeente ZIJN geestelijk lichaam HIJ heeft er recht op krachtens u en mijn natte voorhoofd dat hoofd dat nat blijft tot onze laaste snik Wat is het dan ook nodig dat juist die hele volhied als Middelaar PRIESTER en KONING niet alleen geknt en geleert word door de chat maar de GEEST die het uit CHRISTUS neemt op en in ons hart verklaart [en dat is wat anders dan een bepaalde weg verklaren juist dan kunnen er eenzijdigheden optreden dat is een groot gevaar dan word je ziel niet geestelijk geleid in de prediking dan worden de kleintjes in de genade overgeslagen dan word de opdracht mi niet serieus genoemen weid mijn schapen hoed mn lammeren Niet minder is hij die eeuwige Hogepriester die door ZIJN WOORD en GEEST regeert als KONING .wat een veelzijdigheid van die ZALIGMAKER ook ZIJN namen wijlen ds kievit heeft een s een onderzoek gedaan en kwam wel op 200 namen HIJ de BORG voor de zijnen hun bruidegom de zoon die vrijmaakt en die toegang geeft tot de VADER waarin de zijnen kinderen en mede erfgenamen worden die mystieke eenheid met CHRISTUS in ZIJN gemeenschap enz er is zoveel schittering door die ene diamant des heils dat je maar ten dele kan kennen o dat je mag worden ingeleid in die schatkamer vol heilgeheimen geheiligd aan je goddeloze hart en die schat zon waarde voor ons heeft of krijgt dat je ook na ontvangen genade nog zo ver weg kunt dwalen bij die schat vandaan hoe zullen we dan voor GOD moeten verschijnen als een reine daar we door ons zondige vlees dagelijks geconfronteerd worden ik ellendig mens enz nu TOV CHRISTUS heeft HIJ ZIJN bruid verworven om haar als een reine aan GOD de VADER voor dat is nooit te vatten als je op jezelf ziet de HEERE zegene en geven ons dat we roemen alleen in die vrije gunst die eeuwig HEM bewoog
In februari jl. heeft ds. Pieters juist een mail rondgestuurd met de door u genoemde samenstelling van namen van de Heere Jezus door ds. I. Kieviet. Dit mailde hij:
Al wat aan Hem is...!
Hier onder volgen de namen en titels van de Heere Jezus. Ter overdenking. Deze Jezus is zó rijk, dat alles onmogelijk in één Naam kan worden vastgelegd; daarom is de Heere zo neerbuigend goed in vele namen en titels ons de rijkdom te tekenen van de Christus Gods.
Dit namen overzicht is samengesteld door ds. I. Kievit Hervormd predikant (1887–1952)
EN MEN NOEMDE ZIJN NAAM ……
A:
Adam (laatste). 1 Kor. 15 : 45
Afschijnsel van de heerlijkheid Gods. Hebr. 1 : 3
Amen. Openb. 3 : 14
Apostel onzer belijdenis. Hebr. 3 : 11
B.
Banier der volken. Jes. 11: 10
Bedienaar der heiligdoms en des waren tabernakels. Hebr. 8 : 2
Beeld Gods. 2 Kor. 4 : 4
Begin en einde. Openb. 1 : 8
Begin der schepping Gods. Openb. 3 : 14
Beminde Gods. Matth. 12 : 18
Borg des Verbonds. Hebr. 7 : 22
Broeder. Matth. 12 : 50
Brood des levens. Joh. 6 : 34
Bruidegom. Matth. 9 : 15
C.
Christus. Matth. 1 : 16
Christus Gods. Luk 9 : 20
Christus des Heeren. Luk 2 : 26
D.
David. Ezech. 34 : 23
Deur van den Schaapstal. Joh. 10 : 7
Dienaar der Belijdenis. Rom. 15 : 8
E.
Eerste en Laatste. Openb. 2 : 8
Eerstelingen dergenen die ontslapen zijn. 1 Kor. 15 : 20
Eerstgeborene aller creaturen. Coll. 1 : 15
Eerstgeborene onder vele broeders. Rom. 8 : 29
Eerstgeborene uit de doden. Openb. 1 : 5
Engel. Ex. 23 : 20
Engel van Gods aangezicht. Jes. 63 : 9
Engel des Heeren. Mal. 2 : 7
Engel des verbonds. Mal. 3 : 1
Erfgenaam van alles. Hebr. 1 : 2
F.
Fundament. Efeze 2 : 20
Fontein tegen de zonden. Zach. 13 : 1
G.
Gave (Onuitsprekelijke) Gods. Joh. 4 : 10
Geliefde Zoon. Matth. 3 : 17
Getrouwe en waarachtige. Openb. 19 : 11
Getuige (getrouwe). Openb. 19 : 11
Getuigen der volken. Jes. 55 : 4
Gezalfde des Heeren. Hand. 4 : 26
Gezalfde boven Zijne medegenoten. Ps. 45 : 8
Gezalfde met den Heilige Geest. Hand. 10 : 38
God. Rom. 9 : 5
God (Sterke). Jes. 9 : 5
God boven alles te prijzen. Rom. 9 : 5
God des gansen aardbodems. Jes. 54 : 5
H
Heere. Luk. 2 : 11
Heere ( alleen zalige en machtige ). 1 Tim. 6 : 15
Heere, Almachtige God. Openb. 15 : 3
Heere, onze gerechtigheid. Jer. 23 : 6
Heere der Heeren. 1 Tim. 6 : 5
Heere der heirscharen. Jes. 44 : 6
Heere uit de hemel. 1 Cor. 15 : 47
Heere Jezus. Hand. 7 : 59
Heere Jezus Christus. Hand. 16 : 31
Heere Van allen. Hand. 10 : 36
Heere van den sabbath. Matth. 12 : 8
Heerlijkheid des Heeren. Jes. 40 : 5
Heerlijkheid van Israël. Lukas 2 : 32
Heerser. Micha 5 : 1
Heiligdom. Jes. 8 : 14
Heilige. Openb. 3 : 17
Heilige en Rechtvaardige. Hand 3 : 14
Heilige Gods. Mark. 1 : 24
Heilige Israëls. Jes. 41 :14
Heiligheid der Heilgheden. Dan. 9 : 24
Heilig kind Jezus. Hand. 4 : 30
Held. Psalm 45 : 4
Herder ( grote) der schapen. Hebr. 13 : 20
Herder der zielen. 1 Petrus. 5 : 4
Hoeksteen (uitverkoren en dierbaar). 1 Petrus 2 : 6
Hoofd der gemeente. Efeze 1 : 22
Hoofd van het lichaam der gemeente. Coll. 11 : 3
Hoofd eens iegelijken mans. 1 Kor. 11 : 3
Hoofd van alle overheid en macht. Coll. 2 : 10
Hoogepriester. Hebr. 3 : 1
Hoop. 1 Tim. 1 : 1
Hoorn der zaligheid. Luk. 1 : 69
I.
Ik ben. Joh. 8 :58
Immanuël Matth. 1 : 23
J.
Jezus. Matth. 1 : 21
K.
Kind. Jes. 9 : 5
Kind Jezus. Luk. 2 : 27
Kindeken. Lukas 2 : 12
Koning der Eere. Psalm 24 : 7
Koning der heiligen. Openb. 15 : 3
Koning van Israël. Joh. 1 : 50
Koning der Joden. Matth. 2 : 2
Koning der Koningen. 1 Tim. 6 : 15
Koning van Sion. Zach. 9 : 9
Knecht Gods. Jes. 42 : 1
Knecht (rechtvaardige). Jes. 53 : 11
Kracht Gods. 1 Kor. 1 : 24
L.
Lam. 1 Petrus 1 : 19
Lam Gods. Joh. 1 : 29
Leeraar van God gekomen. Joh. 3 : 2
Leeuw van Juda. Openb. 5 : 5
Leidsman. Matth. 2 : 6
Leven. Joh. 11 : 25
Leven ( eeuwig). 1 Joh. 1 : 2
Levend brood. Joh. 6 : 51
Licht. 1 : 8
Licht der heidenen. Lukas 2 : 32
Licht der wereld. Joh. 8 : 12
Liefste. Hoogl. 5 : 16
M.
Man. Jes. 32 : 2
Man der rechterhand Gods. Psalm 80 : 17
Man van smarte. Jes. 53 : 3
Metgezel Gods. Zach. 13 : 7
Meester. Matth. 8 : 19
Mens. 1 Tim. 2 : 5
Mens ( tweede ). 1 Kor. 15 : 47
Messias. Dan. 9 : 25
Middelaar. 1 Tim. 2: 5
Morgenster. 2 Petr. 1 : 19
Morgenster ( blinkende ). Openb. 22 : 16
N.
Nazarener. Matth. 2 : 23
O.
Offerande en slacht offer. Efeze : 2
Oorzaak der eeuwige zaligheid. Hebr. 5 : 9
Opgang uit de hoogte. Luk. 1 : 78
Opstanding en leven. Joh. 11 : 25
Opziener der zielen. 1 Petr. 2 : 25
Oude van dagen. Dan. 7 : 22
Overste van de koningen der aarde. Openb. 1 : 5
Overste Leidsman der zaligheid. Hebr. 2 : 10
Overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Hebr. 12 ; 2
P.
Pascha. 1 Kor. 5 : 7
Plant van Naam. Ezech. 34 : 29
Profeet. Hand. 3 : 22
Priester ( naar de ordening van Melchizedek. Hebr. 6 : 20
R.
Raad. Jes. 9 : 5
Randsoen voor allen. 1 Tim. 2 : 6
Rechter ( rechtvaardige ). 2 Tim. 4 : 8
Rechter over levende en doden. Hand. 10 : 42
Rechtvaardige. Hand. 3 : 14
S.
Schepper van Israël. Jes. 43 : 15
Schuilplaats. Jes. 32 ; 2
Silo. Gen. 49 : 10
Smaad van mensen. Psalm 22 : 6
Spruit. Zach. 3 : 8
Spruite ( rechtvaardige ). Jer. 23 : 5
Steen des aanstoots. 1 Petr. 2 : 7
Steen ( beproefde ). Jes. 28 : 16
Steen ( Verworpen ). Psalm. 118 : 22
Steenrots ( geestelijke ). 1 Kor. 10 : 4
Sterke God. Jes. 9 : 5
Ster, voortgekomen uit JaCob. Num. 24 : 17
T.
Testamentmaker. Hebr. 9 : 16
Tronk ( afgehouwen van Isaï ). Jes. 11 : 1
U.
Uitgedrukte beeld van Gods zelfstandigheid. Hebr. 1 : 3
Uitverkorene Gods. Matth. 12 : 18
V.
Vader der eeuwigheid. Jes. 9 : 5
Verberging tegen de wind. Jes. 32 : 2
Verbond des volks. Jes. 42 : 6
Verlosser. Job. 19 : 25
Vertroosting Israëls. Luk. 2 : 25
Verzoeningsoffer. 1 Joh. 2 : 2
Voleinder des geoofs. Hebr. 12 : 2
Voorbeeld. Joh. 13 ; 15
Voorbidder. Rom. 8 ; 34
Voorloper. Hebr. 6 : 20
Voorspraak. 1 Joh. 2 : 1
Vorst. Jes. 55 : 4
Vorst van het heir des Heeren. Joz. 5 : 14
Vorst Israëls. Ezch. 34 : 24
Vorst des levens. Hand. 3 : 15
Vorst en Zaligmaker. Hand. 5 : 31
Vrede. Efeze 2 : 14
Vredevorst Jes. 9 : 5
Vriend. Joh. 15 : 13
Vriend der zondaren. Matth. 11 : 12
W.
Waarachtige. 1 Joh. 5 : 20
Waarachtige God. 1 Joh. 5 : 20
Waarheid. Joh. 14 : 6
Weg ( de ). Joh. 14 : 6
Wetgever. Jak. 4 : 12
Wonderlijk. Richt. 13 : 18
Woonstede Gods. 2 Kor. 5 : 19
Woord. Joh. 1 : 1
Woord Gods. Openb. 19 : 13
Wortel van Isaï. Jes. 11 10
Wortel en geslacht Davids. Openb. 5 ;5
Wijnstok. Joh. 15 ; 1
Wijsheid Gods. 1 Kor. 1 : 24
Z.
Zaad van Abraham. Gal. 3 : 16
Zaad der vrouw. Gen. 3 : 15
Zaligheid. Luk. 2 : 11
Zone der Gerechtigheid. Mal. 4 : 2
Zoon des Allerhoohsten. Luk. 1 : 32
Zoon Gods. Hebr. 1 : 5
Zoon des gezegende Gods. Marc. 14 : 61
Zoon ( eeniggeborene ) des Vaders. Joh. 3 : 16
Zoon van David. Matth. 1 : 1
Zoon des mensen. Matth. 8 : 20