Geloven maar nog niet de Heilige Geest ontvangen
Ds. C. den Boer | Geen reacties | 21-09-2015| 15:16
Vraag
Ik zou graag een vraag stellen over Handelingen van de apostelen 8:14-16. Daarin staat dat bepaalde mensen (Samaria) het Woord hadden aangenomen (vers 14), maar de Heilige Geest was nog op niemand van hen gevallen (vers 16). Dit gebeurde pas na het gebed van Petrus en Johannes (vers 15). Mijn vraag is wat daar precies mee bedoeld wordt, dat mensen kennelijk al tot geloof gekomen zijn maar nog niet de Heilige Geest hebben ontvangen. Het is toch juist zo dat mensen tot geloof komen door het werk van de Heilige Geest?
Antwoord
De Kanttekeningen van de Statenvertaling zeggen terecht dat de Samaritanen “reeds de Heiligen Geest ontvangen hadden, alzo niemand in Christus geloven kan zonder de Heiligen Geest; Rom. 8:9; 1 Cor. 12:3.” Maar waarom moeten de apostelen uit Jeruzalem, vraagt u, er dan aan te pas komen voor de ‘uitstorting’ (vallen) van de Heilige Geest (Hand. 8:16). Mij dunkt, dat daar twee dingen over te zeggen zijn:
1. De gave van de Heilige Geest (inclusief de gaven van de Geest) bezegelde de overstap van het Evangelie naar de heidenwereld. Vgl. ook Hand. 11:1, 22. Samaria’s overgang naar het geloof in Jezus als Redder der wereld was geen privé aangelegenheid van Filippus, maar werk van Gods Geest. Met de oplegging der handen bezegelden/bekrachtigden de apostelen dit werk van de evangelist Filippus in de overgang naar de wereld van de volkeren.
Prof. dr. J. de Zwaan (in “Tekst en Uitleg” op Handelingen; Groningen, den Haag 1920; blz.91) spreekt in dit verband over de gave van de Geest als hemelse bekrachtiging van het werk (vgl. Hand.1:3; 2:1-13, 38; 4:31, 33; 7:54-56). Terug gaande naar Jeruzalem, verkondigen de apostelen het Evangelie in vele dorpen van de Samaritanen. J. Calvijn in zijn commentaar op Handelingen (blz. 203) wijst erop, dat “door de komst van de apostelen uit Jeruzalem de broederliefde tot de eerste gemeente beoefend werd. Zij wantrouwen Filippus in zijn werk niet, maar keuren het juist goed.” Calvijn schrijft ook: “Kortom, hoewel de Samaritanen reeds begiftigd waren met de Geest der aanneming tot kinderen, komen daar nu nog ten overvloede bijzondere genadegaven des Heiligen Geestes bij...” (blz. 304).
2. Wij moeten niet per definitie de grote blijdschap waarvan Hand. 8: 8 spreekt in de verdachte hoek zetten. Het geloof van de Samaritanen was een echt geloof. Maar het was tegelijk een beginnend geloof dat tot verdieping en opbloei moest komen. Met de komst van de apostelen uit Jeruzalem kwam het tot zo'n doorbraak in dat beginnend geloof. De Samaritanen kregen ook de gaven van de Geest, zoals in Hand. 2 in Jeruzalem.
De Samaritanen konden wel zeggen wat eens hun stadgenoten hadden gezegd, toen zij na het verhaal van de vrouw met wie Jezus een gesprek had gehad aan de Jakobsbron Jezus Zelf ontmoet hadden: “Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelf hebben Hem gehoord en weten, dat deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld” (Joh. 4:42).
Ds. C. den Boer
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. den Boer
- Geboortedatum:20-04-1931
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Barneveld
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee den Boer is op 11 juni 2019 overleden.
Website: dsdenboer.refoweb.nl
Lees ook: 'Digitale levenswerk ds. C. den Boer afgerond' & 'Ds. C. den Boer overleden'