God en onrecht
Redactie Refoweb | 8 reacties | 05-09-2015| 11:35
Vraag
Ik heb een vraag over God en onrecht. De wereld is een puinhoop, waar is God? Of persoonlijker, mij is onrecht aangedaan. Dan heb ik het over een zaak van seksueel misbruik in mijn tienerjaren. Dit heeft mij gevormd tot op de dag van vandaag. Momenteel worstel ik echt met God. Ik weet dat God liefde is. Hij kwam naar de wereld en ik weet dat Hij van mij houdt en het nooit Zijn bedoeling was dat dit is gebeurd. Maar toch houdt Hij ook het leed en onrecht op deze aarde niet tegen. Ik heb geen recht op een leven zonder lijden, maar God is almachtig en vol liefde, hoe zit dit dan?! Ik begrijp dat God niet te verklaren is, maar ik hoop iemand wat handvatten kan geven...
Antwoord
Zie voor het antwoord onderstaande urls en de tags onder dit artikel:
https://www.refoweb.nl/vragenrubriek/8323
Dit artikel is beantwoord door
Redactie Refoweb
Bijzonderheden:
Mailadres: vragen@refoweb.nl
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Waarom zwijgt God?
Er gebeuren verschrikkelijke dingen in de wereld! Ik liep – ik geloof dat het in 1937 was – in Essen over straat, toen ik een 16-jarige jongen tegenkwam, die helemaal van de kaart was. Omdat ik hem kende van mijn werk onder de jeugd, vroeg ik hem: 'Wat is er met jou aan de hand?' Daarop antwoordde hij mij: 'Ze hebben mij naar het ziekenhuis gesleept en gesteriliseerd, omdat mijn moeder Jodin is. En toen ik thuis kwam waren mijn ouders weg.' Hij heeft ze nooit teruggezien. Zijn vader werd gearresteerd. Zijn moeder kwam in Auschwitz terecht, in het concentratiekamp! Ik heb de jongen nog naar Holland kunnen krijgen. Vandaar is hij verder naar Amerika gegaan. Maar ik zal nooit dat beeld van die ontdane jongen vergeten: 'Ze hebben mij naar het ziekenhuis gesleept en gesteriliseerd, omdat mijn moeder Jodin is. En toen ik thuis kwam, waren mijn ouders weg.' En dat soort dingen gebeurde ontelbare keren! Dan komen er toch vragen bij je op als: 'En God?' 'Waar is God dan?' - 'Heeft Hij daarop helemaal niets te zeggen?' - 'Waarom zwijgt God?'
In Keulen drong een psychopaat met een vlammenwerper een lagere school binnen: twaalf kleine kinderen werden vermoord! Dan word je toch geconfronteerd met vragen als: 'En God?' - 'Waarom zwijgt God?'
Of ik denk aan een jonge vrouw, die kanker heeft. Langzaam en onder vreselijke pijnen sterft ze en moet haar kinderen achterlaten. Wie dat van dichtbij meemaakt, moet wel vragen: 'En God?' - 'Waarom zwijgt God?' Er zijn veel mensen die nu hun eigen levensverhaal zouden kunnen vertellen en ten slotte vragen: 'En God?' 'Waar was God dan?' - 'Waarom zwijgt God?' De Duitse dichter Friedrich Schiller heeft eens een 'Lied an die Freude' geschreven: 'Freude, schoner Götter funken’. Daarin komt de regel voor: 'Brüder, über in Sternenzelt muss ein lieber Vater wohnen.' (Mensen, boven het sterrendak moet een lieve Vader wonen). Maar de mens van tegenwoordig is geneigd te zeggen: 'Mensen, boven het sterrendak kan geen lieve Vader wonen!' Wie daar nu zo mee geconfronteerd wordt, en aan wie die vragen zich opdringen – 'Waar is God?' - 'Waarom laat Hij dat toe?' - 'Waarom zwijgt Hij bij al die vreselijke dingen?' komt misschien zover, dat de gevaarlijke gedachte postvat: 'Misschien bestaat God helemaal niet? Misschien is de hemel wel leeg? Misschien is het atheïsme toch waar?'. 'Beste mensen, degene bij wie dit soort gedachten opkomen, die zou daarvan ondersteboven moeten zijn. Want als het waar was, dat er geen levende God is, zou dat verschrikkelijk zijn. Dan zouden wij mensen – wij beesten – alleen gelaten zijn. Dan waren wij als verdwaalde kinderen, die de weg naar huis niet meer weten. Geen God? Dat zou afschuwelijk zijn! Als mensen tegenover mij verklaren: 'Ik ben atheïst!' dan zeg ik: 'Jullie hebben er geen idee van wat je daarmee uitspreekt. Niets boven ons. Wij, alleen gelaten. Wij, alleen met elkaar.' Niets is vreselijker voor de mens dan de mens. De Romeinen hadden een spreekwoord: 'Homo homini lupus.' Dat betekent: de mens is voor de andere mens een wolf. Vreselijk! Ik kan u niet vertellen hoe vaak ik als predikant vragen te horen heb gekregen als deze: 'Hoe kan God dat allemaal toelaten? Waarom zwijgt God bij al die dingen?'
En omdat het mij zo dikwijls gevraagd is, wil ik daar nu een antwoord opgeven. Maar ik wil van te voren één ding duidelijk stellen: ik ben niet Gods persoonlijke secretaris. Hij heeft zijn plannen niet aan mij toevertrouwd of in steno gedicteerd. Begrijpt u? Eigenlijk is het een beetje dwaas om zulke dingen te vragen, alsof wij God zouden kunnen begrijpen. De God die ik kan begrijpen, zou hoogstens decaan of rector magnificus zijn. Die kan ik nog begrijpen. Maar Hij kan geen God zijn, als ik Hem kan begrijpen. God zegt ergens in de Bijbel: 'Mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en mijn wegen zijn niet uw wegen.' Dat is overduidelijk.
Maar ik heb uit de Bijbel toch enig inzicht gekregen en ga nu, zo duidelijk als in mijn vermogen ligt, antwoord geven op de vraag: 'Waarom zwijgt God?'
1. De principieel foutieve vraagstelling
In de eerste plaats dit: de vraag 'Waarom zwijgt God?' is de verkeerde vraag. Die is namelijk zo gesteld als zou er een rechtszaal zijn: op de rechterstoel zit mevrouw Schulze of dominee Busch. En in de beklaagdenbank zit God. En dan zeggen wij: 'Beklaagde, God, hoe kunt U dat allemaal toelaten? Waarom zwijgt U?' Ik wil u duidelijk zeggen: een God die ons op de rechterstoel laat zitten en die zelf in de beklaagdenbank plaatsneemt, bestaat niet!
Ik herinner mij een voorval uit de tijd dat ik nog niet zo lang predikant was. Ik was zevenentwintig jaar oud en juist in Essen aangekomen, toen er een grote staking onder de mijnwerkers uitbrak, die destijds de gemoederen zeer verhitte. Op een dag kom ik langs een plein. Daar staat een man op een zeepkist en houdt een indrukwekkend betoog voor de omstanders. Hij heeft het over hongerige kinderen, uitbuitingen werkloosheid. Opeens ziet hij mij, herkent me en brult: 'Ha, daar hebben we de dominee! Kom eens hier, man?' Nu, zo'n vriendelijke uitnodiging, daar geef ik graag gevolg aan. Dus loop ik op die menigte toe. De mannen gaan wat opzij, zodat ik bij de spreker kan komen. Er staan zo'n honderd mijnwerkers om me heen. Ik voel me een beetje onwennig. Op zulke situaties ben ik op de universiteit niet voorbereid. En dan steekt hij van wal: 'Hoor eens, dominee! Als er een God is, waarvan ik niet weet – maar het zou kunnen - dan zal ik, als ik dood ben, voor Hem gaan staan en tegen Hem zeggen...' en toen begon hij te schreeuwen: 'Waarom hebt u toegelaten dat mensen op de slagvelden op gruwelijke wijze zijn omgekomen? Waarom hebt u toegelaten dat kinderen verhongeren, en anderen eten weggooien omdat ze teveel hebben? Waarom hebt u toegelaten dat mensen ellendig wegkwijnden aan kanker? Waarom? Waarom? En dan zal ik tegen hem zeggen: “Jij, God, treed af! Weg met jou! Verdwijn!”' Zo schreeuwde die man.
En toen ben ik ook gaan schreeuwen: 'Helemaal juist! Weg met die God! Weg met die God!' Opeens wordt het volkomen stil. De spreker trekt een verbaasd gezicht en zegt: 'Wacht eens! U bent toch dominee! Dan mag u toch niet roepen: “Weg met die God!'” Ik antwoord: 'Luister eens goed! Een God, waar jij zo voor gaat staan, voor wie jij zo'n grote mond kunt opentrekken, die Zich zo ter verantwoording laat roepen, voor wie jij als rechter kunt staan en die jouw beklaagde is – die bestaat alleen in jouw verbeelding. Tegen zo iemand kan ik ook alleen maar zeggen: “Weg met die God!” Weg met die onnozele God, die de mensen in onze tijd zelf bedacht hebben, die wij kunnen aanklagen, opzij zetten of terughalen – al naar behoefte! Die God bestaat niet! Maar ik zal jou eens wat vertellen: er is een andere, een echte God. Voor Hem zul jij als beklaagde komen te staan, en dan zul je je mond niet eens open kunnen doen, want Hij zal jou vragen: “Waarom heb je Mij niet geëerd? Waarom heb je niet tot Mij geroepen? Waarom heb je een onfatsoenlijk leven geleid? Waarom heb je gelogen? Waarom heb je haat gekoesterd? Waarom heb je ruzie gemaakt? Waarom heb je...?” Zulke vragen zal Hij jou stellen. Dan zullen de woorden jou in de keel blijven steken! En dan zul je op die duizend vragen niet eens kunnen antwoorden! Er bestaat geen God tegen wie wij kunnen zeggen: Weg met je! Maar er bestaat een heilige, levende, reële God, die wel eens tegen ons zou kunnen zeggen: ”Weg met jou!”.
En ik wil u nog iets zeggen: Als u vandaag de dag mensen hoort die God verwijten: 'Hoe kan God dat allemaal toelaten? Waarom zwijgt God?', dan moet u tegen hen zeggen: 'Een God die wij zouden kunnen aanklagen, is een dwaze, zelfbedachte God! Er is maar één heilige God, die óns aanklaagt. U en mij!' Hebt u Gods geboden onderhouden? Wat stelt u zich eigenlijk voor? God neemt zijn geboden hoogst serieus. Wij zijn de beklaagden, niet God. Dat is het eerste wat ik zou willen zeggen. De hele vraagstelling is principieel fout. En nu het tweede:
2. Het zwijgen van God is zijn vonnis
'Waarom zwijgt God?' Inderdaad: God zwijgt vaak. En het zwijgen van God is het verschrikkelijkste vonnis over ons! Ik ben ervan overtuigd dat er een hel bestaat. Maar die is vast en zeker niet zoals die op vele plaatjes wordt voorgesteld dat de duivel daar zijn zieltjes staat te roosteren of dergelijke onzin. Maar ik geloof dat dit de hel is: dat God de mensen niets meer te zeggen heeft. Dan mogen zij tot Hem roepen, dan kunnen ze bidden en schreeuwen wat ze willen – Hij geeft hun geen antwoord meer! De Russische dichter Dostojewski heeft eens gezegd: 'De hel is de plaats waar God niet meer naar omkijkt' – waar wij Hem definitief kwijt zijn, waar wij werkelijk van God verlaten zijn. Ja, het zwijgen van God is zijn vonnis. Daar begint de hel al mee, dat God zwijgt.
Ik wil u in verband hiermee een verhaal uit de Bijbel vertellen. Er waren eens twee steden, Sodom en Gomorra, cultureel hoogstaande en welvarende steden. De mensen daar loochenden God niet. Er waren waarschijnlijk ook wel een paar dominees, van die wonderlijke snuiters. Maar men nam God niet serieus. Misschien viel men de goede God nog lastig bij trouwerijen en begrafenissen, maar voor het overige bekommerde niemand zich om Hem. Al zijn geboden werden met voeten getreden. Nu woonde er in Sodom een godvrezend man, die Lot heette. Die zei af en toe: Maar zo kunnen jullie niet met God omgaan! Vergis je niet, God laat niet met Zich spotten. Wat de mens zaait, zal hij oogsten. Och, antwoordden de mensen, 'verkoop toch geen onzin. Je bent toch geen dominee. Hou toch op met: “Wat de mens zaait, zal hij oogsten”' En toen gebeurde het. Op een dag in de morgenschemering – God had tevoren Lot uit de stad gehaald – liet God uit de hemel vuur en zwavel op die steden regenen. Wat dat is, hebben we in de oorlog meegemaakt. Maar God kan zoiets doen zonder vliegtuigen.
Ik kan me voorstellen dat de mensen uit hun bed vlogen en brulden: 'Naar de kelders!' Iedereen rent naar de kelder. En dan wordt het gloeiend heet in de kelder – als in een bakkersoven. Het is niet om uit te houden. Nieuwe kreten: 'We moeten eruit!' En dan vlucht men naar buiten. Maar buiten regent het overal vuur en zwavel. Radeloze mensen: naar buiten kunnen ze niet, en in de kelders stikken ze bijna. Zo vertelt de Bijbel het. En toen heb ik me eens voorgesteld – de Bijbel beschrijft dat niet – wat voor soort mensen daar bijeen zijn: een mondain jong vrouwtje (ze heeft geen enkele aandacht voor de Heer gehad). Een oudere man, die ieder merk rode wijn aan de smaak kon herkennen. Hij had ook niets tegen de goede God, maar het liet hem allemaal volkomen koud. Zulke types waren daar in een kelder bij elkaar: keurige, fatsoenlijke mensen, brave staatsburgers, trouwe belastingbetalers. Ieder had zo zijn eigen dubieuze geheimen – zoals ieder mens in onze tijd.
Het wordt steeds heter in de kelder. Ze willen naar buiten,maar ze kunnen niet, want rondom woedt het verderf. En dan worden ze door huivering bevangen. De dikke meneer zegt opeens: 'Mensen, Lot heeft gelijk gehad: God leeft werkelijk!' En het mondaine vrouwtje zegt: 'Dan helpt er nog maar één ding: we moeten gaan bidden! Wie kan er bidden?' En dan heffen zij hun handen omhoog (in de oudheid bad men met opgeheven handen) die ze nog nooit eerder hebben opgeheven. Opeens klinkt er: 'Heer, heb toch medelijden. Wij hebben gezondigd. Wij hebben U veracht. Maar laat dit toch ophouden! U bent toch een goede God, U bent toch genadig! Heer, heb toch medelijden.' En het blijft stil. Alleen het geloei en geknetter van het vuur is te horen. Dan gaan de armen omlaag, de uitgestrekte handen worden tot vuisten samengebald: 'God, waarom zwijgt U?' En het blijft stil! Alleen het loeien van het vuur is te horen. En nu kunnen ze bidden of vloeken wat ze willen – God antwoordt niet meer!
Er is een grens die een mens of een stad of een volk kan overschrijden, een grens van onverschilligheid tegenover de levende God. Daarna luistert of antwoordt God niet langer. Dan kunt u nog bidden of vloeken, maar Hij geeft geen antwoord meer. Begrijpt u dat dit zwijgen het meest huiveringwekkende vonnis van God over Sodom was? God had hun niets meer te zeggen! En als ik naar onze landen kijk, in hun volkomen onverschilligheid tegenover de waarheid Gods, tegenover de geboden Gods en tegenover het heil van God, dan grijpt huivering mij aan. Misschien beleeft u het zelf nog eens, dat u bidt of vloekt – en dat God u niets meer te zeggen heeft. Er staat ergens in de Bijbel van God: 'Ik heb u geroepen en gij hebt niet geantwoord.' Waarom zwijg je, mens, wanneer God je roept? Dus: het zwijgen van God is het verschrikkelijkste vonnis van God! Het derde wat ik zou willen zeggen, is dit:
3. De grote afstand belemmert het horen
Als wij het gevoel hebben dat God zwijgt, dan kan het zijn dat wij te ver van Hem verwijderd zijn! Onlangs kwam een jongeman naar mij toe en zei: 'Dominee Busch, u maakt me nerveus! U spreekt voortdurend over God. Ik loop u tegen het lijf en u begint alweer. Ik hoor God niet en ik zie God niet Waar spreekt Hij dan? Ik hoor niets!' Toen antwoordde ik: 'Beste man, kent u het verhaal van de verloren zoon?' 'Zo ongeveer, verklaarde hij. 'Zo ongeveer' is helemaal niets. Ik zal het u vertellen, een verhaal van Jezus zelf. Er was eens een rijke landheer die twee zoons had. De ene was een beetje lichtzinnig. Het was hem thuis te bekrompen, te duf. Daar moest hij eenvoudig niets van hebben. Op een dag zegt hij tegen zijn vader: ”Ouwe, geef mij mijn erfdeel, betaal het me nu alvast uit, ik wil de wijde wereld in.” Zijn vader gaf het hem en de zoon trok de wijde wereld in. Er staat over hem: “Hij verkwistte zijn bezit in een losbandig leven.” U kunt zich dat voorstellen: Je kunt je geld in de grote steden best kwijt. En uitgerekend dan komt er hongersnood en werkeloosheid.
Hij zakt hopeloos af en komt tenslotte als varkenshoeder bij de varkens terecht. In Israël werden varkens als onreine dieren beschouwd. Voor een Israëliet was varkenshoeder worden het ergste wat hem kon gebeuren. Maar omdat er hongersnood heerste, was hij blij een hapje uit de troggen van de varkens te kunnen gappen en wat te eten te hebben. De stem van zijn vader kon hij daar niet meer horen. Hij was eenvoudig te ver bij hem vandaan. Nu kon de verloren zoon zeggen: “Ik hoor de stem van mijn vader niet” Logisch! Die hoorde hij natuurlijk niet!'
Sta me toe hier even een stukje in te lassen en het verhaal te vervolgen zoals het niet in de Bijbel staat. Daar zit hij dan, van huis weggelopen, bij zijn varkens. Hij heeft niets te bikken. En dan klaagt hij zijn vader aan: 'Hoe kan hij toelaten dat het zo beroerd met me gaat!' Die indruk geeft onze huidige wereld mij. Ze heeft God verlaten, de beroerdigheid komt over haar – en ze schreeuwt: 'Hoe kan God dat allemaal toelaten? Waarom zwijgt God?' Maar Jezus vertelt het verhaal van de verloren zoon anders: Er komt een moment in zijn leven, waarin hij tot zichzelf komt: 'Ik ben een halve idioot! Bij mijn vader is brood in overvloed – en ik verga van de honger. Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd.' En hij staat op en keert om! Zijn vader ziet hem al van ver en loopt hem tegemoet. Maar de verloren zoon zegt tegen hem: 'Vader, ik heb gezondigd.' Dan neemt de vader hem in zijn armen en roept: 'Breng het beste kleed hier en geef hem een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten!' Opeens hoort hij de stem van zijn vader weer. 'Als u de stem van God niet kunt horen, dan bent u te ver weg! U moet rechtsomkeert maken, dat weet u heel goed!' zei ik tegen die jongeman.
Mensen kunnen heel ver van God verwijderd zijn - zelfs tot bij de zwijnen. Ik heb dat in de tijd van de grootste goddeloosheid, als luitenant in de Eerste Wereldoorlog, altijd geweten en gedacht: 'Eigenlijk zou ik moeten omkeren!' En ik heb nog nooit iemand getroffen, die in de grond van de zaak niet wist: 'Eigenlijk zou ik moeten omkeren!' Een bijzonder eigengereide vrouw verklaart: 'Met mij is alles in orde!' Maar als ik wat langer met haar praat, zegt ze: 'Ja, eigenlijk zou ik moeten omkeren! Er is veel schuld in mijn leven. In wezen is mijn hart helemaal versteend!' Ieder van ons weet: 'Eigenlijk zou ik moeten omkeren! 'Waarom doet u het niet? Keer toch om! Dan hoort ook u de stem van de Vader! Ik moet nog iets meer zeggen over de vraag: 'Waarom zwijgt God?'
4. Wij moeten Gods laatste woord horen!
Hebt u nog even? Ben ik langdradig? Zo ja, dan ligt dat aan mij en niet aan het evangelie. Dominees kunnen het evangelie langdradig maken. Maar leest u dan de Bijbel zonder ons. Het evangelie is adembenemend – geloof me! Wat ik u nu ga zeggen, is het belangrijkste. Als u het gevoel hebt dat God zwijgt, dan moet u zijn laatste woord horen! Wel – en nu citeer ik een zin uit de Bijbel die zolang is, dat ik hem eigenlijk wel twee keer zou mogen zeggen.
Hij staat in het eerste hoofdstuk van de brief aan de Hebreeën: 'Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen had gesproken door de profeten (door Mozes en Jeremia bijvoorbeeld) heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door zijn Zoon.' Weet u wie de Zoon van God is? Dat is Jezus! Jezus! Nu ben ik weer bij mijn onderwerp. Mijn hart begint te zingen, als ik van Jezus spreken kan. Deze Jezus is – zo wordt Hij een keer genoemd – het vleesgeworden Woord: 'Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.' Als wij een woord uitspreken, dan is het al weer weg - als een ademtocht. God heeft een Woord vlees doen worden – in Jezus. Jezus is Gods laatste Woord!
Kent u de uitdrukking 'mijn laatste woord'? Stel dat ik u een koe zou willen verkopen. Heb geen angst, want ik doe het niet echt. Ik heb totaal geen verstand van koeien. Maar stel dat ik u een koe zou willen verkopen. Wat is een koe waard? Ik heb geen idee. Laten we zeggen 1.000 mark. U zegt: 'Ik geef er 300 mark voor. Meer niet!' 'Maar ik moet er eigenlijk 1.200 mark voor hebben!' verklaar ik. Dan biedt u 400 mark. Daarop antwoord ik: '1.100 mark wil ik hebben!' En dan onderhandelen we net zo lang, tot ik zeg: 'Goed: 800 mark is mijn laatste woord!' Als ik stevig in mijn schoenen sta, dan blijft het daarbij en komt er daarna niets meer.
Jezus is Gods laatste woord! En als u Hem niet accepteert, dan heeft God u niets meer te zeggen. Begrijpt u wat ik bedoel? Als de mensen zich beklagen: 'God spreekt niet! Waarom zwijgt God?' dan antwoord ik: 'God heeft u niets meer te zeggen, als u zijn laatste woord niet wilt aannemen!' U moet Jezus aannemen! U mag Jezus aannemen! Op een andere manier gaat het niet! Ik ontmoet vaak mensen die tegen me zeggen: 'Ik geloof in de goede God. Maar Jezus?' Hoort u eens: Jezus is het vleesgeworden, laatste woord van God aan ons! Wat dat betekent, moet ik u nog uitleggen. En daarom moet ik u wat over Jezus vertellen. Ik doe niet liever!
Er is een grote mensenmenigte om Jezus heen. En Hij spreekt. Opeens ontstaat er in de achterste rijen beroering. De mensen beginnen onderling te praten en weg te lopen. Jezus onderbreekt zijn toespraak: 'Wat is er toch aan de hand?' Er was iets vreselijks aan de hand. Er is een melaatse gekomen. Weet u wat melaatsheid is? Daarbij teert een mens levend weg. Afgrijselijk is het: allemaal etter die oren, neus en lippen weg vreet. En melaatsheid is zeer besmettelijk. Melaatsen moesten daarom in de woestijn leven. Ze mochten niet onder de mensen komen. En dan komt daar zo'n melaatse en begeeft zich midden onder die menigte mensen! Hij heeft van Jezus gehoord en hij heeft maar één groot verlangen: 'Ik wil graag de Verlosser zien!' Zo komt hij daar. En de man krijgt nog plaats ook. De mensen deinzen terug. En dan brullen ze: 'Weg jij! Smeer 'm!' Ze pakken stenen en nemen een dreigende houding aan. Maar hij laat zich er niet door weerhouden. Ik kan mij dat zo goed voorstellen hoe daar, midden door die menigte, de weg vrijgemaakt wordt, vrijgemaakt door geschrokken mensen. En over het pad dat ontstaat, loopt de melaatse naar voren – totdat hij voor Jezus staat. Nee, hij staat niet voor Jezus, hij zinkt voor Hem in het stof en gooit huilend voor de Verlosser al zijn nood eruit: 'Mijn leven is vergald, bedorven! Jezus, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen. Help mij!' Ach, weet u: de verworden mens en de Verlosser, de Zoon van God, moeten bij elkaar komen. Zo moet het: onze nood moet bij Jezus komen! Ik hoop van harte dat u uw beetje 'religie' overboord gooit en uw nood en ellende bij Jezus brengt.
Daar ligt die melaatse voor Jezus: 'Indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen!' En dan gebeurt er iets wat ik eindeloos mooi vind. Ik zou me zo kunnen voorstellen dat Jezus een stap achteruit deed voor die vreselijk verminkte mens en zou zeggen: 'Ja, goed. Sta op! Wees gereinigd!' Maar nee, dat doet Hij niet. Jezus doet een stap naar voren en legt zijn handen op het zieke hoofd! De mensen schreeuwen van ontzetting: 'Een melaatse, daar kom je toch niet aan!' De Bijbel bericht: 'En Jezus raakte hem aan, Geen vuil is voorde Verlosser te afzichtelijk! Geen ellende is Hem te groot!
Hij legt zijn hand erop! Als ik die andere Wilhelm Busch was, de beroemde tekenaar, zou ik dat willen tekenen: De handen van Jezus op het verminkte, half weg geteerde gezicht van die melaatse. Dat is Jezus, het Wonder der tijden! En wanneer er iemand is van wie niemand iets wil weten,dan legt Jezus zijn hand op hem en zegt: 'Ik heb je verlost, je behoort Mij toe!' Als er iemand is die gekweld wordt omdat hij melaats is van onreinheid en zonde, dan legt Jezus zijn hand op hem en zegt: 'Wees gereinigd!'In Jezus komt Gods liefde tot ons in onze nood, in onze zonde, in onze onreinheid, in onze ziekte!
Jezus is het mens geworden Woord van God! En dan zijn er nog mensen die durven zeggen: 'Waarom zwijgt God?' Heeft God niet duidelijk en heerlijk genoeg gesproken? Is dat niet door God zelf gezegd? En die Jezus wordt op een dag aan een kruis genageld. De spijkers worden door zijn handen en voeten geslagen. Dan wordt het kruis opgericht Om het kruis heen een joelende menigte. Romeinse soldaten duwen de mensen achteruit. Kom mee, wij sluiten ons aan bij die menigte, wij willen ook bij het kruis van Golgotha staan! Zie Hem aan, de man van Golgotha! Zijn 'hoofd bedekt met wonden, beladen met smart en hoon', dat 'hoofd, ten spot ombonden, met een doornen kroon'! Aanschouw Hem. Vraag Hem: 'Waarom hangt U daar?' En Hij antwoordt u: 'Omdat jij schuld hebt tegenover God. Eén van beide: óf jij betaalt die schuld in de hel, óf Ik betaal die hier voor jou. Er moet iemand betalen. Ik wil het voor je doen. Geloof in Mij!' Toen ik dat als jonge kerel begrepen had: Hij is het Offerlam dat de zonde der wereld draagt – ook de mijne – toen nam Jezus mijn schuld weg, toen verzoende Hij mij met God, toen betaalde Hij het losgeld, om mij vrij te kopen voor God. Toen heb ik mijn hart aan de voeten van het kruis gelegd en gezegd: 'Aan wie anders zou 'k mij geven, o Koning die aan 't kruishout stierf? Ik offer U geheel mijn leven, Die vrijspraak ook voor mij verwierf!' En dan wordt Jezus in een graf gelegd, dat uitgehouwen was in de rotsen. Een enorm rotsblok wordt ervoor gewenteld. Romeinse soldaten houden de wacht. En op de derde dag, vroeg in de morgen, wordt het ineens heel erg licht, alsof er in de nabijheid een atoombom is geëxplodeerd. Zo licht, dat de soldaten – en dat waren kerels, echt niet van die paniekerige juffertjes – in zwijm vallen. En het laatste wat ze zien, is hoe deze Jezus glorieus uit de spelonk naar buiten komt! Ik vertel u geen sprookjes. Ik weet dat deze Jezus is opgestaan uit de dood. Deze Jezus die voor u gestorven is, leeft! Er is geen mens voor wie Jezus niet gestorven is. En deze Jezus roept u – als Gods laatste Woord! Daar komt het op aan in uw leven, of u Hem aanneemt! 'Waarom zwijgt God?' God zwijgt helemaal niet. Hij spreekt wel degelijk. Zijn woord luidt: 'Jezus!' En dat betekent: liefde, genade, erbarmen!
Ik heb in mijn leven vreselijke uren doorgemaakt – in nazi-gevangenissen en in de oorlog. Ik denk aan één van de verschrikkelijkste momenten. Een kreet van ontzetting bleef in m'n keel steken, toen ik – tijdens de Tweede Wereldoorlog- naar een binnenplaats werd gebracht. Om mij heen lagen ongeveer tachtig lijken, die men die dag uit een dichtgegooide bunker had opgegraven. Zeker, ik had dergelijke afschuwelijke tonelen ook op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog gezien. Maar – dit was nog veel afzichtelijker. Hier lagen geen soldaten. Hier lagen oude mannen, afgetobde vrouwen en kinderen. Kindertjes, aan wier magere lichamen de lange oorlog te zien was. Kinderen! Wat hadden die met die waanzinnige oorlog te maken? En toen ik daar tussen al die lijken stond – alléén met mijn afgrijzen, alleen in die doodse stilte – toen heb ik in mijn hart geschreeuwd: 'O God, waar bent U? Waarom zwijgt U?' En toen kwam opeens dat woord uit de Bijbel inmijn gedachten: 'Zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn Zoon gegeven heeft.' God zelf moet mij dit woord in mijn wanhoop wel hebben toegeroepen. En opeens stond het kruis van Golgotha voor mij, waaraan God zijn Zoon liet doodbloeden voor ons! Ik begrijp God niet. Ik begrijp niet waarom God zoveel toelaat. Maar er is een licht, een signaal, een gedenkteken, een vuurtoren van zijn liefde. Dat is het kruis van Jezus. 'Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven. Hoe zou Hij ons met Hem ook niet alle dingen schenken!' Zo zegt de apostel Paulus het En zo is het ook: als ik bij het kruis van Jezus vrede met God vind, dan heb ik verder geen vragen meer.
Toen mijn kinderen klein waren, begrepen ze niet alles wat ik deed, maar zij hadden vertrouwen: 'Het zal wel goed zijn wat vader doet!' Als ik aan de voet van het kruis van Jezus vrede met God vind, een kind van God ben, dan kan ik de hemelse Vader ook vertrouwen. Hij doet alles goed. Dan heb ik helemaal geen vragen meer. Het gaat er alleen maar om dat u dit laatste Woord van God -Jezus – aanneemt en toelaat in uw leven! Hebt u nog vijf minuutjes? Ik moet nu nog één ding zeggen dat heel belangrijk is:
5. Het zwijgen van God kan een uitvlucht worden
Je kunt er urenlang over discussiëren waarom God dit of dat toelaat, maar de vraag wordt toch altijd pas echt actueel en acuut, wanneer het jezelf betreft. Vindt u niet? In al die vreselijke onbegrijpelijke dingen van mijn leven ben ik er altijd alleen doorheen gekomen, vanwege het kruis van Jezus.
Pas zei een wanhopig meisje tegen mij: 'Ik kan niet verder meer leven!' Ik weet niet in welke situatie u verkeert, maar over de donkere kanten van uw leven zou ik willen zeggen: het gaat er niet om dat wij vragen: 'Waarom? Waarom?' Maar wij moeten vragen: 'Waartoe?' Daarom wil ik u nog een verhaal vertellen.
Toen ik enkele tientallen jaren geleden predikant werd in een mijnwerkerswijk, ging het daar vreselijk toe. Op een dag hoorde ik over een arbeider die in de mijn een ongeluk had gekregen. Er was een steen op hem gevallen. En nu was hij vanaf zijn middel verlamd, zonder enige hoop op herstel. Vreselijk! Ik bezocht hem, maar dat bezoek was verschrikkelijk. Het was het vreselijkste bezoek dat ik ooit heb afgelegd. De tent zat vol mijnwerkers. De flessen brandewijn stonden op tafel. De verlamde man zat in zijn rolstoel. Toen ik binnenkwam, hief hij een luid gebrul aan: 'Hé, zwartrok, blijf buiten alsjeblieft! Waar was jouw God, toen die steen op mijn kruis viel? Waarom zwijgt God toch?' En toen kwamen de vloeken. Het was een soort hel. Ik kon geen woord uitbrengen en ging weer naar buiten. Nu had ik een paar vrienden onder de mijnwerkers van mijn wijk. Ik vertelde hun de volgende avond op onze kring over mijn bezoek. En een week later, toen wij net met onze kring wilden beginnen, ging met veel kabaal de deur openen – de rolstoel met de half verlamde man werd naar binnen geduwd. Die vrienden, die ook mijnwerkers waren, hadden hem gewoon opgehaald en meegenomen naar onze bijbelstudie kring. Ik weet niet of zij hem veel gevraagd hadden,waarschijnlijk niet. Zo zat hij dus voor mij. En toen sprak ik over de tekst: 'Alzo lief heeft God de wereld gehad' – niet: dat Hij ervoor zorgt dat het ons goed gaat, maar 'dat Hij zijn Zoon gaf. Ik sprak over Jezus, Gods laatste Woord dat wij moeten horen en ik vervolgde: '.. .opdat een ieder die in Jezus gelooft, niet verloren zal gaan.' En de man luisterde! Het was voor het eerst dat hij zo over Jezus hoorde spreken! Opeens zag hij licht. Maar laat ik kort zijn: drie maanden later was hij het eigendom van die Heer Jezus geworden. Ik kan u nauwelijks zeggen hoe nieuw en anders alles werd. In zijn huis werd orde op zaken gesteld. Waar je vroeger slechts gevloek hoorde, klonken nu geloofsliederen. Zijn oude vrienden bleven weg, maar er kwamen nieuwe voor in de plaats. De flessen brandewijn verdwenen. In plaats daarvan lag de Bijbel op tafel. Zijn vrouw en kinderen fleurden op. Kort voor zijn dood heb ik hem nog een keer opgezocht Dat vergeet ik nooit Hij had zo'n aardige naam: 'Amsel'. Hij zal het mij niet kwalijk nemen dat ik zijn naam hier noem, hij is thans in de eeuwigheid. 'Amsel, vraag ik, 'hoe staat het ermee?' 'Ach,' zegt hij, 'sinds mijn leven Jezus toebehoort, sinds ik vergeving van mijn zonden heb ontvangen, sinds ik een kind van God ben, is het in mijn huis, en toen dacht hij even na en vervolgde, 'iedere dag pakjesavond.' Dat is toch goed uitgedrukt van zo'n mijnwerker, of niet? En toen kwam wat ik nooit zal vergeten. Toen zei hij: 'Busch! Ik ga spoedig sterven, dat voel ik.' Wij tutoyeerden elkaar, omdat wij zulke goede vrienden geworden waren. 'En dan ga ik door de poort van de dood en sta voor God. Het is mij volkomen duidelijk. Met de dood is het niet uit. En wanneer ik dan in de eeuwigheid voor de troon van God sta, dan wil ik voor Hem neervallen en Hem bedanken dat Hij mijn wervelkolom gebroken heeft.' 'Amsel,' val ik hem geschrokken in de rede, 'wat zeg je me daar!' En hij antwoordt: 'Ik weet wat ik zeg. Zie je, als dat niet gebeurd was, als God mij zo in goddeloosheid verder had laten leven, dan was ik linea recta naar de hel gegaan, naar het eeuwige verderf. God moest in zijn reddende liefde zo hard ingrijpen en mij mijn wervelkolom laten breken, opdat ik de weg zou vinden naar zijn Zoon, naar Jezus. Door Jezus ben ik een blij kind van God geworden. En daarom wil ik Hem danken!' En toen kwam er een zin, die voor altijd in mijn geheugen gegrift blijft: 'Het is beter, verlamd aan Jezus toe te behoren en een kind van God te zijn, dan met twee gezonde benen voor eeuwig verloren te zijn!' Dat vergeet ik nooit meer. Ik antwoordde: 'Beste Amsel! Zie je: God heeft het je vreselijk moeilijk gemaakt. Aanvankelijk heb je gemopperd: “Waar was God eigenlijk? Waarom zwijgt God?” En nu heb je begrepen waarvoor het heeft gediend. God heeft jou naar Jezus toe willen trekken, opdat Jezus jou naar Hem kon trekken!' Wij moeten niet vragen 'Waarom', maar veeleer 'Waartoe'.
En in verband daarmee wil ik u zeggen: Ik geloof dat alle moeilijke dingen in ons leven ertoe dienen dat God ons door Jezus tot Zich trekken kan! Dan kan Gods Geest in ons hart wonen, en onze gevoelens en ons verstand regeren. Dan kunnen wij de vrede van God smaken en ervaren en ons verblijden. Het is mijn vurige wens en bede dat u daar van harte mee instemt!
Hier vind je een Nederlandstalige versie in verschillende formaten:
http://bitimage.dyndns.org/dutch/WilhelmBusch/
Ik heb een deels opgeschoonde versie hiervan, die zal ik je vanavond wel even emailen.
Voor wie wil, hier staat ook een engelstalige versie in verschillende formaten: http://bitimage.dyndns.org/english/WilhelmBusch/
Ikzelf heb wel eens delen daarvan gestuurd aan engelstalige vrienden en kennisen.
Of op beide nog copyrights zitten weet ik niet, maar ik weet zeker dat ds. Busch zelf geen enkele moeite zou hebben gehad met verspreiding.
Wij hebben zelf (=onze uitgeverij hier) de rechten voor in ieder geval Finland en mogelijk nog wat meer, indertijd gekregen via de dochter van ds. Wilhelm Busch. Mijn vrouw had overigens al een aantal hoofdstukken, waaronder bovenstaand, zo'n 25 jaar geleden vertaald vanuit het Duits in het Nederlands, dat was nog voor de Nederlandse uitgave er was.
Wie trouwens een beetje Duits kan en de achterliggende toespraken van Busch zelf eens wil horen, zie hier:
http://www.sermon-online.de/search.pl?lang=de&id=0&start=1&searchstring=&author=41&language=0&category=0&mediatype=0&order=12&count=0&x=32&y=25
Bv. "Wie kann Gott alles zulassen?" is de toespraak waarop bovenstaand hoofdstuk gebasseerd is, de moeite waard om eens te luisteren.
De Amerikaanse predikant en kerkplanter Tim Keller heeft daar recent een boek over geschreven: Aan Gods hand door pijn en lijden. In dit boek wordt er o.a. stilgestaan bij het lijden van Job, de klaagzangen in de psalmen en het lijden van Jezus. Ik heb het zojuist uitgelezen en raad het je ook van harte aan!
Een tweetal citaten:
Je verstand gebruiken om te proberen iets te begrijpen van het lijden, is belangrijk, maar het moet gepaard gaan niet alleen met kennis over God, maar met God kennen.
(Keller, Aan Gods hand door pijn en lijden, p241)
Als je in Jezus gelooft en bij Hem rust vindt, dan heeft lijden op jouw karakter dezelfde uitwerking als vuur op goud (...) Je weet pas echt wie je bent als je op de proef wordt gesteld (...) Je kunt pas echt op God leren vertrouwen als je op het punt staat om te verdrinken.
(Keller, Aan Gods hand door pijn en lijden, p278)
Wat is dit moeilijk wat je hebt meegemaakt! Als ik hoor van mensen die heel veel hebben meegemaakt, dan ben ik altijd blij als ze nog wel in God geloven of Hem zoeken. Want dat kan soms onmogelijk lijken .. als je zo beschadigd bent! Terwijl je er echt niet gelukkiger van wordt of de problemen niet worden opgelost, als je dit loslaat. Dan is er helemaal geen houvast meer.
Ik begrijp vaak ook niet waarom dingen gebeuren, het is een bekende worsteling... Ik zou niet willen zeggen, dat je moet vragen "waartoe" in plaats van "waarom". Ik denk dat je best met jouw vragen naar God mag gaan en mag zeggen: God ik begrijp niet waarom ik deze dingen mee moet/moest maken...
God weet immers wat er gebeurd is en wat het met jou doet?! Dus waarom zou je dan niet aan Hem mogen vertellen dat jij het zo moeilijk, pijnlijk, verdrietig, ondraaglijk vindt? Hij schrikt daar echt niet van, wil juist dat we Hem dan ook zoeken. Wij kunnen hele hoge eisen aan onszelf stellen (dat we niet opstandig mogen zijn enz.) en hele verklaringen geven, waarom dingen gebeuren... Maar Jezus riep ook uit in Zijn lijden: Mijn God waarom hebt Gij mij verlaten. Terwijl de Heere Jezus heel goed wist, dat Hij verlaten werd om onze zonden. Toch was het geen zonde, dat Hij dit aan Zijn Vader vroeg.
Als God alle onrecht tegen zou moeten houden, dan was er (bijna) geen mens meer op aarde. Want ieder mens handelt toch weleens onrechtvaardig?! God laat ons nog leven, zodat wij in/door Hem rechtvaardig kunnen worden.
Maar ik zou ook weleens willen dat Hij dan het ergste onrecht tegen zou houden. Maar of wij deze vragen dan niet zouden hebben?! Dat vraag ik me af.
Ik heb geen oplossingen voor je, maar wel begrip. Ik hoop dat je steeds meer gaat ervaren dat je welkom bent bij God, zoals je bent. Dat Hij jou helpt en draagt en liefheeft... Dat je bij Hem kunt schuilen en dat Hij door en door betrouwbaar is. Ik wens je veel sterkte.