Vrijheid van exegese
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 07-08-2015| 15:51
Vraag
Aan ds. G.A. Van den Brink. Met veel interesse heb ik de serie Arminianisme gevolgd waarin Marcel Vroegop en u ingaan op verschillende vragen en waarbij wordt gekeken wat is nu wel en wat niet Arminiaans. Fijn dat u dit samen met Marcel wilde doen. Erg verhelderend!
Toch kwam afgelopen zondag nog een vraag op. Hopelijk bent u bereid om deze te beantwoorden. Aan de beurt van behandeling was artikel 14 van de NGB. Tijdens het lezen viel me op dat de Bres daar het volgende schrijft: “...gelijk de Schrift ons leert, zeggende: Het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft Hetzelve niet begrepen; alwaar de heilige Johannes de mensen duisternis noemt. Daarom verwerpen wij al wat men hiertegen leert van den vrijen wil des mensen, aangezien de mens niet dan een slaaf der zonde is, en geen ding kan aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven is.” In de serie gebruikte Marcel (ik weet niet meer precies bij welke vraag) een tegenwerping: “Een mens kan niets aannemen, als het hem niet uit de hemel gegeven is” (Joh 3:27). U zei dat we dit allereerst in context moesten zien dat het gaat over het ambt. Ik heb dit zelf bestudeerd en ik vind ook dat het inderdaad erg duidelijk in die context staat. Toch ziet de Bres het in zijn artikel anders dan ik dat in de context lees (ik bedoel Joh 3:27, want zijn punt maakt hij met Joh 1:5 duidelijk). Moeten we dan toch de Bres visie hierop volgen of zit ik er naast en zie ik het niet goed?
Antwoord
Beste vragensteller,
Dank voor je vraag! Fijn dat je de serie over het arminianisme waardeert. Je vraag gaat over een gedeelte in video 3, vanaf 6”09.
Persoonlijk denk ik dat de belijdenis (mede) bedoeld is om leerstellingen zodanig te verwoorden, dat de ruimte en grenzen van de orthodoxe leer kenbaar wordt. Dat punt is, zoals je ook zelf aangeeft, in artikel 14 NGB helder. Vervolgens kan de vraag zijn, of ook de exegese van concrete teksten wordt vastgelegd en gefixeerd, zodra deze in een belijdenisgeschrift worden aangehaald. Daarvan denk ik dat dit niet zo is; er blijft de vrijheid van exegese. Laat ik enkele voorbeelden noemen.
De Dordtse Leerregels zeggen over Efeze 2:8 dat daar wordt bedoeld dat het geloofsvermogen een gave van God is (DL II.5). Calvijn daarentegen schrijft: “Zo bedoelt Paulus dan niet, dat het geloof een gave van God is, maar dat de zaligheid ons van God gegeven wordt, ofwel dat wij [de zaligheid] door Gods gave verkrijgen.” Is de uitleg van Calvijn verboden sinds de Dordtse Leerregels? Ik denk niet dat iemand dat zou willen beweren.
Een ander voorbeeld is te vinden in artikel 34 van de NGB. Daar staat dat de Heere in de wet had bevolen voor ieder kind een lam te offeren. Dat is echter onjuist. De wet van Mozes zegt dat voor de eerstgeborene alleen (dus niet voor elk kind in een gezin) een lam ten brandoffer moest worden gebracht. Bovendien was het mogelijk dat in plaats van een lam een duif zou worden geofferd. En ook was dit offer niet voor het kind bedoeld maar voor de moeder (Leviticus 12:6-7). Het theologische punt van artikel 34 is duidelijk, maar het lijkt me niet mogelijk om de exegetische onderbouwing hier over te nemen.
Kortom, doorslaggevend voor de uitleg van Joh. 3:27 is de exegese, niet de terloopse vermelding in een belijdenisgeschrift.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: