Haat tegen mezelf ondanks verkering
Ds. H. Veldhuizen | Geen reacties | 03-10-2005| 00:00
Vraag
Beste ds. Veldhuizen, hartelijk bedankt voor uw fijne reactie! Achteraf merkte ik dat ik te weinig verteld had om het voor u duidelijk te maken. Maar ik ben snel bang dat mensen denken dat ik zielig over wil komen. Absoluut niet!
Ik ben 17 jaar. Thuis wordt altijd het negatieve benadrukt. Vanaf mijn tiende ben ik me dat erg aan gaan trekken. Thuis werden soms erge dingen tegen me gezegd. Ik kan dat moeilijk vergeten. Ik ben zo in die spiraal terecht gekomen. Sinds ik verkering heb voel ik me door iemand gewaardeerd, maar de haat tegen mezelf blijft. Ik vind het zo moeilijk om te denken dat God me zo heeft gewild.
Antwoord
Beste vriendin,
Bedankt voor je reactie op mijn antwoord. Laat ik meteen maar reageren op watje wat nu schrijft. Je negatief denken over jezelf komt, als ik het goed begrepen heb, van de thuissituatie. Fijn dat je dat schrijft, hoewel het natuurlijk niet zo fijn is. Maar laat ik er ook meteen maar bij zeggen: een moeilijke thuissituatie is dikwijls het geval wanneer mensen een negatief zelfbeeld hebben. In mijn antwoord schreef ik dat ook. Ik schreef over de mogelijkheid dat iemand te weinig basisvertrouwen van thuis had gekregen van thuis. Ik noemde o.a. het voorbeeld van een bal gooien in een mand. Het maakt een groot verschil of een kind steeds te horen krijgt: ‘Weer 8 keer mis’, of: ’O, wat goed, 2 van de 10 keer zit de bal in de mand’. Je hebt dat voorbeeld vast wel begrepen. Alleen heb ik er bij geschreven: Probeer zoiets de mensen in je thuissituatie (je ouders, broers, zusters?) niet te verwijten of hen te beschuldigen. Ook zij zijn in zekere zin product van hun opvoeding. En wat de ouders betreft: De Catechismus zegt dat de ouders zwakheid en gebreken hebben (zondag 39). Als ik daar over preek, onderstreep ik dat altijd naar de ouders toe. Maar de Catechismus zegt ook dat we met de zwakheid en gebreken van onze ouders geduld moeten hebben. Ook dat onderstreep ik als ik over dat antwoord van de Catechismus preek, naar de jongeren toe. Tenzij er natuurlijk van ernstige mishandeling sprake is. Maar dat is, voorzover ik kan zien, bij jou niet het geval.
Je schrijft: ‘Thuis wordt altijd het negatieve benadrukt.’ Verdrietig voor je. Toen je klein was had je dat, denk ik, niet zo in de gaten, maar je schrijft dat je je dat vanaf je tiende jaar aan bent gaan trekken. Je schrijft ook: ‘Soms werden er erge dingen tegen me gezegd’. Ik weet niet wat die erge dingen zijn. Misschien, hoewel ik me dat nauwelijks kan voorstellen, dat er gezegd werd: ‘Je had er eigenlijk niet moeten zijn?’ Of: ‘Je bent lastig, slecht, lelijk?’ Ik noem maar een paar dingen die helaas wel eens voorkomen. Je schrijft ook: ’Ik kan dat moeÃlijk vergeten’. Dat is heel begrijpelijk. Maar nog eens: probeer dat naar thuis toe niet te verwijten. Je zult het, met Gods hulp, overgroeien. Alleen kan dat een proces zijn dat tijd nodig heeft. Je schrijft ook: ’Ik heb een haat tegen mezelf en ik vind het moeilijk om te denken dat God me gewild heeft.’ Ook dat is te begrijpen, maar ik zeg er meteen bij: daar moet je vanaf. God heeft ook jou gewild. Je mag er zijn. Ik denk weer, wat ik ook de vorige keer schreef, aan Psalm 139: David, de jongste van een groot gezin, zegt: ‘Ik loof U omdat ik wonderlijk gemaakt ben’. En aan Psalm 8, waarin David zegt dat God de mens (ook jou dus) hoog gesteld heeft. Dat zegt David na de zondeval. Lees die psalmen nog eens door. En: Jezus heeft als samenvatting van de tweede tafel van de wet gezegd: ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.’ Je mag (moet!) in zekere zin jezelf dus liefhebben, anders kun je ook de naaste niet liefhebben. Je bent een schepsel van de Hem. Al zou je een gehandicapt meisje zijn, of vind je jezelf lelijk (dat ben je natuurlijk niet), je bent door de Heere geschapen. Denk aan het voorbeeld van die mevrouw met die grote bloedvlek waarover ik schreef. Of aan de wrat van Cromwell. Of, een ander voorbeeld: Een meisje, 20 jaar, heel vaak negatieve woorden thuis gehoord, ze had in haar gezicht heel erge jeugdpukkels en krabde er steeds aan, zodat het steeds erger werd. O, wat zat ze diep in de put en wat dacht ze negatief over zichzelf. Een aantal jaren later ontmoette ik haar. Wat was ze veranderd, ze was getrouwd en moeder van drie kinderen, en had, zover ik het kon zien, een groot zelfvertrouwen. En Godsvertrouwen! Dat laatste, onthoud het goed (!) was het mooiste. Het is de basis van een gezond zelfvertrouwen.
Ik kan ook een bijbels voorbeeld noemen, zij het niet dat het een meisje betreft, maar een gehuwde vrouw: Lea, de vrouw van Jakob. Die geschiedenis ken je natuurlijk wel. Je zult toch door je vader uitgehuwelijkt worden aan een man die liever je zus had gehad. Terwijl die zus bovendien veel knapper is dan jij (Genesis 29:17). En dan de ervaring opdoen dat die man 7 jaar gaat dienen om ook je mooie zus te krijgen (vers 27), die hij liever heeft dan jou (vers 30). Dat is toch om negatieve gevoelens te krijgen die nooit meer weggaan? En toch, de Heere denkt aan Lea. Bij haar eerste kind zegt ze: ‘Nu zal mijn man mij voortaan liefhebben’ (vers 31), bij het tweede kind: ‘De Heere heeft gehoord dat ik gehaat was’ (vers 33), bij het derde kind: ‘Nu zal mijn man zich bij mij voegen’ (vers 34). Maar het gebeurt niet, althans niet zoals het in een goed huwelijk hoort. Laten we maar rustig zeggen dat ze door Jakob werd verwaarloosd en haar zus werd voorgetrokken. Maar Lea wordt er door de Heere bovenuit getild. Bij het vierde kind (Juda) zegt ze: ‘Ditmaal zal ik de Heere loven’ (vers 35). En op zijn sterfbed zegt Jakob dat hij bij Lea (niet bij Rachel) begraven wil worden (Genesis 49:31). Zo wil de Heere er ook jou bovenuit tillen, zodat je uit de spiraal van negatieve gevoelens komt. Hoe? Door vast op Hem te zien. En door steeds tegen jezelf te zeggen: Ik mag er zijn. Door (Probeer dat eens!) elke morgen als je opstaat te zeggen: Dank U wel, Heere’, dat ik er mag zijn. Ze hebben dat (misschien) nooit tegen me gezegd, maar Uw Woord, de Bijbel, zegt het. Ik struikel veel, Heere, wilt U me vandaag bewaren voor verkeerde dingen, maar ik dank U ook dat ik er ben. En dat ik van U weet. En: probeer je van veel wat moeilijk voor je is los te maken en te zien dat er ook veel positieve dingen waren en zijn. Bijvoorbeeld dat je een vriend hebt, die vast wel eens (vaak) positieve dingen tegen je zegt.
Je schrijft dat je 17 jaar bent. Dat is de leeftijd dat jongeren proberen hun eigen identiteit te vinden. Langzamerhand maken ze zich los van thuis en komen ze op eigen benen te staan en groeien ze naar de volwassenheid. In die fase zit jij ook. Vind je het erg dat ik dat schrijf? Voor veel jongeren is dat niet de gemakkelijkste fase, en zeker voor jou niet. Probeer het met God te doen. Wanneer is iemands identiteit voltooid? In zekere zin als hij of zij volwassen is. Maar wanneer is iemand volwassen? Dat is een groei, die in wezen nooit ophoudt, want als het goed is blijft ieder mens leren. In dat proces wordt je sterker en sterker, in het bijzonder als je van dag tot dag naar de Heere ziet. Dat wens ik jou van harte toe.
Ik hoop dat je met mijn reactie wat kunt. Van harte zegen toegebeden.
Ds. H. Veldhuizen
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. Veldhuizen
- Geboortedatum:02-01-1938
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Wapenveld
- Status:Inactief