Willens zondigen
Ds. H. Veldhuizen | Geen reacties | 17-07-2005| 00:00
Vraag
Ik heb wat vragen over de volgende teksten. Ik hoop dat u ze kunt en wilt beantwoorden. Hebr. 6:4-6: “Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, En afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering, als welke zichzelven den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken.”
Hebr. 10:29-29: “Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden; Maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden. Als iemand de wet van Mozes heeft te niet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen; Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zoon van God vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan?”
Ik weet eerlijk gezegd niet zo goed raad met deze teksten; kan ze niet echt plaatsen in de juiste context. Vaak wordt gezegd dat dit slaat op de zonde tegen de Heilige Geest, maar het gaat hier meer over afval van het geloof. Hoe zit dit? Ik neem aan dat deze teksten gelden voor ongelovige 'kerkmensen' die afvallig worden. Maar het gebeurt toch heel vaak dat kerkmensen weer terugkeren, zich bekeren, net als de verloren zoon. Of kan er bij een terugkeer alleen nog sprake zijn van een tijdgeloof en niet het zaligmakend geloof.
De volgende tekst heeft er ook mee te maken geloof ik: (2 Petr. 2:20) “Want indien zij, nadat zij door de kennis van den Heere en Zaligmaker Jezus Christus, de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelve wederom ingewikkeld zijnde, van dezelve overwonnen worden, zo is hun het laatste erger geworden dan het eerste.”
Geldt het dus alleen voor mensen die uit de wereld tot het christendom overgegaan zijn, maar later het weer vaarwel zeggen? En voor welke afval gelden bovenstaande teksten. In de bijbel komt ook wel afval voor die toch vergeven wordt. Het valt me op dat vooral in de brief aan de Hebreeën hierover geschreven wordt, en de algemene zendbrieven. Heeft dat iets te betekenen? Tenslotte nog een vraag over het woord: “willens”. Wat wordt hier mee bedoeld? Want volgens mij zondigen we allemaal willens, terwijl we weten dat het eigenlijk niet hoort/mag. Volgens mij is David met zijn overspel met Batseba wel een duidelijk voorbeeld hiervan. Hij deed deze zonde willens, met voorbedachte rade. Eerlijk waar, ik begrijp er niets van. Ik hoop dat u het mij uit wilt leggen.
Antwoord
Beste vriend(in),
Je hebt wat vragen gesteld over een paar niet zulke gemakkelijke teksten, twee teksten uit de Hebreeënbrief, een brief die op zichzelf als niet zo gemakkelijk is, en een vraag over een tekst uit de 2e Petrusbrief die met de beide andere teksten te maken heeft. Ik weet niet waarom je je vragen gesteld hebt. Is dat omdat je die teksten tegenkwam bij je persoonlijk Bijbellezen? Of zijn het teksten waarmee je vastliep voor je eigen persoonlijk geloofsleven?
Ik denk vooral aan je laatste vraag over het ‘willens’ zondigen, in Hebr. 10:26. Je schrijft: volgens mij zondigen we allemaal willens, terwijl we weten dat het eigenlijk niet hoort/mag, en daarbij noem je als voorbeeld de geschiedenis van David en Batseba.
Laat ik met die laatste vraag maar beginnen. Aan de ene kant heb je gelijk als je zegt: we zondigen allemaal willens. Maar aan de andere kant: is dat werkelijk waar? Denk je als je zondigt: het mag wel niet, maar ik doe het toch, ik trek me van de wil van de Heere niets aan? Als dat waar zou zijn dan zou ik je heel ernstig moeten waarschuwen en tegen je moeten zeggen: bekeer je van je zondige, van God-afgekeerde weg. Of is het veeleer andersom: je zondigt terwijl je het eigenlijk niet wilt? Dat is de oude mens in je. Je struikelt en valt zo dikwijls. En daar heb je verdriet over. Je bidt de Heere om vergeving. En je vraagt of Hij door Zijn Heilige Geest je hart wil vernieuwen. Het maakt namelijk een groot verschil of jij de zonde achterna loopt (in dat geval is de boodschap van de Bijbel: bekeer je), of dat de zonde jou achterna loopt (in dat geval heb je er verdriet van als je in zonde valt en bidt je de Heere om vergeving). Heb je de uitdrukking wel eens gehoord: “Een christen kan wel in de zonde vallen (dat doet hij dikwijls; zelfs de allerheiligsten hebben maar een klein beginsel van de nieuwe gehoorzaamheid, zegt de Catechismus), maar hij kan niet in de zonde léven” (Hij gaat met zijn zonden, beschaamd, steeds weer tot de Heere).
Nu is het niet zo gemakkelijk om precies bij jezelf na te gaan of je de zonde achterna loopt of dat de zonde jou achterna loopt, want arglistig is dikwijls ons hart. Toch, probeer je voor het aangezicht van God, nauwkeurig te onderzoeken (Psalm 139:23-24). Denk aan Romeinen 7:13-26: de inwendige strijd van Paulus. Doet Paulus de zonde willens? Nee; hij kan eerlijk tegen de Heere zeggen: “Hetgeen ik wil, dat doe ik niet”, en (vers 15), en: “Het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet” (vers 18), en: “Het goede dat ik wil (!), doe ik niet, maar het kwade dat ik niet (!) wil, dat doe ik” (vers 19), enz. Het brengt hem tot de uitroep: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen...” (vers 24), en, verwonderd over Gods grote genade: “Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere” (vers 25). Zo wordt het leven van een christen steeds meer: wij niets, Hij alles, Hij moet wassen, ik minder worden (Joh. 3:30). Lees dat hele gedeelte Rom. 7:13-26 (je zult het vast wel kennen) eens heel nauwgezet, en biddend, door.
Zelfs ben ik geneigd om te zeggen: David, met Batseba, zondigde niet willens. Natuurlijk zondigde hij zeer ernstig. En dat verschillende maanden lang. Aan de ene kant was dat ook willens. Aan de andere kant: was hij niet veel meer gevangen door de hartstochten in zijn lichaam? En toen Batseba zwanger bleek, was hij toen niet gevangen in een hopeloos web om zijn gezicht-als-koning zien te redden, wat Uria de dood kostte? Zover kan het met een kind van God gaan. Aan de ene kant zou ik er het woord willens voor willen gebruiken. Maar aan de andere kant niet. David heeft ook een geweldige strijd gehad. Lees Psalm 32, die je o.a. op deze geschiedenis kunt betrekken: Toen hij zweeg werden zijn beenderen verouderd, hij brulde de hele dag, enz. David, David, hoe heeft het zover met je kunnen komen, wat ben je ver van de Heere afgeweken. De hartstochten, ja. En je goede naam als koning. Maar als de Heere je niet staande had gehouden en je niet tot bekering van je zonden was gekomen, was voor jou gaan gelden wat staat in Hebr. 6:4-6 en 10:26-29 en 2 Petrus 2:20. En zo kom ik tot je vragen over die drie teksten.
In de beide teksten uit de Hebreeënbrief gaat het over het doelbewust en definitief afvallen van het geloof, terwijl men de hemelse gave (Gods genade in Christus) gesmaakt heeft, enz Dus iemand die gelovig was, uit het heidendom overkwam tot het christelijk geloof, belijdenis van de Naam van de Heere Jezus deed, gedoopt werd, maar na verloop van tijd de Heere vaarwel zegt en terugkeert in het oude heidense leven van vroeger. Je zou aan Judas kunnen denken. Hij was voorheen geen heiden, maar denk toch maar aan hem: Wat een hemelse gave heeft hij ontvangen! Jezus noemt hem een van de twaalf uitverkorenen (Joh. 6:70), maar hij wordt een duivel (zelfde vers). Ga nu niet met onze dogmatiek in de hand zeggen: een uitverkorene kan nooit afvallig worden en een duivel worden, enz. Ga ook niet redeneren: iemand op wie de beide teksten uit de Hebreeënbrief doelt, heeft een tijdgeloof e.d. Dat kan allemaal waar zijn. Maar laat de dogmatiek maar even rusten. Die beide teksten willen ons waarschuwen: Denk erom, val niet van de Heere af, er zijn zoveel zuigkrachten in onze tijd, bijv. als je verkering krijgt met een onkerkelijk meisje of jongen, of als je langzamerhand het leven in de wereld veel en veel mooier gaat vinden, enz. Natuurlijk is er dan terugkeer mogelijk. Dat weet de Hebreeënbriefschijver ook wel. De verloren zoon zegde zijn vader vaarwel en bracht alles van zijn vader (willens!?) erdoor. Maar zijn vader staat op de uitkijk en als hij berouwvol terugkeert ontvangt hij hem. Maar de Hebreeënbrief-schrijver wil waarschuwen tegen definitief afvallig worden. We zien het, met name in onze tijd: mensen, die belijdenis deden, de Heere dienden, aan het Avondmaal zaten, enz. En na verloop van tijd afvallig werden en aan de Heere geen behoefte meer hebben. De Hebree?nbriefschrijver wil niet zeggen: Laat zulke mensen maar lopen, ze kunnen toch niet meer tot bekering komen. Integendeel, we hebben er, bijvoorbeeld door het evangelisatiewerk, alles aan te doen om mensen tot inkeer te brengen en tot bekering. Maar als ze zich verharden en in hun afvallig-geworden-zijn blijven, dan, ja dan blijken de woorden van Hebr. 6:4-6 en 10:26-28 diep waar te zijn: het kan niet meer, door hun eigen schuld, je staat bij die mensen als voor een muur, wat je ook doet of probeert, ze hebben zich afgesloten voor de Heere. En die waarschuwing, ook voor ons, staat ook in de tekst 2 Petrus 2:20.
Je zou inderdaad kunnen denken aan de zonde tegen de Heilige Geest. Verschillende verklaarders zeggen dat. Ook de Kanttekeningen van de Statenvertaling. Het is niet helemaal waar, want bij de zonde tegen de Heilige Geest (Mattheüs 12:21-32) gaat het niet om mensen die voorheen geloofden in de Heere Jezus, maar om Farizeërs, die Jezus’ wonderen in de genezing van een bezetene zien en Hem toch, zelfs met groffe woorden, afwijzen. Maar het ligt wel heel dicht bij elkaar. Wat is de zonde tegen de Heilige Geest? Lees Matth. 12:21-32 eens heel nauwkeurig. Eerst predikt Jezus het evangelie heel ruim: Alle zonde, (zelfs allerlei lasteringen, Markus 3:28) zal de mensen vergeven worden (vers 31); zelfs wie tegen de Zoon des mensen zal gesproken hebben, dat zal hem vergeven worden (vers 32). Maar de lastering (vers 21) of het spreken (vers 32) tegen de Heilige Geest zal niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende eeuw. Waarom niet? Heel eenvoudig: De Heilige Geest is Degene Die je tot geloof wil brengen. En laster je Hem of spreek je tegen Hem, dan kun je niet tot geloof komen. Het is je verzetten tegen Hem, Die je juist wil brengen tot geloof in de Heere Jezus.
Ik hoop dat ik je wat geholpen heb. Misschien mag ik je aanraden een goede Bijbelverklaring (bijvoorbeeld van Matthew Henry) aan te schaffen. Of de Bijbel met Kanttekeningen. Ik ken mensen die elke zondag na de preek nalezen wat Matthew Henry of de Kanttekeningen ervan zeggen. Niet om de dominee te bekritiseren. Maar om nog eens extra verrijkt en verdiept te worden. Wat een geweldige zegen zal dat voor die mensen betekenen.
Beste vriend of vriendin, van harte Gods zegen.
Ds. H. Veldhuizen
Lees ook de vervolgvraag: 'Afvallige weer terug tot tijdgelovige'
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. Veldhuizen
- Geboortedatum:02-01-1938
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Wapenveld
- Status:Inactief