Voorbereidingsweek Heilig Avondmaal als dooplid
mr. J.H. Doeven | 3 reacties | 25-02-2015| 13:18
Vraag
Ik heb twee vragen over het Heilig Avondmaal. Wat moet je als dooplid doen tijdens de voorbereidingsweek? Je mag niet aangaan, dan is het zo lastig om ook voorbereiding te houden. Hoe moet je dat dan doen? Eigenlijk moet ik zelfs eerlijk bekennen dat het soms als een opluchting voelt dat ik nog niet aan mag gaan omdat ik nog geen lid ben, want het lijkt me zo moeilijk om die keuze te maken. En ik zou niet eens durven denk ik!
2. Wat ik niet snap, in onze kerk (Gereformeerde Gemeenten) gebeurt het heel vaak dat mensen aangaan en daarna niet meer en dan later wel weer. Wat voor redenen kun je hebben om dat zo te doen? Is dat goed om niet te gaan? Wat moet ik daar nou van denken?
Antwoord
Je eerste vraag betreft, denk ik, jouzelf als dooplid van een kerkelijke gemeente. En laat ik dan maar met de deur in huis vallen. Ook als dooplid behoor je je in een voorbereidingsweek voor te bereiden op de bediening van het Heilig Avondmaal. Je hebt weliswaar geen kerkelijk recht om ten avondmaal te gaan, maar daarmee kun je de Heere niet van je af houden en de keus waar je zo tegen opziet ontlopen. Ook als je dooplid bent, vraagt de Heere een keuze “Kies heden wie je dienen zult”. God vraagt aan elk mens, jong of oud, dooplid of belijdend lid: “Bekeer u tot mij, afkerige kinderen, want Ik heb u getrouwd”.
Je moet als dooplid dan wel in de bank blijven zitten, maar dan kun je toch avondmaal vieren. Hoe dat gaat? Lees het prachtige Avondmaalsformulier erop na. Willen wij tot onze troost het avondmaal des Heeren houden, dan is ons voor alles nodig 1. dat wij ons tevoren recht (=oprecht) beproeven, en 2. dat wij het houden tot Zijn gedachtenis.
En bij die oprechte beproeving komen we dezelfde drieslag tegen als bij de Heidelbergse Catechismus, waar bij de troost voor een christen verwezen wordt naar de kennis van onze zonde en ellende, naar de verlossing van deze zonde en ellende en naar de dankbaarheid jegens God voor deze verlossing.
En lees dan eens goed: In het formulier wordt een iegelijk (= iedereen), geen kerklid uitgezonderd, opgeroepen om 1. bij zichzelf te bedenken zijn zonden en vervloeking, opdat hij zichzelf mishage en zich voor God te verootmoedige..., 2. zijn eigen hart te onderzoeken of hij ook deze gewisse (=zekere) belofte van God gelooft dat hem al zijn zonden om Christus’ wil vergeven zijn..., 3. zijn geweten te onderzoeken of hij ook gezind is met zijn hele leven dankbaarheid jegens God te bewijzen... Je kunt je dan helemaal vinden in wat David in Psalm 139 zingt.
En als je dan na deze oprechte zelfbeproeving moet zeggen “Heere, mijn leven deugt niet, het wordt nooit wat, ik lig middenin de dood, maar ik zoek mijn leven buiten mijzelf in Jezus Christus, want Hij is in deze wereld gekomen om zondaren zalig te maken en daarom vlucht ik tot Hem met mijn zonden; Heere, ik wil heilig voor U leven, want U bent het zo waard, maar het is zo onvolkomen, ik val steeds weer in de zonde”, dan kun je als dooplid in je bank toch gemeenschap oefenen met de grote Gastheer, al mag je dan nog niet aan Zijn tafel zitten. Maar dan plaatst Hij wel eens de tafel voor je in de bank.
Je tweede vraag betreft niet jezelf, maar medegemeenteleden. Ik houd er niet zo van om over anderen te schrijven. Vraag het ze zelf eens. Maar vanuit mijn pastorale ervaringen kan ik je wel zeggen dat het vaak te maken heeft met een onjuist beeld van onszelf en van God. Wij denken vaak een schuldig hart te moeten meebrengen en we ervaren in de voorbereidingsweek vaak een tekort aan schuld. Maar de Heere vraagt niet of ik mijn zonden en vervloeking voldoende ken, maar of ik ze ken. God vraagt niet of ik de belofte gewis (= zeker) geloof, maar of ik de gewisse (=zekere) belofte van God geloof. God vraagt geen zeker geloof, maar vraagt of ik Zijn zekere, zijn vaste belofte geloof. Ik geloof, Heere, kom mijn ongeloof te hulp! God vraagt niet om te beloven dat ik volkomen heilig zal leven, maar of ik gezind ben met al mijn kracht naar al Gods geboden te leven. Want Hij kent onze zwakheden, zonden en gebreken. En ik weet dat je Gods goedkeuring niet ondervindt, wanneer je niet ten avondmaal gaat, terwijl je er wel aan hoort. Dan kijkt Christus, de grote Gastheer, je met verdrietige ogen aan en vraagt je: “Waarom verloochen je Mij? Ken je Mij niet? Heb je geen deel aan Mij?” Maar ik weet dat Hij ze ook weer opzoekt en het vraagt: “Hebt gij Mij lief?” en dat dan het antwoord klinkt: “Heere, kijk dan maar diep in mijn hart, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb”.
Laat dan het liefdesbevel van Christus “Doet dat tot Mijn gedachtenis, totdat Ik kom” een aansporing zijn om Zijn dood in het midden van de gemeente verkondigen, zittend in de bank als dooplid en zittend aan Zijn tafel als belijdend lid. Dan zullen we met de bruid uit het Hooglied instemmen, als is het misschien stamelend: “Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tienduizend... Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste, ja zulk een is mijn Vriend, o gij dochters van Jeruzalem (Hooglied 5: 10 en 16).
J. H. Doeven, Houten
Dit artikel is beantwoord door
mr. J.H. Doeven
- Geboortedatum:01-08-1947
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Houten
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Was 42 jaar lang ouderling.
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Ik las op het forum ook een mooi antwoord een joodse: ‘Avondmaal als Joodse Bruiloft’.
http://forum.refoweb.nl/viewtopic.php?f=30&t=28797
Mijn ouders namen in de week van voorbereiding daar echt de tijd voor om dit met ons te doorlopen. Een speciale week. En ik herinner me wel heel relematig jaloers te zijn geweest op die mensen die daar zaten.
Maar dan was het van binnen ook vaak: "Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik u lief heb". En dan was je er toch een beetje bij.
Dat mensen spoms een of meerdere keren wegbleven van de Tafel, begreep ik ook niet zo goed. Later hoorde ik van sommigen van hen dat 'er iets lag tussen God en hen' en dat ze daarom niet konden aangaan. Ik geloof niet dat dat goed is. We worden niet vrijblijvend uitgenodigd, het is een bevel van de Allerhoogste. Neemt! Drink!
Later ga je ook nuances begrijpen. Er is een tijd in mijn leven geweest waar ik niet trots op ben. Ik hield willens en wetens iets stand tussen God en mij. Tegen beter weten in.
Dat zijn dingen die je zelf moet opruimen, Die je moet inleveren bij Hem die klaat staat om het over te nemen. En dan is de toegang weer wijd open voor zondige mensen omdat Hij die zonden op zich genomen heeft.
Dan is Christus als 'absorberende kristal' tussen God en mij in komen te staan en dan ziet God door Zijn Zoon Jezus Christus in mij een nieuwe schepping.
Zelfs in mij.