Zelfonderzoek
Dr. C. A. van der Sluijs | Geen reacties | 08-01-2015| 14:14
Vraag
Geachte dr. C. A. van der Sluijs. Heel graag zou ik uw antwoord op de vraag over cryptobaptisme nog aanvullen met een nieuwe vraag. Ik was niet de vraagsteller, maar ik denk dat velen (waaronder ikzelf) binnen de reformatorische zuil zich herkennen in de vraag. Als ik veel mensen spreek (mensen die doorgaan voor Gods volk), veel preken beluister binnen het eigen kerkverband, dan komt het mij veelal voor dat ze van mening zijn dat zelfonderzoek (aan de hand van kenmerken) de belangrijkste geestelijke activiteit is. Naast uiteraard het gebed (“bid er maar veel om”). Wat mij ook opvalt is dat mensen die het hardst zeggen dat de prediking te weinig separerend is, er altijd bij worden gesepareerd als er een separerende preek gehouden wordt. Ze krijgen in een separerende preek vaak het idee dat ze zich in een staat van genade bevinden. Hoewel ik uw antwoord erg bevrijdend vond, staat de binnenprater ook niet stil. Heel graag zou ik uw reactie willen op de volgende vragen: 1. Wat is de bijbelse wijze van zelfonderzoek, ofwel wat is volgens u de plaats van het zelfonderzoek in het geestelijk leven? Zijn er eventueel boeken beschikbaar over deze zaak? 2. Wat is uw mening over boeken als “De Toetssteen” en “De bijna Christen ontdekt”. Heel graag uw reactie.
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Wat een schrijnende aanklacht in de richting van een ontdekkende werkelijkheid vanwege een werkelijke ontdekking van datgene waar het nu werkelijk om gaat. Word er nog maar eens wijs uit! Want wijzen worden hier dwaas en dwazen wijs. Enkelen knipperen hier met de ogen en de rest slaapt. “Ontwaakt gij die slaapt, en sta op uit de doden”. Maar dit laatste kunnen we toch niet? Nee, omdat we het eerste niet horen! De crisis in kerkelijk Nederland is aangrijpender dan wij denken.
Want de zaken waar het om gaat in de beschrijving van de prediking waar je blijkbaar onder zit en zucht, dan wel chronisch zit te zuchten, zijn met zoveel onverstandig verstandelijk begrippenmateriaal toegedekt en afgedekt dat geen zinnig dan wel geestelijk mens daarin de levende God zal ontmoeten. Het gaat hier om een zwaarwichtigheid die voor het aangezicht van God zo licht is als hop. Men is er heel wat mee geworden en dit moeten anderen vooral ook vinden. Dit onverholen godsdienstige narcisme leidt alleen maar tot een ongekende hoogmoedswaan in een zogenaamd nederig gewaad. Als kinderen van God met zoveel woorden worden aangesproken in de prediking en dezen melden zich met ‘present!’ dan zijn ze in feite absent. Alleen een ‘goddeloze’ (in eigen waarneming) mag bij tijd en wijle genadig horen dat God van hem of haar (nog) afweet. Dit is een uiterst dynamisch gebeuren in het spanningsveld van de bediening der verzoening. Daarbuiten is de dood. Soms een uiterst rechtzinnige dood. En men heeft er geen erg meer in. Dit is het dodelijke gevaar dat onder ons rondwaart. En waarbij men eigendunkelijk welvaart.
Zo klagen we ‘bij tijd en wijle’ over dorheid en we doen dit bij voorkeur in een dorre opsomming van wat er wel en niet deugt. Daarbij zal het dan wel voor ieders oog duidelijk zijn dat wij toch wel deugen, zo te horen en zo te zien. Al kan dit nooit met absolute zekerheid worden gezegd, want wij hebben nu eenmaal een verdorven natuur. Maar dan vergeleken met anderen uiteraard. Zó bedoelen we het eigenlijk.
Wanneer zal en mag de Heilige Schrift weer eens opengaan bij God vandaan? De verticale dimensie van het geestelijke leven lijkt vaak ver te zoeken. Want onze prediking is zo vol van ons zelf en van ons doen en laten dat God er eigenlijk niet meer bij kan. Gods heilige tegenwoordigheid, als een van boven af heilig geschieden in de door de Geest geconcentreerde Christus-prediking, en in een dienovereenkomstig geheiligd leven, openbaart wonderlijkerwijze in de dorre vlakten der woestijnen van het tegenwoordige 'reformatorische leven' de daadwerkelijke weg naar God terug. De schaduwen van een puur oppervlakkig en overgeestelijk leven vervliegen dan als kaf dat wegstuift voor de wind. Eigenlijk blijft daar niets meer van over dan hier en daar genadiger wijze een gloeiend kooltje dat aangeblazen door diezelfde wind opvlamt als taal en teken van Gods soevereine genade.
De bijbelse wijze van zelfonderzoek in het geestelijke leven is om genadebehoefig je plaats in te nemen onder de prediking, horend of er nog genade is voor een arme zondaar. En wie er het meest van ‘geleerd’ heeft, is en blijft een arme zondaar of bedelaar in zichzelf. En wie wat ‘wordt’ is te veel geworden om zalig te worden uit genade alleen. En wie dan zijn of haar naam een keer hoort noemen in de prediking is de Koning te rijk. En om die Koning gaat het in het zelfonderzoek, en niet om jezelf! Wie dit niet ziet, is ziende blind, en horende doof.
Voor beschikbare boeken over deze zaak, verwijs ik -bij gebrek aan beter- naar “Prediking in de crisis” en “Marginaal of Gereformeerd” van ondergetekende. Wie het beter weet, mag het zeggen of schrijven.
De door jou genoemde boeken “De Toetssteen” en “De bijna christen ontdekt” staan in een levende traditie en functioneren als vissen in een aquarium. Om te bewonderen en om van elkaar te onderscheiden. Haal je hen er uit en leg je ze op de snijtafel van een dorre en levenloze scholastieke prediking, dan gaan ze één voor één allemaal dood. Misschien langzaam, maar dood gaan ze.
Met vriendelijke groet,
Ds. C. A. van der Sluijs
Dit artikel is beantwoord door
Dr. C. A. van der Sluijs
- Geboortedatum:14-09-1942
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: