Waarom verharde God het hart van Farao
Ds. M. Pronk | Geen reacties | 01-10-2001| 00:00
Vraag
Waarom verharde God het hart van Farao, terwijl hij telkens op het punt stond de Israëlieten te laten gaan?
Antwoord
Dit is een mooie vraag. Mozes heeft bij het brandende braambos in de woestijn bij de berg Gods, de Horeb, een openbaring van God ontvangen. De HEERE zegt daarbij tot hem dat Hij de verdrukking van Zijn volk in Egypte heeft gezien en dat Hij nu is gekomen om het uit de hand van de Egyptenaren te verlossen en het op te voeren naar een land vloeiende van melk en honing. De Heere zal dit doen door middel van Mozes en deze krijgt daartoe de opdracht. Ik zal u tot Farao zenden opdat gij Mijn volk uit Egypte voert. (Exodus 3) Wel waarschuwt de Heere hem aangaande Farao. Ik weet dat de koning van Egypte u niet zal laten gaan ook niet door een sterke hand. (vers 19)
Mozes gaat naar zijn schoonvader Jether en vraagt verlof om terug te keren naar zijn broeders in Egypte. Mozes neemt zijn vrouw en zijn zonen en keert naar Egypte terug. De HEERE zegt tot Mozes: Terwijl gij heentrekt om weder te keren in Egypte, zie toe, dat gij al de wonderen doet voor Farao die Ik in uw hand gesteld heb, doch Ik zal zijn hart verstokken dat hij het volk niet zal laten gaan. (Exodus 4: 21).
Mozes en Aäron brengen deze opdracht van God om het volk Israël te laten gaan aan Farao over. Het resultaat is heel teleurstellend. Ze bereiken niets en Farao verzwaart de verdrukking. Weer zendt de Heere hen naar de Farao. Gij zult spreken alles wat Ik u gebieden zal. En Aäron uw broeder zal tot Farao spreken, dat hij de kinderen Israëls uit zijn land trekken laat. Doch Ik zal Farao's hart verharden en Ik zal mijn tekenen en mijn wonderheden in Egypteland vermenigvuldigen. Farao nu zal naar u niet horen en Ik zal Mijn hand aan Egypte leggen en voeren mijn heiren, mijn volk, de kinderen Israëls uit Egypteland door grote gerichten. Dan zullen de Egyptenaren weten dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik mijn hand over Egypte uitstrekke en de kinderen Iaraëls uit het midden van hen uitleide. (Exodus 7: 2-5)
We zien in deze teksten dat de Heere dus Mozes waarschuwt dat Farao hem niet zal laten trekken. De Heere is de Alwetende en Hem is te voren alles bekend. We lezen ook steeds dat Farao zich verhardde. Hij wil niet en laat het volk niet los. Hij is de Heere ongehoorzaam. Zie Exodus 8,15 en 19 en 32 en 9,34. Maar tegelijk lezen we dat de Heere het hart van Farao zal verharden. Daarmee geeft de Heere aan dat Hij in alles zijn eigen voornemen uitvoert. Zie Exodus 7,3 en 9,12 en 10,1 en 20 en 27, en 11,10 en 14,4 en 8 en 17.
Ik, zegt de HEERE, zal het hart van Farao verharden, versterken of verstokken. Dit is naar Gods Raad. Zo wil de HEERE dit en zo bestuurt Hij het alles. Dit verstokken of verharden van het hart van Farao is een rechtvaardig oordeel van God. Farao verhardt zich. Dat is zijn zondige daad. De HEERE laat Farao in zijn hardheid gaan. Totdat!
Calvijn schrijft bij Exodus 7:3 dat als God, door de geesten te verblinden of de harten te verharden , de verworpenen met rechtvaardige straffen slaat, laat Hij niet slechts toe dat de mensen doen wat hun behaagt, maar voert Hij metterdaad een oordeel uit waarvan Hij weet dat het recht is. Daar volgt ook uit dat Hij niet alleen hem de genade van zijn Geest onthoudt, maar dat Hij diegenen aan de satan overgeeft van wie Hij weet dat zij door verblinding van de geest en verharding van het hart waardig zijn.
We lezen meer in Gods Woord van verharding. Denk aan Jesaja 6: 9 en 10. We lezen in dit hoofdstuk van de roeping van Jesaja tot profeet. Toen zei Hij tot mij: Ga heen en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet. En ziende ziet, maar merkt niet. Maak het hart van dit volk vet en maak hun oren zwaar en sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta, noch zich bekere en Hij het geneze. God verhardt het hart zodat het zich niet bekeert als Hij de natuurlijke hardheid niet wegneemt en de hardheid de volle ruimte geeft. Maar er blijft tegelijk de volle verantwoordelijkheid van de mens. De verharding is een rechtvaardig oordeel over de zonde van ongeloof.
Jezus wijst in zijn onderwijs op deze woorden. Zie Matheus 13: 10-17. De discipelen vragen waarom Jezus in gelijkenissen spreekt. De scharen krijgen het onderwijs dat bij hen past. De scharen zien de werken en horen het onderwijs van Jezus, maar zij zien en horen Hem niet werkelijk. Heel aangrijpend God staat gereed om te genezen. Jezus is er om te vergeven. Maar het volk keert zich in ongeloof van Hem af. Men zoekt Hem te doden. Zij horen en zien terdege. Alleen verstaan zij het niet en ze merken het niet op. Er is geen geloof. Zij bekeren zich niet en ontvangen daarom geen vergeving. Hier is dus ongeloof. Omdat dit bij hen de situatie is, daarom trekt Jezus zich enigszins terug en spreekt Hij in gelijkenissen. En zo brengt Hij een oordeel van verharding. Opdat zij zich niet bekeren en de zonden hun vergeven worden. Maar let op. Dit is omdat zijn niet geloven.
Wie het mysterie van het koninkrijk van God verstaat, zegt in verwondering: Het is mij gegeven. Wie het verwerpt en niet opmerkt, gaat in ongeloof ten onder. De verharding is een oordeel over het ongeloof.
Er blijft de volle verantwoordelijkheid van een mens. De HEERE roept een ieder tot bekering. Maar er moet tegelijk gezegd worden dat Hij soeverein blijft. Zo ontfermt Hij zich dan die Hij wil en verhardt die Hij wil. (Romeinen 9:18). Gods barmhartigheid ligt gefundeerd in zijn heilswil. Dit geeft geen lijdelijkheid en gewaagt niet van een fatalisme. Heel duidelijk staat voorop dat God niet wil dat iemand verloren gaat. Maar we moeten wel bedenken dat God geen onrecht doet als Hij ons op onze eigen gekozen wegen en paden van zonde overgeeft aan de verharding.
Paulus vervolgt in Romeinen 9 : Want de Schrift zegt tot Farao: Tot ditzelve heb Ik u verwekt, opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou en opdat Mijn naam verkondigd worde op de ganse aarde. Farao wordt ons getekend als een tiran die niet onder God wil buigen al moet hij de een na de andere plaag ondergaan. Hij verhardt zich tegen de levende God. God laat hem gaan en verhardt zijn hart. God laat hem zien dat hij niet aan Gods oordelen kan ontkomen. En wanneer Farao ten ondergaat weet heel de wereld dat de HEERE God is en dat geen mens het tegen Hem kan uithouden. Daartoe heeft God Farao verwekt. We beseffen dus dat Farao geheel en al zelf verantwoordelijk voor zijn doen en laten is. Tevens is er sprake van Gods aanbiddelijke vrijmacht.
Laat het duidelijk zijn dat God je behoud zoekt. Ga aan Zijn roepstem niet voorbij. Verhardt je niet. Gods oordeel zal dan volkomen rechtvaardig zijn. Zo gij Zijn stem dan heden hoort. Gelooft zijn heil- en troostrijk woord. Verhardt u niet, maar laat u leiden.
Ds. M. Pronk
Lees ook: 'De Heilige Geest werkt (niet) tot verharding'
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M. Pronk
- Geboortedatum:10-03-1940
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:KralingseVeer
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Ds. Pronk is 19 juni 2016 overleden.
Beluister hier de rouwdienst.
Website: www.uithetoverjordaanse.nl