Jezus in het Oude Testament
Ds. K. van den Geest | Geen reacties | 26-09-2014| 15:52
Vraag
“Niemand komt tot de Vader dan door Mij”, zei Jezus zo'n 2000 jaar geleden. Van dit feit weten de miljarden mensen die voor die tijd geleefd hebben, niets af... Waar zijn die na hun overlijden dan terecht gekomen? Er staat duidelijk “niemand”.
Antwoord
Mooie vraag. Om deze vraag te beantwoorden eerst iets over “Jezus in de tijd van het Oude Testament.” Het geheim van deze vraag is, dat ‘Jezus’ er ook al was in de tijd van het Oude Testament, voor zijn komst op aarde. Of beter gezegd: het evangelie van verlossing door genade was er al. Je kunt dat heel goed zichtbaar maken aan de hand van vraag en antwoord 19 van de Heidelbergse Catechismus, die ik m.i. op een ‘reformatorische’ website prima kan noemen als bron. Daarin vind je a.h.w. een soort ‘leesbril’ voor de hele Bijbel. De kern van de Bijbel is het evangelie, het Goede Nieuws over redding door Jezus Christus.
In antw. 19 van de Heid. Cat. wordt dan gezegd, dat God dat evangelie al in het paradijs heeft geopenbaard. Verwezen wordt daarbij naar de belofte van Gen. 3:15, ook wel bekend als de Moederbelofte, of het Eerste Evangelie. In deze Bijbeltekst, mogelijk lastig te lezen door het ‘spreukkarakter’, spreekt God de duivel bestraffend toe. God stelt vijandschap tussen de slang (= de duivel, zie ook Openb. 12:9b) en de vrouw, tussen het zaad van de slang (= de mensen die in de greep van de duivel blijven) en het zaad van de vrouw (= de mensen die bij Gods volk horen). En dat vrouwenzaad zal de slang de kop vermorzelen (= uit Gods volk komt degene die de slang/de duivel zal overwinnen), terwijl de slang het vrouwenzaad slechts de hiel zal beschadigen (= hij zal Gods volk en kerk aanvallen maar niet kunnen doden, Matt. 16:18b).
De rode draad van het evangelie van redding door genade alleen loopt dan volgens antwoord 19 verder via de verkondiging door de “heilige aartsvaders en profeten”. De Heid. Cat. verwijst daarbij naar talloze teksten uit Genesis en Jesaja (om zich daar toe te beperken). De aartsvaders zijn de voorvaderen van Israël, Abraham, Izak en Jakob. De Heid. Cat. doelt hier op alle beloften die God aan de aartsvaders deed over de komst van de Messias, de Verlosser van zijn volk. Een duidelijk voorbeeld vinden we in Gen. 12:3: alle volken van de aarde zullen gezegend zijn door de zegen die God aan Abraham geeft. Die zegen is uiteindelijk niet alleen een land en nakomelingen, maar vooral ook de grote zegen van de Messias die de wereld zal verlossen, waarvan inderdaad alle volken, ook wij, dankbaar mogen genieten in de vergeving van zonden en eeuwig leven door geloof in Jezus Christus. Ook hier is de uiteindelijke vervulling dus Jezus Christus. Diezelfde belofte van het evangelie van genade wordt talloze malen door de profeten verkondigd, de Cat. noemt vele voorbeelden, de bekendste is Jes. 53, een duidelijke profetie over het lijden, sterven en de opstanding van Gods Zoon Jezus Christus.
Vervolgens noemt antwoord 19 van de Heid. Cat. de wijze waarop God het evangelie ook in de offers “en andere schaduwachtige ceremoniën” van de Wet heeft laten voor-afbeelden. Het volk Israël leefde dus met alle offers en andere door de Oudtestamentische Wet voorgeschreven rituelen toe naar de komst van de Verlosser die zijn leven zou geven als een offer, aan het kruis. Zijn offer zou zo de vervulling zijn van al die Oudtestamentische offers en gebruiken.
Kortom: het Oudtestamentische volk van God moest van dezelfde genade en vergeving leven als wij in de tijd van het Nieuwe Testament! Nee, ze hebben dus de vervulling van al Gods beloften in de vleesgeworden Persoon van Gods Zoon op aarde nog niet gekend. Maar wel degelijk waren ook zij aangewezen op verlossing van zonden alleen door het bloed en het offer van de Zoon van God, die echter nog slechts in de vorm van beloften aanwezig was. Daarom zegt de Catechismus ook, dat al die beloften en profetische toezeggingen uiteindelijk vervuld zijn in en door de eniggeboren Zoon van God.
Een heel verhaal, maar een prachtig verhaal! Men heeft het ook wel eens zo gezegd: het Nieuwe Testament is in het Oude verborgen, het Oude Testament gaat in het Nieuwe open (afkomstig van Augustinus)! Zo moet je de Bijbel lezen, zo is het evangelie van verlossing door geloof in Gods genade alleen al in de hele Bijbel aanwezig, ook in het Oude Testament. Gods Zoon was er immers al voor zijn komst op aarde, pas na zijn komst in het vlees als mens kennen we hem als Jezus, die de beloofde Christus is, de Verlosser van de hele wereld, ook van de toenmalige! De mensen van die tijd kregen Gods vergeving en genade dus a.h.w. “op voorschot”, terwijl wij deze mogen ontvangen “uit voorraad”, zo heeft men het ook wel eens gezegd.
Miljarden leefden toen, voordat Gods Zoon op aarde kwam. Waar zijn die na hun overlijden terechtgekomen, vraagt u. Over het eerste heb ik hierboven iets uitgelegd: Gods Zoon was er dus al, maar nog als de Beloofde, nog niet in het vlees verschenen. Waar mensen na hun overlijden terecht komen, is eigenlijk een andere vraag. Mijn antwoord daarop is kort: die mensen moesten net zo goed als wij geloven in Christus (met opzet zeg ik niet Jezus, omdat Jezus zijn menselijke naam is, terwijl Hij er al was maar nog niet als mens). Men moest in Hem geloven door te geloven in Gods genade van vergeving van zonden, door geloof alleen.
Maar aanvullend zeg ik daar nog dit bij. Deze belofte en deze genade ontving in het Oude Testament alleen Gods volk Israël. Sporadisch hebben ook anderen van buiten Gods volk deze genade ontvangen (denk aan Rachab in Jericho, Ruth de Moabitische). Maar in die tijd is dit evangelie nog niet wereldwijd verkondigd zoals dit pas gebeurd is na de komst van Christus op aarde en de uitstorting van zijn Geest op Pinksteren.
Dit roept mogelijk de vraag op, of al die mensen van toen dus door God verworpen zijn. Ze hebben in ieder geval niet gedeeld in Gods liefde zoals Israël dat mocht. Wat God doet met mensen van alle tijden, die Christus niet konden of kunnen kennen, dat oordeel laat ik echter graag aan de Allerhoogste zelf over. Laten we als christenen, die in Christus geloven, vooral voor onszelf dankbaar zijn dat we zijn genade kennen, zonder te oordelen over anderen. En laten we dit evangelie van behoud door Jezus Christus alleen dus ook met kracht verkondigen in de wereld, opdat ieder die gelooft niet verloren ga maar eeuwig leven hebbe (Joh. 3:16)!
Hiermee hoop ik voldoende op de vraag ingegaan te zijn, zo niet dan hoor ik het graag.
Ds. K. van den Geest
Dit artikel is beantwoord door
Ds. K. van den Geest
- Geboortedatum:12-10-1957
- Kerkelijke gezindte:Nederlandse Gereformeerde Kerken
- Woon/standplaats:Deventer
- Status:Actief