Opbiechten geeft zekerheid
P.C.H. Kleinbloesem | 1 reactie | 17-09-2014| 15:33
Vraag
Een tijdje nu heb ik het gevoel dat het niet meer ‘goed’ zit tussen mij en God. Voorheen was ik vol van Hem, vol overtuiging dat ik Zijn kind mocht zijn; ik had geloofszekerheid. Verheugde me altijd in Bijbel lezen en werd er door geraakt. Wilde steeds meer ontdekken wie God nou is en heb mogen zien op Zijn goedertierenheid. Sinds afgelopen jaar zijn er veel dingen van het verleden van mij omhoog gekomen, dingen die ik heb meegemaakt, dingen die ik heb gedaan, zo'n droefheid over mijn zonden. Het benauwt me. Ik kreeg het gevoel dat ik alles nog moest ‘rechtzetten’. Dus ik begon met opbiechten, niet naar God, want dat had ik al gedaan, maar naar mijn medemens. Ik wilde van iedereen vergeving hebben, voor de kleinste dingen. Ik sloeg helemaal door. Tot ik op een gegeven moment een gedachte aan iemand wilde opbiechten, die ik ooit over die persoon had. Toen had ik er genoeg van en heb het tot een halt toegeroepen. Dit ging voor mij echt te ver... en ik besefte dat als ik dit moest opbiechten, dat ik ALLES moest doen en daar komt geen einde aan als ik elke gedachte, reactie, daad van mijn hele leven moet opbiechten aan mijn medemens, dan blijf ik tot mijn laatste dag hier op aarde doorgaan. Dit kan dus zo niet langer. Toen ik ermee gestopt was, voelde ik een soort muur tussen mij en God. Want het constant maar biechten gaf mij wel een voldaan gevoel en kon ik er weer even tegen aan. Door de muur die ik ervoer, was ik steeds bang om te bidden en tot God te gaan. Voelde mij niet meer welkom, schuldig, zondig, onwaardig en verloren... Ik ben constant in strijd, mijn geloof wordt aangevochten en mijn zekerheid is weg. Niks in dit leven kan mij schelen, alleen het eeuwige leven. Ik heb hier niks te zoeken noch iets te winnen, het enige dat ik verlang is om in het huis des HEEREN te zijn. Maar wat voel ik me ellendig. Ik heb gewoon geen antwoord, want mijn gevoel zegt: biecht die laatste dingetjes nou nog maar op en dan zit het weer goed tussen jou en God en ben je weer welkom en ben je gered. Maar de Bijbel zegt: zie op Christus de gekruisigde, geloof in Hem en u zult behouden worden. Ik vind het zo lastig en voor mijn gevoel gaat mijn ‘zekerheidsgevoel’ van mijn redding, nooit meer terugkomen tenzij ik die dingen opbiecht... daar ben ik echt van overtuigd. Tegelijkertijd moet ik op Christus zien en vertrouwen op Hem, ik heb immers niks toe te voegen aan mijn zaligheid.. Ik heb het gevoel dat de satan met mij aan het spelen is door mij maar dit te laten opbiechten, dat te laten opbiechten, tot ik er gek van word en mijn schuldgevoel torenhoog stijgt... en toch ben ik bang dat wanneer ik er mee stop, dat God straks tegen me zegt: “Je hebt niet naar mij geluisterd. Ik sprak en jij wilde niet luisteren, je was ongehoorzaam...” Help, ik kom er echt niet meer uit.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Ik zou willen beginnen met te zeggen: Zalig ben je door Christus alleen, door het geloof. Door Hem en door niemand of niets anders. Je schreef: “Ik vind het zo lastig en voor mijn gevoel gaat mijn ‘zekerheidsgevoel’ van mijn redding, nooit meer terugkomen tenzij ik die dingen opbiecht... daar ben ik echt van overtuigd.” Die zin bleef bij mij hangen. Ik zou je willen vragen: Waar lees je in de Bijbel dat je gerechtvaardigd wordt uit het geloof én uit het opbiechten van je zonden naar anderen? Het antwoord is: nergens. Onze vrede met God is voor de volle 100 procent gegrondvest in het bloed van de Heere Jezus! Zodra een zondaar tot geloof komt, is hij ‘geschikt’ om naar de hemel te gaan (niet in zichzelf natuurlijk, maar omdat het geloof Christus aangrijpt). Vanaf dat moment HEEFT hij het eeuwige leven en IS hij een kind van God. Dat is ‘goed’ wat hij nimmermeer kan verliezen! God zegt niet: Als je Mij vanaf nu met hart en ziel uit dankbaarheid zult dienen, krijg je straks het eeuwige leven... Nee, nog een keer, die in Hem gelooft, zegt de Schrift, HEEFT het eeuwige leven. Dat zou niet waar zijn als de mogelijkheid zou bestaan dat je ná tot geloof gekomen te zijn, nog verloren zou kunnen gaan. En je weet het: Je kind blijft altijd je kind. Ongeacht hoe hij zich gedraagt. Ik zou willen benadrukken: Je kunt het kindschap van God niet verliezen.
Misschien is het inderdaad zo dat het de satan is die je ‘op hol’ jaagt. Vergeet aan de andere kan ook niet hoe zondig en hardleers we zelf zijn. Het werken zit ons zo in ons bloed. Ik denk dat in jouw geval het biechten (naar anderen toe) een werk geworden is. Daarom wil ik ronduit zeggen: Het brengt je geen stap dichter bij de hemel. En het niet-biechten brengt je er ook geen stap verder erbij vandaan.
Laat ik puntsgewijs nog een paar belangrijke dingen opschrijven:
-De rust of vrede die iemand ontvangt of ervaart als hij naar iemand toe geweest is om een bepaalde zonde te belijden, is zeer zeker NIET de vrede waar Rom. 5:1 over spreekt.
-1 Joh. 1:9 zegt: “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid.” Het gaat hier over belijden aan God. Als een gelovige (Johannes schrijft aan gelovigen!) in zonde valt, mag hij gelukkig eerlijk met die zonde bij God voor de dag komen. Zonder met die zonde voor de dag te komen, zal hij zijn zaligheid niet verliezen, maar wel de intieme omgang met God.
-Als je een ander iets misdaan hebt, en je komt tot inkeer, moet je daarna natuurlijk naar hem toegaan om vergeving te vragen. Lees bijv. Mat. 5:23,24: “Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft. Laat daar uw gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met uw broeder, en komt dan en offert uw gave.” Maar let goed op de woorden: “dat uw broeder iets tegen u heeft.” Het is niet zo dat we dingen moeten belijden aan de ander waar de ander helemaal geen weet van had. (“Broeder” is hier trouwens niet alleen de mens die naast je zit in de kerk. Lees maar gewoon “naaste”.)
-Je hebt het erover dat je op een gegeven moment aan iemand wilde vertellen dat je ooit een slechte gedachte over hem had gehad. Luister, dat vraagt de Heere niet van je. Ik denk dat de wereld een grote chaos zou worden als iedereen zijn verkeerde gedachten in de openbaarheid zou gooien. Bij satan hoort het woordje ‘vernietiging’. Bij de Heere God hoort het woordje ‘herstel’. De broeder die nederig is, zal misschien begrip hebben voor je verkeerde gedachten (vgl. Gal. 6:1), maar de ‘Filistijnen’ zouden er de verkeerde kant mee uit gaan. Zie 2 Sam. 1: 19,20.
-Voor de zondaar die uit de wereld komt en voor het eerst tot Christus wenst te vluchten (wat natuurlijk een werk is van de Heilige Geest), zou het geen doen zijn om één voor één al zijn zonden te gaan belijden. Belangrijk is daarom dat 1 Joh. 1:9 geen tekst is die zegt hoe we een kind van God worden. Met berouw in zijn hart vatte de tollenaar in de tempel heel zijn vroegere leven samen in een enkele zin: “O God! Wees mij zondaar genadig!” Met andere woorden: Heel mijn leven, Heere, is één en al zondigheid geweest. Ik BEN zonde. Maar zie mij aan in genade, in de Heere Jezus Christus. Vanaf dat moment kon hij sterven... Hij ging af gerechtvaardigd naar zijn huis.
Zegen toegebeden. Van harte hoop en bid ik dat je met Paulus zult uitroepen: Wij dan, gerechtvaardigd door het GELOOF, hebben vrede met God.
Hartelijke groet,
Ds. P. C. H. Kleinbloesem
Dit artikel is beantwoord door
P.C.H. Kleinbloesem
- Geboortedatum:13-10-1976
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Het lijkt wat dwangmatig te worden alles steeds te moeten belijden. Het zou misschien kunnen helpen als je hier eens met iemand met meer levenservaring over praat en die ook met en/of voor jou kan bidden. Iemand uit de kerk of uit de christelijke hulpverlening. Schuldgevoel en zondebesef kunnen soms ook veel op elkaar lijken!
Als de duivel probeert jou kapot te maken, probeer dan muziek te luisteren of te zingen over vergeving en verzoening. Veel sterkte in de strijd!