Godheid van Christus ontkennen
drs. W.H. Hoorn | Geen reacties | 21-07-2014| 12:45
Vraag
Over tekst uit Titus 2:13 en 3:4 i.v.m. weerlegging Jehova’s getuigen. Daar staat in de SV: “Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus”; NBG: “verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus”; HSV: “terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus.” Staat in de tekst duidelijk dat Christus God is? In de SV gaat het over de grote God en Christus, waarbij je kunt lezen dat Christus niet God is, alleen de Zaligmaker. In de NBG kun je lezen dat Christus onze grote God en Heiland is. Onze grote God en Heiland = Christus. Dan is Christus duidelijk God. Of je moet een komma achter God zetten, dan splits je de betekenis. Maar in het Grieks bestaan er geen komma's. In de HSV kun je het op twee manieren lezen: Jezus Christus = de grote God en onze Zaligmaker. Maar je kunt ook lezen: “De grote God” én onze Zaligmaker Jezus Christus. In de Nieuwe Wereldvertaling van de Jehova's getuigen staat: “In afwachting van de gelukkige hoop en glorierijke manifestatie van de grote God en van [de] Redder van ons, Christus Jezus.” Dit lijkt toch wel veel op de SV en de HSV, terwijl Jehova's toch echt resoluut de Godheid van Christus ontkennen. Is het nu gewoon een kwestie van hoe lees je de tekst of is het Grieks onduidelijk? Wat staat er nu precies in de grondtekst en hoe kun je dit het beste en het zuiverste vertalen? Want het gaat hier wel om een wezenlijke kwestie.
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vragensteller/stelster,
Wanneer het u erom gaat de ontkenning van de Godheid van de Heere Jezus vanuit de Schrift tegenover Jehova's getuigen te weerleggen kunt u beter Joh. 17 nemen (het hogepriesterlijke gebed) dan Tit. 2:13 of Tit. 3:4. Wat onduidelijkheid aangaande deze zaak in de brief van Paulus naar Titus betreft kunt er vanuit gaan dat de Godheid van Christus voor Paulus een vanzelfsprekendheid was, waarover hij naar zijn vriend en broeder Titus niet uit hoefde weiden.
Van Tit. 2:13 geeft de STV (altijd nog de beste vertaling) een woordelijke vertaling, waarbinnen het woordje “en”/"kai" (den groten God en/kai onzen Zaligmaker Jezus Christus) geen opsommende, maar een verbindende functie heeft. In het Oud Grieks worden opsommingen vaker direct aan het begin van een zin geplaatst met het woordje “de”, dat dan ook de betekenis van “en” (toen) heeft.
Ook in het Hebreeuws, en het Aramees, is het plaatsen van een “En” aan het begin van een nieuwe zin een zeer frequent verschijnsel, simpelweg omdat oude Hebreeuwse, Aramese, en ook Griekse, teksten geen interpunctie kenden. Dus ook geen hoofdletter aan het begin van een nieuwe zin, of een punt aan het einde daarvan. Dus het gebruik van het woordje “En” gaf dan vaak het begin van een nieuwe zin aan. In het Oud Grieks is dit dus “de”, terwijl “kai” dan later in een zin wordt gebruikt en vaker een verbindende dan een opsommende betekenis heeft. Beetje ingewikkeld en specialistisch verhaal, maar zo zit het dus eigenlijk.
En in Tit. 3:4 heeft Paulus het tegen Titus over de goedertierendheid van onzen God en Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen, die verschenen is. Met de verschijning, in het Grieks eigenlijk “uitschijnen” (epifainein), van Gods goedertierendheid en Zijn liefde tot de mensen, verwijst Paulus impliciet naar Christus, zonder Hem woordelijk en direct te vermelden. Tot zover de brief van Paulus naar Titus.
Voor een ander, en minder moeilijk aan te tonen, bewijs vanuit de Schrift van de goddelijkheid van de Heere Jezus verwijs ik u graag naar Joh. 17:21: “Opdat allen een zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons een zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.”
Hopelijk is dit voldoende antwoord op uw vraag.
Vriendelijke groeten,
Kand. drs. W. H. Hoorn
Dit artikel is beantwoord door
drs. W.H. Hoorn
- Geboortedatum:30-01-1959
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Dedemsvaart
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Niet beroepbare kandidaat