Vraag na doopdebat
Ds. G.A. van den Brink | 1 reactie | 02-07-2014| 11:27
Vraag
Aan ds. Van den Brink. Ik heb 20 juni met belangstelling het doopdebat gevolgd dat u gehouden hebt met ds. Ezinga. (Voor de duidelijkheid, mijn vraag gaat o.a. over de vragenbeantwoording in (vanaf minuut 45). In deze beantwoording stelt u dat gelovige ouders hun gedoopte kind mogen opvoeden in het vertrouwen dat het bij Christus hoort. Ik sta van harte achter de belijdenis van de Dordtse Leerregels hoofdstuk 1 artikel 17, waarbij er niet getwijfeld hoeft te worden over de kinderen van gelovige ouders die worden weggenomen door de dood. Dit is ook waarin ds. Ezinga het met u eens is.
In uw uitleg gaat u echter een stap verder en geeft u aan dat we ook tijdens het leven al uitspraken mogen doen over de staat van de ziel van een kind. Op welke grond mag je als gelovige ouders aannemen dat een gedoopt kind deel is van het Lichaam van Christus (en dus wedergeboren is)? Komen we met deze uitleg niet dichtbij de veronderstelde wedergeboorte en verbondsautomatisme? Wij kunnen kinderen toch niet zomaar voorhouden dat ze wedergeboren zijn, terwijl het heil nog persoonlijk aan hen toegepast moet worden?
Met het doopformulier belijden we dat we als mensen allen deel hebben aan de verdoemenis in Adam. Ieder mens heeft de wederbarende werking van de Heilige Geest nodig, ieder wedergeboren christen zal dan ook bekering en geloof en vruchten van dit geloof moeten voortbrengen. "Elke boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen" (Matt. 3:10 en 7:19). U stelde tijdens het debat terecht dat kinderen jonge boompjes zijn, die nog geen vrucht kunnen dragen. Toch geldt voor hen toch net zo zeer dat ze wedergeboorte, bekering en geloof nodig hebben? Mogen we dan niet pas spreken van inlijving in het Lichaam van Christus wanneer ze tot hun verstand gekomen zijn en hier zelf getuigenis van kunnen geven?
Antwoord
Beste vragensteller,
Hartelijk dank voor je vraag. Veel van wat je schrijft pleit ervoor om kinderen niet te dopen. Het baptisme heeft tegenwoordig aantrekkingskracht op veel mensen in de gereformeerde gezindte. Dat komt mijns inziens door de halfslachtige en onduidelijke interpretatie die vaak aan de kinderdoop gegeven wordt. Waarom dopen wij kinderen? Die vraag kunnen we pas beantwoorden na een voorafgaande vraag: wat is de doop? De doop representeert de inlijving in het lichaam van Christus (1 Kor. 12:13). We mogen slechts diegenen dopen die we tot het lichaam van Christus rekenen. Als we mensen niet tot Zijn lichaam kunnen rekenen, hebben wij geen enkele reden of grond hen te dopen. We dopen iemand immers om hem/haar van de ongelovigen te onderscheiden (HC 27.74).
Mogen kinderen dan worden gedoopt? Enkele aandachtspunten:
1. Ik verdedig niet zomaar “de kinderdoop” in het algemeen, maar de doop van bepaalde kinderen. En dan alleen van die kinderen die op goede gronden gerekend mogen worden tot het lichaam van Christus. Ouders die dit niet geloven van hun kind, zouden hun kind ook niet moeten dopen. Ik zie te vaak de omgekeerde redenering: dit kind moet worden gedoopt en dan geven we een bepaalde betekenis aan die doop. Maar zo hoort het niet. Eerst moeten we uit de Heilige Schrift herleiden wat de doop betekent en dan ons afvragen of die doop aan dit kind mag worden bediend.
2. Niemand is van nature in het lichaam van Christus; ieder die behouden wordt, wordt daarin ingelijfd. De doop verzegelt, representeert en verbeeldt die inlijving. Daarom belijdt iedere ouder die het ja-woord geeft, dat zijn kind niet alleen van nature in Adam verloren is, maar óók door genade in Christus geheiligd (ingelijfd) is en in Christus tot genade aangenomen wordt, en daarom behoort gedoopt te wezen, aldus het formulier.
3. De legitieme grond om een kind te dopen, ligt in Gods dubbele belofte (Gen. 17:7). Hij belooft in één adem de zaligheid van mij én van mijn kinderen. Het geloof neemt niet slechts de helft van die belofte aan, maar de gehele belofte. Beza schrijft ergens: “Wat neemt het geloof aan? Is niet datgene wat in de belofte is vervat, exact het voorwerp van het geloof? Daarom neemt het geloof van godzalige ouders de belofte ‘Ik zal uw God zijn en de God van uw zaad’ aan én voor zichzelf én voor hun zaad.” Zie ook 'Verbondsdoop versus geloofsdoop'.
4. Ik stel niet dat het kind op het moment van de doop is of wordt wedergeboren. Ik vind wel dat een kind pas mag worden gedoopt als er de gegronde verwachting is dat ergens in het leven van dit kind de wedergeboorte zal plaatsvinden. De wedergeboorte is immers een vrucht die voortkomt uit de inlijving in het lichaam van Christus. Als een boom een appelboom is, zullen er te zijner tijd appels aan groeien. Wie dat niet gelooft en niet verwacht, moet zijn kind niet laten dopen.
5. Alhoewel ik de visie van de veronderstelde wedergeboorte zelf niet bijval, is het wel een opvatting met oude papieren. Herman Witsius leest deze visie terug in het doopformulier. Hij schrijft: “Het kan nauwelijks worden betwijfeld, of deze visie op de wedergeboorte van de kinderen als voorafgaand aan de doop, is in ieder geval volgens het oordeel der liefde over ieder kind afzonderlijk, de aanvaarde opvatting van de Kerk in Nederland. In het doopformulier van deze kerk wordt de volgende vraag gesteld aan de ouders die hun kinderen ten doop houden: ‘Hoewel onze kinderen in zonde ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande ellende en zelfs aan de eeuwige verdoemenis onderworpen zijn, of zij niet erkennen dat zij in Christus geheiligd zijn en daarom als kinderen van dezelfde kerk moeten worden gedoopt?’ En er wordt verlangd dat ze deze vraag bevestigend beantwoorden. En dit pleit voor de opvatting van diegenen die de eerste wedergeboorte van de uitverkoren verbondskinderen voor de doop plaatsen. Ik beken dat ik me tot nu toe bij deze mening thuis voel.”
6. Het is onjuist dat de veronderstelling dat er wedergeboorte aanwezig is, een belemmering zou zijn voor de oproep tot geloof, bekering en berouw. Deze dwaling zit diep in de gereformeerde gezindte ingevreten: “Als ik maar wedergeboren ben, is alles goed.” Zo spreken de Dordtse Leerregels echter niet! Wedergeboorte maakt geloof en bekering niet overbodig, maar mogelijk (DL III/IV,12). Als ik iemand als wedergeboren beschouw, stop ik niet met de oproep tot geloof en bekering, maar laat ik die oproep des te meer klinken. Zie bijvoorbeeld Rom. 8:9-13, 2 Kor. 7:10.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Registreren kan hier: http://forum.refoweb.nl/ucp.php?mode=register
Daarna hier inloggen (wanneer wij de account hebben geactiveerd): http://forum.refoweb.nl/ucp.php?mode=login