Noodzaak van ellendekennis
Ds. W. Pieters | 3 reacties | 28-06-2014| 11:43
Vraag
Geachte dominee Pieters, in het Kerkblad van 3 april jl. schreef u in het artikel over “een gestolen Jezus” over de noodzaak tot erkenning van onze helwaardigheid. Hiermee komen we op het gebied van de ‘ellendekennis’ van Zondag 2 van de Heidelberger. Vaak als ik hierover begin met 'eigentijdse' christenen stuit ik op volkomen onbegrip ten aanzien van de ellendekennis. Men staat op het standpunt dat Gods wet in praktijk moet worden gebracht en dat men zodoende bij God een heel eind kan komen. Dat we dit niet kunnen en willen is voor hen onbegrijpelijk. Zou u hierover eens kunnen schrijven?
Antwoord
Met wat voor mensen de vraagsteller omgaat weet ik niet, maar te zeggen dat men met het in praktijk brengen van Gods wet een heel eind kan komen bij God, is mij volslagen onbegrijpelijk. Wie immers ook maar een greintje eerlijke zelfkennis én gezonde Schriftkennis heeft, weet dat wij met al onze inspanningen geen millimeter verder komen dan totale en radicale verlorenheid. Dat we ondertussen de plicht hebben om Gods wet in praktijk te brengen, ontken ik met dit alles niet. Het recht dat onze goede Schepper op ons leven en op onze volkomen gehoorzaamheid aan al Zijn geboden heeft, moeten we en gaan we ten volle erkennen.
Hoe zit het echter met de noodzaak van de "kennis der ellende"? De Heidelbergse Catechismus wijst er op. Maar hoe moeten we dit verstaan? In ieder geval niet voorwaardelijk in de zin dat wij het in eigen kracht moeten voortbrengen. Ook niet in verdienstelijke zin, alsof we door vernedering en verbrokenheid van hart de verlossing waardig worden. Hoe dan wel?
Ursinus, een van de opstellers van de Catechismus, schrijft in het Schatboek het volgende over vraag en antwoord 2 (Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in deze troost zalig leven en sterven moogt? Drie stukken: Ten eerste: hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Ten andere, hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost word. En ten derde: hoe ik God voor zulke verlossing dankbaar zal zijn.)
Deze vraag behelst de inhoud en verdeling van de hele Catechismus en stemt overeen met de verdeling van de Schriften in Wet en Evangelie.
Kennis van onze ellende is nodig voor onze troost. Niet, dat zij zelf enige troost meedeelt of er een deel van is (want van zichzelf verontrust ze eerder dan dat ze troost), maar kennis van onze ellende is nodig omdat ze in ons verlangen ontsteekt naar verlossing. Net zoals kennis van een ziekte verlangen naar een medicijn wakker maakt bij de zieke. Waar geen kennis van ellende is, wordt geen verlossing gezocht, net zoals de persoon die onkundig is van zijn ziekte, nooit op zoek is naar een dokter. Nu, als we geen verlossing verlangen, zoeken we haar niet. En als we haar niet zoeken, zullen we haar nooit ontvangen. Want God geeft verlossing alleen aan hen die zoeken en kloppen, zoals wordt gezegd: aan hem die klopt, zal worden geopend. Vraag, en het zal u worden gegeven. Gezegend zijn zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Kom tot Mij, allen die vermoeid zijn en zwaar beladen. Ik woon bij hem die van een verbrijzelde en nederige geest is.
Wat nodig is om in ons verlangen naar verlossing te ontsteken, is nodig tot onze troost. Welnu, kennis van ellende is nodig om in ons verlangen naar verlossing te scheppen. Daarom is ze nodig tot onze vertroosting. In zichzelf uiteindelijk niet als oorzaak, maar als motivering, zonder welke we de verlossing niet zouden zoeken. Van zichzelf verschrikt de kennis der ellende, maar deze schrik is nuttig, wanneer die leidt tot de oefening van het geloof.
Niet alleen hij schreef er zo over, ook Luther. Ik neem hier over wat hij in zijn catechismus schrijft. "Het is niet zonder bijzondere ordening van Godswege geschied dat voor de eenvoudige christenen, die de Schrift niet lezen kunnen, ingesteld is om de Tien Geboden, de Apostolische Geloofsbelijdenis en het Onze Vader te leren en te kennen, in welke drie stukken voorwaar alles wat in de Schrift staat en wat altijd gepredikt kan worden, ook alles wat een christen nodig heeft te weten, grondig en overvloedig begrepen is en wel in zulke korte en eenvoudige woorden vervat, dat niemand zich beklagen of verontschuldigen kan dat hetgeen hem nodig is tot zaligheid, teveel zou zijn, of te moeilijk is om te onthouden. Want drie dingen zijn voor een mens nodig te weten om zalig te worden. 1. Het eerste is, dat hij weet wat hij doen en laten moet. 2. Het tweede, wanneer hij nu ziet dat hij het niet kan uit eigen krachten, dat hij dan weet, waar hij het halen, zoeken en vinden moet. Daardoor kan hij het alsnog doen. 3. Het derde is, dat hij weet hoe hij het zoeken en vinden zal.
Zo is het voor een zieke vooral nodig, dat hij weet waarin zijn ziekte bestaat. Daarna is het nodig dat hij weet, waar het geneesmiddel is. In de derde plaats, moet hij begeren, zoeken en vinden of laten brengen, wat hem nodig is. Op deze manier, leren Gods Geboden de mens zijn ziekte kennen, zodat hij zichzelf erkent een zondig en verdorven mens te zijn.
Daarna houdt het Geloof hem voor en leert hem, waar hij het geneesmiddel, namelijk de genade, halen moet, dat hem leert vroom te worden, en de geboden te houden. En God wijst hem Zijn barmhartigheid aan, in Christus betoond en aangeboden.
In de derde plaats leert het Onze Vader hem hoe hij dat medicijn begeren, vinden en tot zich zal laten brengen, namelijk met geregeld, deemoedig en vertroostend, gelovig gebed. Dan zal het hem gegeven worden, en wordt hij zó zalig. Dat zijn de drie stukken in de hele Schrift."
Als toegift een stukje van Calvijn. In 1539 schrijft hij aan kardinaal Sadoleto: "Wij vinden in de eerste plaats dat de mens moet beginnen met te erkennen wie hijzelf eigenlijk is. En deze zelfkennis moet niet oppervlakkig zijn en vluchtig. Nee, de mens moet zijn geweten durven plaatsen voor Gods rechterstoel. En als hij dan van zijn eigen slechtheid genoeg overtuigd is geraakt, moet hij ook tegelijkertijd de gestrengheid van Gods oordeel bedenken, een oordeel dat tegen alle zondaars wordt uitgesproken. Zo, door eigen ellende beschaamd en verslagen, moet hij zich voor God neerbuigen en zich vernederen. Elk vertrouwen op zichzelf moet hij maar laten varen. Hij kan dan nog alleen maar zuchten, als was zijn definitieve ondergang nabij."
Een belangrijk ding nog: al wat u aan zondekennis ontbreekt, schenkt God u als u Hem erom smeekt.
Garderen, Ds. W. Pieters
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Pieters
- Geboortedatum:27-06-1957
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Elspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
website: dspieters.refoweb.nl
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Niemands zonden worden vergeven omdat ze veel of weinig zijn, ze worden vergeven omdat er geloof is (Joh. 3:16 en 17).
http://www.refoweb.nl/vragenrubriek/14045/aan-een-ger--gem--beantwoorder--welke-vrijborg-heb-ik-om-de-heere-te-mogen-aannemen--thomas-boston-zegt-dat-de-term--ldquo-een-gestolen-jezus-rdquo--niet-bestaat-en-toch-hoor-ik-hier-zoveel-voor-waarschuwen--hoe-kan-dit-/
k doe niks af van het antw. van de ds.
maar waar u mee omgaat,al kunnen wij de wet niet meer houden
er staat van de rijke jongeling,dat de Heere hem lief had.
tis geen grond,maar tzou heel prettig zijn voor onze samenleving,als we allen ons best eens deden,die wet te houden
nog beter,als we Hem nodig hebben,Die de wet heeft volbracht!!
maar tgaat mij hierom, de naaste liefde,die ver te zoeken is.
bidt voor uw naaste,dat ook zij,tot ontdekking komen
...
maar de andere kant= als u ellende hebt,en hulp nodig heeft,meestal de doeners,u van dienst zijn.
mene gode te behagen.zelfs wetbetrachters,die niet in de drieenheid geloven...
nood van ellendekennis zo nodig!
maar..een dode voelt dat niet.
en...je kan toch helemaal verkankert zijn,en niks voelen....
dus ....
al weten wij het met t verstand,dan met verstand de Heere vragen,om ontdekking.
het weten,horen v d kansel,brengt ons toch ook nergens?als er geen wonder gebeurd