Kaïn en Abel tweeling
kand. E. Boogert | 1 reactie | 01-11-2013| 09:57
Vraag
In Genesis 4 wordt de geschiedenis van Kaïn en Abel beschreven. In het eerste vers staat dat Adam gemeenschap had met Eva en zwanger werd. Kaïn werd geboren. In het tweede vers staat vervolgens dat "Eva voer voort te baren". In de HSV staat het anders maar met dezelfde betekenis. Nu staat er in de HSV-jongerenbijbel iets over tweeling zijn. Er wordt echter onduidelijk wat nu waarheid is. Vandaar mijn vraag: mag je er vanuit gaan dat Kaïn en Abel tweeling waren aan de tekst te zien?
Antwoord
Beste vraagsteller/stelster,
Een detailvraag: wat is het nu, waren Kaïn en Abel nu wel of geen tweeling. Nu ben ik ook van de detail, dus ik heb eens uitgezocht waar de gedachte vandaan komt en of dat strookt met de Hebreeuwse tekst van Genesis 4:2.
Voor zover ik kan bekijken komt de gedachte bij Calvijn vandaan. Ik vermoed dat Calvijn in deze de bron is geweest van de aantekening in de HSV-jongerenbijbel; hoewel Calvijn ook zijn bronnen gehad zal hebben voor deze gedachte... Hij schrijft in zijn commentaar: “Hoewel Mozes niet stelt dat Kaïn en Abel tweeling waren, lijkt het mij toch waarschijnlijk dat ze het waren; want, nadat hij gezegd heeft dat Eva, bij haar eerste ontvangenis [=bevruchting], haar eerstgeboren zoon voortbracht, voegt hij daar onmiddellijk aan toe dat zij een andere zoon baarde. En daarom, terwijl hij een dubbele geboorte beschrijft, spreekt hij toch slechts over één ontvangenis.” Daar voegt Calvijn vervolgens nog de volgende noot aan toe: “Laat degenen die er anders over denken vooral hun mening houden...”
Wat staat er eigenlijk precies? In 4:1 staat dat Adam gemeenschap (Hebreeuws yada’) heeft met Eva. Zij wordt vervolgens zwanger en baart Kaïn. Vervolgens staat in vers 2 dat zij “voortvoer met baren” (SV) of “opnieuw baarde” (HSV). Het Hebreeuwse werkwoord yasaf betekent over het algemeen toevoegen of vermeerderen. Letterlijk vertaald luidt de tekst dan: “En vervolgens voegde zij toe om te baren.” In ons taalgevoel lijkt daar dan te staan dat zij onmiddellijk daarna zijn broer ter wereld bracht: als tweelingbroer. Echter onze manier van vertellen is totaal anders dan de bijbelse wijze van vertellen. Wij zouden bij zo’n geschiedenis bij wijze van spreken ook nog even willen weten hoe de zwangerschap was verlopen en hoe de bevalling ging. Ik zou zeggen, gelukkig doet Gods Woord dat niet, want anders had de Bijbel vijf keer zo dik geweest. Dus in de Bijbel wordt regelmatig in één (!) vers een kind (of zelfs meerdere) verwekt en ter wereld gebracht (zie bijvoorbeeld ook Ex. 2:2; Ruth 4:13; 2 Kon. 4:17.) Voor ons dus een beetje vreemd, maar dat is de kortheid van de Schrift.
Mijns inziens is het een misverstand om uit de kortheid te concluderen dat Kaïn en Abel een tweeling moeten zijn. Wat Calvijn zegt over één keer gemeenschap hebben en vervolgens twéé keer baren acht ik onjuist, omdat het werkwoord yasaf “toevoegen, voortgaan” vaak gebruikt wordt om een vervolg aan te geven van precies dezelfde handeling, zonder dat alle omstandigheden (in dit geval het “ontvangen” of “gemeenschap hebben”) herhaald worden (bijv. Gen. 18:29; 25:1; Num. 22:15 enz.). Al met al komt het erop neer dat we niet direct uit deze tekst op kunnen maken of Abel een tweelingbroer van Kaïn was, hoewel het strikt genomen niet onmogelijk is.
De enige manier om in zo’n geval meer helderheid te krijgen, is te kijken of er teksten te vinden zijn met een vergelijkbare inhoud, maar waar de context meer helderheid biedt. Een mooi voorbeeld (en ook het enige voorbeeld dat ik kon vinden) is: Gen. 38:1-5: (SV) “En het geschiedde ten zelven tijde, dat Juda van zijn broederen aftoog, en hij keerde in tot een man van Adullam, wiens naam was Hira. En Juda zag aldaar de dochter van een Kanaanietisch man, wiens naam was Sua; en hij nam haar, en ging tot haar in. En zij werd bevrucht, en baarde een zoon, en hij noemde zijn naam Er. Daarna werd zij weder bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Onan. En zij voer nog voort, en baarde een zoon, en noemde zijn naam Sela; doch hij was te Chezib, toen zij hem baarde.
In vers 5 zie je hetzelfde als in 4:2. Echter hier is volkomen duidelijk dat het om een aparte geboorte gaat, want aan het slot staat dat hij (=Juda) in Chezib was toen ze HEM baarde en niet HEN. En het lijkt me ver gezocht dat Juda bij de eerste er wel bij was en bij de tweede niet, als het om een tweeling zou gaan. Opmerkelijk is ook dat in vers 4 apart staat dat ze opnieuw bevrucht werd van Onan, terwijl dat in vers 5 niet herhaald wordt, maar blijkbaar met een en zij voerde voort afgedaan kon worden.
Helemaal waterdicht is het niet te krijgen, maar mijn mening is dat je hieruit moet concluderen dat het in Genesis 4:2 om een afzonderlijke geboorte gaat en dus niet om een tweeling.
Een hartelijke groet,
Kand. Ernst Boogert
Dit artikel is beantwoord door
kand. E. Boogert
- Geboortedatum:18-05-1989
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Driebruggen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Promovendus PThU