Weinig mensen aan Avondmaal
Ds. G.A. van den Brink | 15 reacties | 14-06-2013| 14:42
Vraag
Aan een HHK-predikant. Slechts een klein deel van de belijdende leden gaat in onze Hersteld Hervormde gemeente aan het Heilig Avondmaal. Ik kan het niet begrijpen dat iemand die eerder (soms nog zeer onlangs) in het openbaar zijn of haar geloof midden in de gemeente heeft beleden, blijft zitten als men door Hem wordt uitgenodigd. Is dit niet tegenstrijdig? En een verloochening van zijn/haar eerder beleden persoonlijk geloof? Het gaat me er niet om mensen iets te verwijten, maar ik kan dit zelf niet rijmen. Is er meer dan een oprecht geloof nodig om aan het Avondmaal plaats te nemen of is er binnen de HHK minder dan een oprecht geloof nodig om belijdenis te doen? Of is het nog anders? Ik hoop dat u mij het duidelijker kan maken.
Antwoord
Beste vragensteller,
Jouw vraag raakt een ernstig probleem in de gereformeerde gezindte – het juiste zicht op de kerk is vaak verdwenen. In plaats van "de vergadering van ware Christgelovigen" (NGB 27) is de kerk gedegradeerd tot een club van losse mensen, die het misschien wel fijn en goed hebben, maar geen geestelijke eenheid vormen. Ik geef in een aantal punten antwoord op je vraag:
1. "Kerk" (kuriake) betekent: "wat van de Heere is." Zij is dus: het eigendom van Christus. We mogen best onderscheid maken tussen kerk en Kerk. Maar in beide gevallen geldt dat k/Kerk betekent: wat van de Heere Christus is. De Kerk is het onzichtbare Lichaam van Christus, de kerk het zichtbare lichaam. Wie dus tot de k/Kerk behoort, maakt deel uit van het (on)zichtbare lichaam van Christus.
2. De grenzen van de kerk zijn de twee sacramenten: doop en avondmaal. Wie buiten de kerk staat, staat buiten de sacramenten. En wie tot de kerk behoort, heeft toegang en recht op de sacramenten (HC 30.82 en 31.85). Er is niet een soort permanente derde groep mogelijk van mensen die wel bij de kerk behoren maar geen recht hebben op de sacramenten.
3. Wat is dan "belijdenis doen"? Wie belijdenis doet, treedt openlijk toe tot het Lichaam van Christus, als iemand die gelooft met het hart en belijdt met de mond (Rom. 10:9-10). Dat betekent ook onlosmakelijk: je verkrijgt het recht om deel te nemen aan het Heilig Avondmaal. En de "oude schrijvers" zouden ook zeggen: de plícht om aan te gaan. Wie door overmacht de sacramenten niet kan ontvangen, treft geen blaam. Maar wie ze veracht, begaat een zware zonde.
4. De kerkenraad en gemeente moeten erop toezien dat diegenen (en die alleen) worden toegelaten tot de openbare belijdenis, die weten wat "k/Kerk" betekent en verlangen daarbij te behoren. Mensen die zelf erkennen geen gelovige te zijn, of mensen die een onbekeerlijke levensstijl hebben, mogen dus niet door de openbare belijdenis tot de kerk worden toegelaten. John Owen schrijft: wie onbekeerlijke mensen toelaat tot de kerk, bouwt niet de tempel van Christus maar een kapel voor de satan. Het betekent echter ook, dat mensen die wel hun geloof belijden en hun leven daarnaar inrichten, voor lidmaten van de onzichtbare Kerk worden gerekend. Vergelijk D.L. III/IV,15: "van diegenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men naar het voorbeeld der apostelen het beste oordelen en spreken; want het binnenste des harten is ons onbekend." Het oordeel der liefde houdt (kort samengevat) in, dat je mensen die tot de zichtbare kerk behoren, beschouwt als leden van de onzichtbare Kerk.
5. Soms wordt er bij het Avondmaal onderscheid gemaakt tussen kerkelijk recht en goddelijk recht. Dat onderscheid is prima, als je het maar goed gebruikt. De juiste benadering is: de kerkenraad verleent aan iemand het kerkelijke recht, omdat men oordeelt (naar het oordeel der liefde) dat die persoon óók (vanwege geloof en bekering) het goddelijke recht bezit. Zie opnieuw D.L. III/IV,15. Maar dit onderscheid wordt verkeerd gebruikt, als een kerkenraad zegt: "We geven jou wel het kerkelijke recht om aan het Heilig Avondmaal te gaan, maar we vermoeden dat je geen goddelijk recht hebt (dus blijf maar liever af)." Als een kerkenraad vindt dat iemand niet aan het Heilig Avondmaal hoort, moet men die persoon ook niet toelaten als belijdend lid.
Ik besef heel goed dat veel mensen persoonlijk worstelen met het Avondmaal. Ik zal ook nooit iemand verplichten om aan te gaan, zonder erop te wijzen dat er geloof en bekering moeten zijn. Maar de vraag die je stelt, is niet allereerst pastoraal van aard, maar ecclesiologisch: het betreft de visie op de kerk. Daarin hebben ambtsdragers een grote verantwoordelijkheid. Veel pastorale worstelingen rondom het Avondmaal komen voort uit het feit dat mensen tot de openbare belijdenis zijn toegelaten, zonder dat duidelijk was gemaakt hoe verstrekkend die beslissing is. Vaak is de praktijk: je doet belijdenis, dan komt het zelfonderzoek en vervolgens eventueel het avondmaal. Maar de bijbelse orde is: eerst zelfonderzoek, dan belijdenis, dan Avondmaal.
Met vriendelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Er komt nog een vraag bij:
Diegenen die niet aan het heilig avondmaal deelnemen doen dat omdat ze denken dat ze (misschien) niet in de hemel komen als ze nu zouden sterven. Dat zou betekenen dat ze voor God ongelovigen zijn. Maar als er bij de ledenvergadering wordt gestemd, dan mogen ze ook meestemmen. Vaak is het zo dat de meeste mensen die stemmen (in bijv. de Ger. Gem.) dan eigenlijk ongelovigen zijn. De beslissing voor de kerk wordt dan genomen door mensen die ongelovig zijn. Het is ook de vraag hoe je 1 Kor. 5 in deze context moet plaatsen.
Reageer gerust per email. Ik communiceer er graag over: emaildfj1@gmail.com
In vele kerken word er door bijna iedereen belijdenis gedaan, en worden alle kinderen gedoopt en gaat er maar een paar % aan het avondmaal, wat een diep droevig iets is dat toch.
De volgorde die vanuit de reformatie en uit de bijbel komt is:
1 Geloof en bekering.
2. Belijdenis des geloofs.
3. Doop en/of kinderen laten dopen en aangaan aan het avondmaal.
Tegenwoordig word punt 1 gemist en word er wel belijdenis gedaan en kinderen gedoopt, dat kan toch niet?
In veel (rechtse)kerken zie ja dat zelfs ambtsdragers niet aan het avonmaal gaan.
Wel in dienst? van De Koning maar weigeren het lijden en het sterven van De Koning te herdenken.
En als ik dan de door de dominee aangehaalde tekst overdenk.
"John Owen schrijft: wie onbekeerlijke mensen toelaat tot de kerk, bouwt niet de tempel van Christus maar een kapel voor de satan."
En ik bedenk dat in de toelatingscommissie (de ambtsdragers) ook onbekeerde mensen zitten, wat stelt de kerk dan eigenlijk voor? Ik huiver om conclusies te durven trekken.
Aan de andere kant vraag ik mij vaak ook wel af, of het niet komt door de "voorwaardelijke" prediking. Een mens moet aan zoveel dingen voldoen wil men tot Christus komen.
Daarnaast is het gepredikten Godsbeeld veel te minderwaardig. De predikanten bouwen iedere belofte in met allerlei voorwaarden, uit "angst" alverzoening te preken.
Met zo'n prediking is het toch niet zo vreemd dat er maar weinig mensen tot zekerheid komen. Hoe kun je vertrouwen op voorwaardelijke beloften?
De bijbelse boodschap is onvoorwaardelijk! En als predikant moet je ver weg blijven van beschrijvingen van voorwaardelijkheden (diepe zondekennis, vormen van boetvaardigheid, enz. enz.) Want dat is de "bijzondere avondmaalganger" in het middelpunt zetten i.p.v. onze Belovende Borg en Zaligmaker.
Maar ik vind wel dat er ook een zekere schroom moet zijn. Er moet wel sprake zijn van zondekennis, ook dat wordt duidelijk beschreven in het eerste deel van het formulier.
Het moet een tussenweg zijn, eigenlijk. Er zijn kerken waar het de normaalste zaak van de wereld is om aan te gaan en die mensen denken er vaak amper over na. Maar er zijn helaas ook kerken waar je blij mag zijn als er 20 van de 500 mensen bijv. aangaan.
Van 1 nipje wijn?
Nog nooit van gehoord.
@Sterretje:
Inderdaad moet er kennis zijn van zondekennis, dat de mens daarvan verlost is voordat hij deelneemt aan het avondmaal, maar dat moet ook als er belijdenis word afgelegd of als er gedoopt word, dat staat allemaal in verbinding met elkaar.
Je kunt geen belijdenis doen als je niet aan het avondmaal gaat.
Je kunt niet dopen of laten dopen als je niet deelneemt aan het avondmaal.
volgens mij wordt daar van tevoren mee bedoeld, niet aan het avondmaal zelf.
Want bij het eten gebruikt iedereen van" tevoren al" zijn eigen avondmaal en dan heeft de één honger, terwijl de ander dronken is.
Dus met een andere maaltijd.
Of ik zie het verkeerd.
Waarschijnlijk was het vroeger een complete maaltijd:
Vers 21: Voordat de maaltijd goed en wel is begonnen, schrokt iedereen zoveel mogelijk naar binnen, met het gevolg dat sommigen nog honger hebben en anderen dronken zijn.
Vers 22: Als u echt zoveel honger hebt moet u eerst thuis iets eten. Betekent de gemeente van God zo weinig voor u dat de arme medegelovigen door u geen kans krijgen om te eten? Wat denkt u? Dat ik u een compliment zal geven? Ik denk er niet aan!
Bewust even uit "het boek" voor de duidelijkheid.
Ik weet niet of dit net ervoor of tijdens was, maar het was vast een schrans en zuippartij zo te lezen ;-)
Sommige uitleggers gaan ervan uit dat in de eerste Christelijke kerk op zondag de gemeente samenkwam zonder een echte kerkdienst – geen vaste liturgische vorm.
Tijdens de maaltijd (iedereen bracht zelf eten mee van huis) vierde men het avondmaal.
Het probleem in Korinthe was dat de broeders en zusters niet wilden delen.
Resultaat, de armen zaten met een lege buik en de rijken kwamen dronken van tafel.
De apostel zegt ; “ Hebt u soms geen eigen huis waar u kunt eten en drinken? Of veracht u de gemeente van God en wilt u de armen onder u vernederen? Wat moet ik hierover zeggen? Moet ik u soms prijzen? Dat doe ik in geen geval”.
Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf – daarom gaat ons offer (de collecte) gelijk met of vooraf aan de viering.
Wij bieden de Heere de vrucht van onze handen. De vrucht van de wijnstok en het dagelijks brood.
En wij ontvangen “dit is Mijn lichaam en Mijn bloed”.
Schuldbelijdenis moet voorafgaan aan deelname aan de tafel des Heren.
@dkw Ja, de doop en belijdenis staan gelijk aan het avondmaal en er wordt inderdaad over het avondmaal veel zwaarder en ernstiger gedacht dan over die andere twee, wat niet zo moet zijn.
Ik wil er wel aan toevoegen dat je wel belijdenis kunt hebben gedaan, maar dat er op een gegeven moment toch iets in de weg staat om aan te gaan. Een bepaalde zonde of ruzie die in je leven is gekomen en dat kan je ervan weerhouden om aan te gaan. Dus dan is er reden om niet aan te gaan, ook al is er wel belijdenis gedaan.
Dit begrijp ik niet - belijdenis doen van je zonde en dan toch niet deelnemen ?
1 Joh. 1 vers 9 ; Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid.
Dat kan mensen er soms van weerhouden om aan te gaan, omdat ze weten dat het nog niet goed zit, ook al is er belijdenis gedaan.