Assertief of de minste zijn
Ds. H. Korving | Geen reacties | 29-02-2004| 00:00
Vraag
Op de catechisatie werd erover gesproken dat je als christen altijd de minste moet zijn, ook in je werksituatie. Hiermee kun je anderen voor Christus winnen. Ok ben het hier helemaal mee eens. Maar wat moet je hiermee als er steeds tegen je gezegd wordt dat je assertiever moet zijn? Dat je veel meer voor jezelf moet opkomen? Toch probeer je hieraan dan te werken. Maar mag dat dan wel; je moet toch de minste zijn!
Antwoord
Op zichzelf genomen is het juist dat het een christen past om de minste te (kunnen) zijn. Filippenzen 2 leert ons daarover diepe en belangrijke dingen: Christus is de minste geworden; wij dienen Zijn beeld te vertonen. Wat wordt daar mee bedoeld? Allereerst dat je niet primair en uitsluitend gericht bent op je eigen belangen, maar die van de ander voor laat gaan. Een christen is geen egoïst. Een christen moet ook bereid zijn om lijden-om-Christus’-wil te dragen.
Maar er is een spanningveld met de assertiviteit. Een zekere assertiviteit heb je zonder meer nodig om gezond te kunnen functioneren.Een christen leert niet alleen zijn naaste aanvaarden als een mede-schepsel, maar hij dient allereerst zichzelf te aanvaarden. Vanuit die aanvaarding van jezelf als schepsel van God en meer nog als iemand die door God aanvaard is, hoeft een christen geen chronisch minderwaardigheidsgevoel te hebben of te koesteren. Ik hoop dat je duidelijk is dat ‘de minste zijn’ dus iets heel anders is dan: een minderwaardigheidsgevoel hebben.
Betekent ‘de minste zijn’ dat je altijd over je moet laten lopen? Ik dacht het niet. Een christen hoeft ook geen ‘watje’ of ‘doetje’ te zijn. Op een gepaste manier mag je ook opkomen voor alles wat recht en billijk, ook als het gaat om je eigen rechten. Als men je onrecht aandoet, is het niet per definitie het meest christelijke om dat maar te ‘slikken’. Nogmaals; op een gepaste manier (niet vanuit de hoogte of vanuit egoïstische motieven) mag daar aandacht voor gevraagd worden. Gepast is ook dat je dan niet meteen uitgaat van een vijandbeeld en verdachtmakingen (iedereen is tegen mij, of: er was opzet in het spel), maar van een eerlijke benadering van de ander. Maar je mag ook van de ander verwachten en vragen, dat hij/zij jou eerlijk benadert.
Ik wil tenslotte wijzen op twee bijbelse voorbeelden. In de geschiedenis met Lot (Genesis 13) was Abraham de minste. Hij liet Lot kiezen en betwistte zijn keuze niet. Hoe kon Abraham dat doen? Hij was toch de oudste? Abraham kon deze zaak echter in Gods hand geven. Hij mocht verder kijken dan Lot. Lot zag aan wat voor ogen was, Abraham mocht weten dat God het beste erfdeel voor hem en zijn nageslacht had weggelegd. Zo kon Abraham geduldig dit stukje lijden dragen, in afwachting van de betere toekomst die God voor hem zou bereiden.
Onlangs werd mijn aandacht echter gevestigd op een andere geschiedenis van Abraham. In Genesis 21: 22-34 gaat het over koning Abimelech die een verbond met Abraham wil sluiten. Daarin wil Abraham bewilligen, maar voordat ze tot de sluiting van dit verbond overgaan, heeft Abraham eerst een kwestie ter sprake gebracht, die uit de weg geruimd moest worden. Het ging over een waterput, die Abraham had laten graven en die door de knechten van Abimelech was afgepikt. (vers 25). In deze situatie lees je niet dat Abraham ”de minste is” in de zin dat hij dit maar moest ‘slikken’. Neen! Dit was onrecht. Dit brengt hij eerlijk ter sprake. Deze kwestie moet eerst opgelost worden. Abrahams rechten waren geschonden. Het is in deze situatie niet ongepast dat hij hiervoor opkomt. Noem dit: Abrahams assertiviteit.
Overigens vond ik het ook leerzaam dat Abraham de uitleg van Abimelech direct accepteert. Abimelech zegt drie dingen (vers 26): 1. Ik heb niet geweten wie dit gedaan heeft; 2. U hebt het mij niet eerder verteld; 3. Dit is voor het eerst dat ik het hoor. In dit antwoord ligt opgesloten dat Abimelech Abrahams aanspraak op de waterput erkent. Daarmee neemt Abraham genoegen. Hij is snel bereid om de uitleg van Abimelech te aanvaarden en blijft er niet over ‘zeuren’. Wel, aan die houding kan menigeen een voorbeeld nemen.
Hoe zit het met het element van ‘evangelisatie’? Moeten wij niet, door de minste te zijn, de ander voor Christus winnen? Zeker. Heel belangrijk is het om na te denken over de vraag: hoe staan wij bekend? Hoe zien onze collega’s ons? Zijn wij iemand die altijd alleen maar uit is op zijn eigen belangen? Of kent men ons als iemand die bescheiden is, oprecht, behulpzaam, betrouwbaar. De minste zijn betekent toch allereerst dat je niet meer voor jezelf leeft. Je bent de minste geworden van de Heere! Wie aan de voeten van Christus terecht komt, leert dat er een streep door je ‘ik’ gaat. Dat moeten anderen aan ons merken: dat we niet meer leven voor onszelf, voor het geld, voor de pleziertjes enz., maar dat je leven in het licht staat van de dienst van de Heere. Maar het kan zeker ook respect afdwingen als je op een bescheiden manier kenbaar maakt wat recht of onrecht is, ook als het jezelf betreft.
Ik hoop dat ik zo je vraag een beetje heb beantwoord.
Hartelijke groeten, ds. H. Korving
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. Korving
- Geboortedatum:01-12-1954
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Urk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Ds. Korving ging in november 2021 met emeritaat.
Lees ook het artikel dat Refoweb met ds. Korving had n.a.v. zijn boek 'Taal en teken'.
En kijk/luister: