Profetieën van het Oude Testament
Ds. R.H. Kieskamp | 1 reactie | 23-04-2013| 09:42
Vraag
De profetieën van het Oude Testament zijn fascinerend. Er zijn er die een prachtig toekomstbeeld geven, waardoor er hoop te putten is. En er zijn er waarbij je hoopt dat je die verschrikkingen niet mee hoeft te maken. Aangekomen bij Jesaja 56:1-8 stuitte ik op een paar vragen. Graag zou ik hier antwoord op hebben. In vers 2 wordt gesproken over de mens die de sabbat houdt. En verderop (vers 6) over de vreemden die de sabbat houden. Wij, christenen, houden de zondag en niet de sabbat. Hoe zit het dan met deze profetie? In vers 6 wordt gesproken over de Naam van God. Die Naam kennen wij als JHWH, maar die gebruiken wij niet. Althans, in de meeste reformatorische kerken en in de meeste Bijbelvertalingen wordt de Naam van God niet voluit gebruikt. Waarom gebruiken wij de Naam van God niet? In het zevende vers worden brandoffers en slachtoffers genoemd. Ik heb bij een andere vraag en antwoord gelezen dat de offers tot de ceremoniële wetten behoren die wij christenen, niet hoeven te houden. Maar hoe zit het dan met deze profetie? In vers 8 wordt gezegd: "Ik zal tot Hem nog meer vergaderen." Dat met "Ik" de Heere wordt bedoeld, dat snap ik. Maar wie is "Hem"? De Heere Jezus?
Antwoord
Het gaat hier om een profetie in de oud-testamentische situatie, met het oog op terugkeer uit de ballingschap naar Jeruzalem. Niet-joden, die dan mee zouden gaan, zullen het er goed hebben wanneer ze zich houden aan de geboden van Gods verbond. In vers 8 wordt "tot Hem" in diverse vertalingen ook met kleine letter geschreven. Het kan volgens de kanttekeningen van de Statenvertaling ook vertaald worden als "tot hetzelve." In beide gevallen slaat het dan op Jeruzalem en de tempel(dienst). Het zou echter in tweede instantie ook op Christus kunnen slaan. Vertalingen die daarvoor kiezen vertalen met een hoofdletter namelijk "Hem."
Wat de kwestie zondag-sabbat betreft, hier is de grote lijn dat voor gelovigen uit de heidenen (dus ook voor ons) de sabbat niet meer geldt. De dag des Heeren als opstandingsdag van Christus is voor ons bepalend.
Dat wij niet spreken over JHWH is vooral een kwestie van vertalen, te meer daar niet helemaal zeker is hoe het uitgesproken moet worden, omdat de joden geen klinkers kenden en ook uit eerbied de Naam niet uitspraken. De oude versie van de Statenvertaling vertaalt consequent met "HEERE".
Het belangrijkste is dat God zijn Naam met name heeft geopenbaard in Christus als de ene Naam onder de hemel gegeven om zalig te worden. Daarom hoeven Nieuw-Testamentische gelovigen geen offers meer te brengen, zoals die in vers 7 van Oud-Testamentische gelovigen werden gevraagd. Ondertussen geeft vers 7 wel een Nieuw-Testamentische lijn aan door te stellen dat alle volken God zullen dienen. Dat wil dus zeggen dat ze zullen leven uit het ene offer op Golgotha volbracht, waar alle Oud-Testamentische offers naar toe wezen. Voor ons komt het er op aan om het bloed van dat offer niet onrein te achten, maar het in geloof te strijken aan de deurposten van ons hart. Er is geen rust voor ons totdat we rust vinden in Christus en zijn volbrachte werk.
Ds. R. H. Kieskamp
Dit artikel is beantwoord door
Ds. R.H. Kieskamp
- Geboortedatum:11-11-1935
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lienden
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee Kieskamp is op 29 april 2021 overleden.
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Impliciet staat er dus dat er bij Jezus' komst Joden in Judea zijn, hetgeen in onze tijd ook zo is!