Gevoelige vertaling
drs. L. B. C. Boot | Geen reacties | 17-12-2012| 12:30
Vraag
Aan ds. L. B. C. Boot, Dank u wel voor uw reactie op mijn vraag. Als ik het goed begrijp denkt u dus eerder dat het de woorden van David zijn dan van God. Maar aan het eind van Psalm 32:8 staat "Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn". David heeft niet de macht om "mijn oog zal op u zijn" te voltooien omdat hij een mens is. 1. Dit kan dan toch alleen God gezegd hebben? 2. Is vers 8 niet als een reactie van God op wat David in vers 7 heeft gezegd? Overigens staat er aan het eind van vers 7 "sela".
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Bedankt voor je reactie. Ik begrijp daaruit nogmaals dat de vertaling van de tekst van Psalm 32:8 gevoelig ligt.
Het lijkt mij goed om voor de duidelijkheid nog een keer te stellen dat de Statenvertalers uitdrukkelijk kiezen voor de lezing dat hier David aan het woord is. De herziening van de Statenvertaling (HSV) doet niets anders dan de lezing van de Statenvertalers volgen. Nu weet ik wel dat sommige uitgaven van de Statenvertaling dit hier wel met hoofdletters schrijven. Maar afgezien van het feit dat hoofdletters - eerbiedskapitalen - door latere drukkers zijn toegevoegd, is dit gewoon onjuist. De Statenvertalers zijn heel duidelijk in de kanttekeningen dat hier David spreekt en ze noemen de mogelijkheid dat hier de Heere aan het woord is, maar door de woordkeus 'sommigen' kun je al merken dat ze uitdrukkelijk voor de menselijke variant kiezen. Die is door de HSV gevolgd.
Tegelijk merk ik uit je woorden dat je graag wilt weten hoe ik er zelf over denk en je komt met een aantal argumenten die onderstrepen dat de dichter het echt over de Heere heeft en hier David niet aan het woord is.
Apart is dat je in de exegetische literatuur rond deze tekst voortdurend de twee sporen - die je dus al benoemd vindt in de Statenvertaling - terug kunt vinden. Sommige uitleggers stellen heel resoluut dat hier de Heere aan het woord is, terwijl anderen onderstrepen dat je het toch echt moeten lezen als gericht op de dichter zelf. De variatie die de Statenvertalers constateren blijf je in alle commentaren terugvinden. Vandaar dat ik me maar weer oriënteer op de Kanttekeningen van de Statenvertaling.
We zetten het nog een keer op een rij:
1. In Kanttekening 16 schrijven de Statenvertalers: Hier wendt de profeet zijn rede tot de mensen; hoewel sommigen menen dat het Gods eigen woorden zijn, die David invoert aldus sprekende.
2. In Kanttekening 17 schrijven de Statenvertalers: Dat is, ik zal voor u zorg dragen, of zorg voor u dragende. Vgl. Deut. 11:12. Ezra 5:5. Insgelijks 1 Kon. 8 op vers 29. Ps. 33:18; 34:16. Jer. 24:6; 39:12; 40:4.
3. Als je de verwijsteksten van kanttekening 17 bestudeert, zie je dat de (vertaalde) Hebreeuwse uitdrukking daar ook voorkomt en de betekenis heeft van zorgdragen voor. Mijn oog zal op u zijn betekent dus Ik draag zorg voor u.
4. Dit kunnen mensen van de Heere zeggen (Deut. 11:12), maar dat kan de ene mens ook van de andere mens zeggen (Jer. 39:12 en 40:4). Je opmerking: "David heeft niet de macht om "mijn oog zal op u zijn" te voltooien omdat hij een mens is", is daarmee niet correct. Mijn oog zal op u zijn, kan op God én op mensen betrekking hebben.
5. De interpretatie van de Statenvertalers wordt ondersteund door teksten als Psalm 34:12 en Job 15:17. Een persoon, David, spreekt in dit geval als leraar tegen zijn 'leerlingen'.
6. De interpretatie dat hier de Heere aan het woord is, wordt ondersteund door een beroep op andere teksten. Je kunt dan denken aan Psalm 16:11, Psalm 25, Psalm 33:18.
7. In Psalm 32:9 zie je hetzelfde probleem: Wie is hier aan het woord? Dat kan de Heere zijn, maar ook de dichter zelf.
Kortom, voor beide interpretatie zijn goede argumenten te noemen. Je kunt met een beroep op Psalm 33:18 zeggen dat hier de Heere aan het woord is, maar ook met een beroep op Psalm 34:12 dat hier een 'onderwijzer' aan het woord is. Dat maakt mij voorzichtig om een definitieve keus te maken en ik zou ervoor willen pleiten dat we beide mogelijkheden eerlijk blijven benoemen (in preken, meditaties etc.).
Gelet op het onmiddellijke verband van Psalm 32 (vers 1) ligt het meer voor de hand om te denken dat hier de dichter zelf aan het woord is (zo de SV), maar laat je ook meewegen dat het woord van de dichter en het woord van God in de Psalmen soms rechtstreeks in elkaar overvloeien, zou je met net zoveel recht kunnen zeggen dat hier de Heere aan het woord is.
Met andere woorden: Ik zou zelf de mogelijkheid die volgens de kanttekeningen door 'sommigen' wordt verdedigd meer als een echt alternatief brengen. Met een variant op de Kanttekeningen: De Psalmdichter richt als onderwijzer zijn betoog tot zijn leerlingen. Tegelijk kunnen het ook Gods eigen woorden zijn, die David invoert als hij zo spreekt. Inderdaad, daarmee een iets ander accent dan de (H)SV.
Met vriendelijke groet,
L.B.C. Boot
Dit artikel is beantwoord door
drs. L. B. C. Boot
- Geboortedatum:21-10-1969
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Actief
Bijzonderheden:
* Emeritus predikant
* Bestuursondersteuner van de Stichting Herziening Statenvertaling
* Adviseur Herziene Statenvertaling bij Uitgeversgroep Jongbloed B.V. in Heerenveen