Leven zo zwaar
dr. G. W. Marchal | 3 reacties | 28-11-2012| 17:38
Vraag
Ik heb een probleem. Ik denk regelmatig aan de dood. Ik vind dit leven zo zwaar dat ik er het liefst mee zou stoppen. Natuurlijk doe ik dat niet, maar ik zit gewoon steeds in de knel. Denk ik er eindelijk uit te komen, komt het volgende probleem er wel weer aan. Ik vraag me af wanneer dit eens ophoudt. Waarom het me niet gegund is dat het gewoon een keertje goed gaat. Ik weet niet hoe ik hiermee moet omgaan. Ik wil wel hoop blijven houden, maar hoe kan ik dat doen? Ik heb veel aan tips denk ik...
Antwoord
Geachte schrijver van deze noodkreet,
Dit is een SOS-signaal. Een aantal tips is niet toereikend. U doet er goed aan om contact op te nemen met een vertrouwenspersoon. Misschien bied ik u op afstand een bescheiden handreiking door een artikel door te geven dat ik onlangs in het blad HW /Confessioneel schreef.
Een beest van vrees.
Des morgens kruipt een beest van vrees / door aderen en ingewanden, / en maakt mij weder tot een ander, / dan die ik slapend ben geweest.
De eerste regels van een gedicht van Gerrit Achterberg (1905-1962). Wie het verder wil lezen, raadplege zijn Verzamelde Gedichten (VG, 108). Angst is een beest van vrees. Vrees heeft een object: ik vrees, ik ben bang voor iets of iemand. Wanneer dat object verdwenen is, heeft ook de vrees geen bestaansrecht meer. Angst graaft dieper en is meer ongrijpbaar. Het beest kan uit het gezichtsveld zijn, maar –wie weet?– loert het nog steeds ergens op ons.
Gerrit Achterberg heeft die existentiële angst ervaren. Zijn leven ging door diepe dalen heen. Het was niet zonder tragiek. Wat er gebeurde, was overigens niet alleen een lot dat hem overviel, maar ook schuld, waarmee hij in het reine moest komen. Hij worstelde ermee, ook en vooral in zijn gedichten. Ondanks alles wist hij van het wonder van de verzoening, duur betaald, door Christus, "koopman in oud roest" (VG, 922). Nog een belijdenis: "Ik deed, van alles wat gedaan kan worden, / het meest misdadige – en was verdoemd. / Maar Gij hebt God een witte naam genoemd, / met die van Mij. / Nu is het stil geworden, / zoals een zomer om de dorpen bloeit" (VG, 600; een witte naam: zie Openb. 2:17).
Soms is dat beest van vrees niet te temmen, maar verscheurt het een mens, geheel en al. In de afgelopen weken kwam ik drie keer in aanraking met na(ast)bestaanden van mensen, die suïcide pleegden, een eind aan hun leven maakten. Een man van even in de veertig, een vrouw van in de tachtig en een man halverwege de zeventig. Ik werd uitgenodigd voor te gaan in de afscheidsdienst. Zoeken, tasten naar woorden om een gebeuren enigszins te benoemen, dat mensenmaat en mensenmacht te boven gaat. Ooit las ik een boek van professor P. C. Kuiper (1909-2002). Hij was een befaamd hoogleraar in de psychiatrie, schrijver van een reeks studieboeken, luistervink en gesprekspartner van mensen, ten einde raad. Kuiper kwam zelf in een tunnel van depressie terecht. In plaats van hulpverlener werd hij hulpbehoevend, voor een lange periode. Hij beschreef zijn ervaringen in dat angstland in een boek: "Ver heen – verslag van een depressie" (1988). Het is opgedragen aan Noortje, zijn allernaaste, een dochter van professor K. H. Miskotte. Kuiper geeft een omschrijving –definitie is mij te afgemeten– van wat depressie is: de draaglast gaat de draagkracht te boven. Daardoor kan een mens 'kopje onder' gaan. Voor twee van de drie mensen, die ik zopas noemde, gold dat ook heel letterlijk. Zij kwamen om in het water.
Hoe verder? Ik weet geen antwoord op dit kluwen van vragen. Ten hoogste een 'handwoord', zoals André Troost dat noemde: een handreiking om staande en gaande te blijven. Ook in dit opzicht leef ik van het gegeef: woorden, die ten diepste van God afkomstig zijn. Ik noem er enkele. Psalm 139: HEERE, Gij doorgrondt en kent mij. Veel meer dan wij elkaar en ook onszelf kennen. Gij omgeeft mij van achteren en van voren en Gij legt uw hand op mij. Hemelhoog en aardediep, zelfs in de diepten van het dodenrijk, is Hij nabij. Zijn hand laat ons nooit en nergens los. Zelfs de duisternis is niet bestand voor Zijn licht, dat niet te doven is. Ook het boek Spreuken reikt onvergetelijke, onsterfelijke handwoorden aan. Het hart kent zijn eigen droefheid en in zijn vreugde kan een vreemde zich niet mengen ( 14:10). Ook onder het lachen kan het hart pijn lijden (14:13). Deze weergaloze God weet de weg in, weet weg met onze radeloosheid. Hij is ons nader dan ons eigen vlees en bloed.
In verbondenheid,
Ds. G. W. Marchal
Dit artikel is beantwoord door
dr. G. W. Marchal
- Geboortedatum:13-09-1943
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Welsum (33%)
- Status:Inactief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Ik kan je een tip geven (spreek uit ervaring met zware depressieve periode). Zoek ajb hulp en blijf niet zelfdokteren en denken dat het wel over gaat!
Ga naar je huisarts en bespreek het en hij zal je verder sturen!
Groet