Gehenna
Ds. R.H. Kieskamp | 5 reacties | 01-08-2012| 16:08
Vraag
In Matt. 10:28 staat: "En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel." In een andere vertaling staat er geen hel maar Gehenna. Is de Gehenna de plaats van de eeuwige dood, of is dat de plaats van de tussentoestand, het dodenrijk? Uit het verband maak ik op dat vers 28 tegen gelovigen gezegd wordt, net zoals in vers 22 waar staat: "Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden." Ik weet dat er nogal wat teksten in de Bijbel staan waaruit blijkt dat er geen afval van gelovigen is, maar daar kan ik dit niet mee verklaren, samen met een aantal andere Bijbelgedeelten zoals Hebr. 6. Waar ik het meest mee zit is waarom Jezus gelovigen dreigt of waarschuwt voor de hel of Gehenna. Waarom moeten ze daar voor vrezen? Eigenlijk staat er dat ze Hem moeten vrezen die de macht heeft ziel en lichaam te verderven, maar Hem vrezen wordt hier in verband gebracht met de dreiging van de Gehenna. Op deze manier is voor mij vrees en angst aan elkaar gekoppeld in plaats van vrees en kinderlijk ontzag.
Antwoord
Dat er soms gehenna vertaald wordt hangt samen met wat er letterlijk in de Griekse tekst staat. Wat betekenis betreft is het gelijk aan hel. Beide woorden betekenen in het kader van het bijbelse taalgebruik een plaats van straf die ook bij het eindgericht gehandhaafd blijft. Wat de zogenaamde tussentoestand betreft, daar kunnen we op bijbelse gronden niet in geloven. Zo de boom valt blijft hij liggen. Uiteraard kent de Bijbel onderscheid tussen het eindgericht op de jongste dag waar schapen en bokken ook naar het lichaam gescheiden zullen worden, en het gericht dat we ontvangen bij de dood namelijk straf of vrijspraak. Wie bij het sterven heengaat als schaap zal op de jongste dag ook schaap zijn, wie bij het sterven heengaat als bok zal dat op de jongste dag ook zijn. Wie sterft gaat of direct naar Christus in de zaligheid of direct naar de hel in rampzaligheid.
Dat gelovigen volharden is terecht. We geloven in de volharding der heiligen. Doch we moeten het niet uitspelen tegen de aansporing in de Bijbel om te volharden en ook niet tegen de dreiging met of waarschuwing voor de hel. Gelovigen hebben het wat zichzelf betreft nooit in hun 'vestjeszak' en zijn daarom nooit te goed voor vermaning, aansporing, waarschuwing of zelfs dreiging. Vanuit onszelf blijven we tot hinken en zinken elk ogenblik gereed. Ondertussen komt dat zeker niet in mindering op geloofsvolharding en zekerheid van die volharding. Die volharding en die zekerheid liggen echter in God, in Zijn beloften en in de trouw van Zijn verbond. Daarom zullen gelovigen vanuit het geloof ook zeker kunnen zijn van die volharding. Ondertussen nooit vanuit het 'luie achteroverleunen', want wie staat zie toe dat hij niet valle.
In Hebr. 6 is het in zoverre een bijzonder geval dat het daar gaat om geloof dat enkel verlichting kent met de Heilige Geest, doch geen herschepping door die Geest. De oude mens is daar niet tot afsterving gekomen en de nieuwe mens niet tot opstanding. Het ware zaligmakend geloof is te kennen aan beide. Dat kent verlichting met de Heilige Geest en evenzeer herschepping door die Geest. Ondertussen bevat Hebr. 6 ook een waarschuwing om ons levenshuis toch niet op zand, zelfs niet op een enkele korrel, te bouwen, maar alleen op Christus de vaste rots van ons behoud.
Wat de vrees betreft, het is nodig per geval te bezien om welke vrees het gaat. Het tekstverband zal moeten uitmaken of het gaat om vrees voor gericht en oordeel of om vrees als de vreze des Heeren. Overigens is het zo dat er bij vrees als kinderlijke ontzag wel altijd sprake is van vrees voor de zonde, waarin we er bang voor zijn God verdriet te doen met onze zonde.
Ds. R. H. Kieskamp
Dit artikel is beantwoord door
Ds. R.H. Kieskamp
- Geboortedatum:11-11-1935
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lienden
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee Kieskamp is op 29 april 2021 overleden.
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Het dodenrijk is de plaats waar overledenen naartoe gaan. De hel (voor de duivelen bereid), waar de demonen en veroordeelden naar toe gaan (lees Openbaring 19 en 20).
Gestorven gelovigen gaan (sinds de opstanding van Christus) direct naar de eeuwige gelukzaligheid, de ongelovigen zullen bij hun opstanding tot de hel (gehenna) veroordeeld worden.
Laat het Evangelie van Jezus Christus er nog velen van deze ondergang redden!
In mijn visie is het dodenrijk de plaats waar gestorvenen heengaan. Jezus zelf beeldt het dodenrijk uit als de plaats van de pijn, waar de ongelovigen vertoeven en tevens de plaats waar gelovigen 'in Abrahams schoot' zijn(Luk. 16:19-31). Tussen die twee is een onoverbrugbare kloof. De plaats van zaligheid wordt later het 'paradijs' genoemd (Luk. 23:43; 2 Kor. 12: 4).
Na Zijn sterven is Jezus in het dodenrijk geweest (let op: niet in de hel!). Hij heeft daar laten zien dat hij de macht over de dood en het dodenrijk (Op. 20:14, NBV) heeft. Hij heeft de dood tenietgedaan, en het leven en de onvergankelijkheid aan het licht gebracht. Hier passen voor mij ook de teksten uit Ps. 68:19 'U bent opgevaren naar omhoog, U hebt gevangenen (uit het dodenrijk) weggevoerd' en 1 Petrus 3:19 'Hij is naar de geesten gegaan die gevangen zaten, om dit alles te verkondigen'.
Niet het belangrijkste onderwerp van het Christelijk geloof, wel interessant!
Ik bedoelde met die opmerking dat de weg naar de hemel pas na het volbrachte werk van Christus geopend is. Tot die tijd hebben de OT-ische gelovigen waarschijnlijk in het dodenrijk (schoot van Abraham) gewacht op Zijn komst...