Christenen in de Tweede Wereldoorlog
Dr. J. P. Zwemer | 1 reactie | 13-07-2012| 16:20
Vraag
Ik zit hier al heel lang over na te denken. Waarom werden de joden in de Tweede Wereldoorlog opgepakt en niet de christenen? Waarom werden wij als christenen niet opgepakt? Was dat misschien omdat zij niet in het NT geloven? Of gaat dat daar helemaal niet om?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
U zegt "wij als christenen" en dat verwijst dan, denk ik, naar een situatie zoals we die heden kennen, namelijk dat de christenen een minderheid in de samenleving vormen. In de eerste helft van de twintigste eeuw was echter een overgroot deel van de bevolking van Europa kerklid. In meer of mindere mate betrokken bij de kerk en ook in meer of mindere mate werkelijk gelovige, dat wel. Maar wanneer het nazisme zich zo radicaal tegen de christenen had gekeerd als ze dat tegen de joden deed, zou dat veel moeilijker zijn geweest, zo niet onmogelijk.
Het komt vrij vaak voor dat dictatoriale regimes zelf een minderheid uitkiezen die zij gaan verketteren, namelijk om daarmee de latente gevoelens van ongenoegen bij de bevolking (in dit geval ongenoegen over de dictatuur) af te leiden in een richting die het regime geen kwaad doet, dus in de richting van die minderheid. In zekere zin was dat (ook) wat er onder het naziregime aan de hand was, maar daarnaast speelde er nog veel meer.
Hitler maakte gebruik van de onder grote bevolkingsgroepen in met name Midden- en Oost-Europa aanwezige eeuwenoude jodenhaat (in West-Europa was die echter ook enigszins aanwezig). Ik heb daarover al eens eerder een vraag beantwoord en uit dat antwoord neem ik nu een fragment over. Naast het door Hitler geschreven "Mein Kampf" hadden bijvoorbeeld ook de "Protokollen van de Wijzen van Zion" een grote anti-joodse invloed in Duitsland. Deze tekst werd in 1905 in Rusland uitgegeven en bevatte een theorie over een complot van joden die de wereldmacht zouden willen grijpen. Ook in de USA zijn deze Protokollen op ruime schaal gelezen. Maar ook de hele erfenis van het westerse antisemitisme, mede gestimuleerd door verschillende leiders uit de (meeste) christelijke kerken, maakte het mogelijk dat Hitler en zijn trawanten betrekkelijk ongestoord hun moordenaarswerk konden doen.
Ook moet dus worden gezegd dat, als het gaat om de ideologische oorsprong van het leed dat de joden in de loop der geschiedenis is aangedaan, er niet alleen geschriften als bron daarvoor aan te wijzen zijn. Er zijn ook nog niet-geschriften, namelijk volksverhalen. Al in de Middeleeuwen ontstonden er in het Duitse taalgebied fantastische mythen en legenden over de joden en hun godsdienst. Deze volksverhalen werden al snel gecombineerd met eveneens negatieve inzichten van kerkelijke en wereldlijke leiders (vorsten) ten aanzien van het jodendom. Deze negatieve bejegening van kerkelijke zijde moet niet zozeer aan de Bijbel zelf geweten worden, maar aan een bepaalde uitleg van de Bijbel. Die begon met de zogenaamde brief van Barnabas die rond het jaar 130 in Syrië geschreven werd. Vooral in de derde eeuw werd, tegenin teksten als Mattheüs 20 vers 18 en 19 en Handelingen 4 vers 26 tot 28, de theorie verspreid dat de joden in het algemeen verantwoordelijk waren voor de kruisdood van Christus.
Belangrijke geschriften die in anti-joodse zin de weg wezen, waren ook het Derde en Vierde Lateraanse Concilie (1179 en 1215) van de Roomse Kerk. Het laatste verklaarde dat de joden buiten de wet stonden. Vaak moesten de joden het ontgelden bij wijze van zondebok, in tijden van honger en ellende. De laagste klassen in de samenleving zochten naar een herkenbare groep om hun frustratie en agressie bot te vieren – en de joden wáren herkenbaar door levensstijl en uiterlijke kenmerken zoals het vieren van de sabbat in plaats van de zondag. Ook werd het antisemitisme in Duitsland gevoed doordat de joden dikwijls de financiële raadgevers van de vorsten waren. Die regeerden in de Duitse vorstendommen met harde hand en dat gaf vaak onvrede onder de bevolking, waarvoor een afleiding gezocht werd.
Ook Luthers woorden en geschriften waren erg negatief over de joden, toen bleek dat ze zich niet bij de Reformatie zouden voegen, zoals hij gehoopt had. Al deze bronnen van antisemitisme hebben lange tijd doorgewerkt.
De anti-joodse maatregelen van de middeleeuwse Roomse Kerk waren echter níet speciaal tegen de joden gericht, maar waren gewoon een onderdeel van het kerkelijke beleid, gesteund door de Europese vorsten, dat alle andere religies dan het christendom bestreden werden. Anderen die afweken van de kerkelijke orthodoxie, zoals heidenen en ketters zoals de Waldenzen, Hussieten etc. probeerde men volledig uit te roeien. Met hen vergeleken werden de joden in West-Europa nog redelijk tolerant behandeld. Dit kwam door de invloed van de theologie van Augustinus die vond dat men geen pogingen moest doen om de joden te bekeren tot het christendom. K. A. D. Smelik schrijft: "Zo is de leer van Augustinus van grote invloed geweest op de geschiedenis van de joden in Europa. Hierdoor konden de joden in een werelddeel blijven wonen, waar voor andersgelovigen in principe geen plaats meer was" (Anti/judaïsme en de kerk. Een verkenning, p. 107).
Vrij algemeen vinden christenen tegenwoordig dat de joden hun broeders in het geloof zijn. De vervangingstheologie die leerde dat de christelijke kerk in de plaats van de Joden is gekomen als volk van God, heeft maar weinig aanhangers meer. Een negatieve benadering van joden omdat zij niet in het Nieuwe Testament geloven, moet in elk geval sterk afgewezen worden. Het antwoord op de vraag of dat laatste mede de oorzaak was van de jodenvervolgingen, luidt in zekere zin bevestigend: de historische wortels van het antisemitisme lagen ten dele bij kerkelijke bronnen.
Ons past het dus te erkennen dat het christendom daarin fout is geweest en –ook vanwege een aanzienlijke passiviteit en relatief weinig protest onder het nazibewind– in enige mate medeschuldig is aan die vervolgingen. Overigens gingen de nazi's in de bezette landen in West-Europa waar niet zo’n sterke anti-Joodse traditie was als in Midden- en Oost-Europa, tamelijk geraffineerd te werk. Veel Nederlanders konden tot in de middenjaren van de bezetting amper geloven dat de joden werkelijk vermoord zouden worden.
Dr. J. P. Zwemer
Dit artikel is beantwoord door
Dr. J. P. Zwemer
- Geboortedatum:09-07-1960
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Serooskerke
- Status:Actief