Spurgeon - Rondom de enge poort
Dr. C. A. van der Sluijs | 5 reacties | 29-06-2012| 14:30
Vraag
Ik heb net het prachtige boekje van C. H. Spurgeon "Rondom de enge poort" gelezen. Ik ben van plan om dit met anderen te delen, waarvan ik weet dat ze met dit onderwerp worstelen en soms helemaal vast zitten in hun denkpatronen. Wat een mooi, duidelijk boekje is dit zeg! Ondanks dat Spurgeon in het boekje waarschuwt tegen het redeneren over allerlei zaken, wil ik toch een vraag stellen. Hij zegt in het hoofdstuk over zonde min of meer dat wij, als we tot geloof zijn gekomen, meer en meer zonden gaan overwinnen, dus minder zonden gaan doen. Ook vermeldt hij erbij dat als we een verlangen hebben om minder zonde te doen, dit uit God voortkomt. En dat, als we tot geloof komen, God ons onmiddellijk zal helpen om de zonden te overwinnen. Is dit niet wat zwart-wit gedacht? Er staat inderdaad in de Bijbel "Wij zijn meer dan overwinnaars", maar Paulus zegt ook: "Het goede dat ik wil doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik." Ook zijn er genoeg voorbeelden in de Bijbel dat mensen die tot geloof zijn gekomen nog heel diep in vreselijke zonden kunnen vallen. Hoe bedoelt Spurgeon dit dan? We kunnen het uiteraard niet meer aan hem vragen, dit is het eerste boekje dat ik van hem lees. Misschien zijn er nog meer boeken waar hij hier wat uitvoeriger op in gaat. Niet dat ik het van een predikant verwacht, maar ik wil graag alles wat ik lees toetsen aan de Bijbel. En wat ik hierboven schrijft, klinkt eigenlijk als een tegenstelling voor mij. Aan de ene kant: Meer dan overwinnaars…en aan de andere kant: "Het goede dat ik wil dat doe ik niet." Is heiligmaking nu: Je meer laten heiligen door Gods genade en dan meer en meer het goede (willen) gaan doen, of juist steeds meer en meer jezelf leren kennen als een slecht iemand en God groot gaan maken omdat hij zo'n geweldige oplossing heeft bedacht, namelijk de Heere Jezus? Want naar mijn idee staan beide dingen in de Bijbel. Al heb ik het laatste altijd meegekregen vanuit mijn opvoeding en wordt het eerste vaak gezien als iets wat je moet verafschuwen. Maar we hebben, als we tot geloof zijn gekomen, toch ook een vernieuwde wil? Het is een wat verwarrend verhaal geworden, maar ik hoop dat u er wegwijs uit kunt worden! En uiteraard zou het ook handig zijn als u het boekje van Spurgeon zelf heeft gelezen om er dan vervolgens op te kunnen reageren.
Antwoord
Niet alleen het boekje wat je bedoelt, heb ik gelezen, maar alles wat hij ooit schreef. Wat dit betreft kun je gerust zijn. Je vroeg of er nog meer boeken waren waarin hij op de door jou genoemde materie ingaat. Mag ik in alle bescheidenheid verwijzen naar mijn twee jaar geleden verschenen boek Spurgeon een spelbreker, waarin alles wat over Spurgeon gaat aan de orde komt. Ik citeer: “Spurgeon preekte de heiliging van het leven met vreugde: ‘Ik verblijd me erin om de heiliging te preken en ik zal me daarop richten zolang ik leef; en nooit kan ik tevreden zijn totdat ik volmaakt ben, maar steeds behoeft en heeft mijn ziel nodig de Zaligmaker van zondaren’. Hij nam beslist afstand van de volmaaktheidsleer van John Wesley. Daarin kon de volmaaktheid hier en nu worden bereikt als een feitelijk gegeven. Het jagen naar de volmaaktheid komt bij Spurgeon echter onmiddellijk op uit de rechtvaardiging. Daarom kon er bij hem geen plaats zijn voor antinomianisme, waarin met de Wet geen enkele rekening meer behoeft te worden gehouden: “Ik heb u nooit gepreekt dat u wel in zonde mag leven als u maar in Jezus gelooft”. Anderzijds zag Spurgeon grote gevaren bij wat sommigen een ‘hoger leven (higher life)’ noemden. Daarin werd de heiliging beleden als een soort ‘bovenbouw’ van de rechtvaardiging. Van dit ‘hoger leven’ wilde Spurgeon niets weten. Hij kende geen hoger leven dan dat van de arme tollenaar: “O God! Wees mij, zondaar, genadig”. De heiliging was voor hem niets meer, maar ook niets minder dan de keerzijde van de rechtvaardiging: “Ik heb gemerkt dat een groot deel van mijn broeders sinds kort enige erg aardige kleine houten bouwseltjes aan het maken zijn boven op (de belijdenis van) Jezus Christus. Ik meen dat ze dit een ‘hoger leven’ noemen, als ik me die naam nog goed herinner. Ik weet van geen ander leven dat hoger is dan dat van het eenvoudige geloof in Jezus Christus. Wat mij betreft, het hoogste leven voor mij, buiten de hemel, is het leven van de arme tollenaar, toen hij zei: O God! Wees mij, zondaar, genadig”. De heiliging bestond voor Spurgeon wezenlijk in het gelijkvormig worden aan Christus. Daarom had hij diep respect voor sommigen “omdat zij zoveel van zijn Meester aan en om zich heen hadden”! Graag wilde hij “vele mijlen reizen om met hen te kunnen praten, want hun spreken was altijd zo vol van Christus en zij leefden zo dicht bij Hem”. Bovendien heeft de heiliging van het leven ook het beginsel van de eeuwige vreugde in zich, wat ons behoedt voor een oppervlakkig leven: “Ik had enige tijd geleden een gesprek met een zeer uitnemend mens. Hij zei me in de loop van ons gesprek: ‘Hoe dwaas bent u toch en heel dat gezelschap van predikers. Jullie zeggen de mensen dat ze moeten denken aan de volgende wereld (het hiernamaals), terwijl het beste wat we zouden kunnen doen, zou zijn dat zij zich zo goed mogelijk in deze wereld zouden gedragen’! Ik stemde de waarheid van de opmerking toe; het zou erg onwijs zijn om de mensen het tegenwoordige te laten veronachtzamen, want het is van buitengewoon groot belang; maar ik ging verder met hem aan te tonen dat uitgerekend de beste methode om mensen attent te maken op het tegenwoordige, dit was dat men bij hen hoge en edele motieven met betrekking tot de toekomst inprent. De machtige kracht van de toekomende wereld voorziet ons door de Heilige Geest met kracht voor de juiste vervulling van de plichten van dit leven”. Het verlangen naar levensheiliging nam bij Spurgeon aan het einde van zijn leven eerder toe dan af. Twee jaar voordat hij in Jezus ontsliep, zei hij: “Doet aan de Heere Jezus Christus! Dit is een wonderbaarlijk woord voor mij, want het wijst er op dat we in de Heere Jezus volmaaktheid hebben”.
Mag ik je zo via Spurgeon ‘himself’ antwoorden op al je vragen?! Dit evenwicht vanuit de Reformatie vind je vandaag nauwelijks terug.
Met vriendelijke groet,
Dr. C. A. van der Sluijs
Dit artikel is beantwoord door
Dr. C. A. van der Sluijs
- Geboortedatum:14-09-1942
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Wat ik er eigenlijk mee bedoel is dat in het leven van een gelovige de dingen zich verschillend af kunnen spelen, ervaren worden op verschillende manieren, dat is niet in een boekje te vangen. Als ik de strijd tegen de zonde als heftig of moeilijk ervaar, hoeft een ander dat niet te vinden. Natuurlijk ken ik de tekst vanuit Romeinen die je aanhaalt, en ook de anderen, en ook dat we in Hem overwinnaar zijn, maar hoe dat ervaren wordt, is totaal verschillend bij iedereen.
Het goede dat ik wil dat doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil dat doe ik ... het is één en al ik!
Er wordt daar in eigen kracht gestreden, maar lees maar eens verder in Rom.8.
Daar staat dat we in de kracht van de Heilige Geest de werkingen van het vlees kunnen doden.
Hier op aarde zullen we nooit helemaal zondeloos zijn. 1 Joh.1:8.
Heiligmaking heeft te maken met leven naar de wil van de Heere, in zijn dienst.
Hem liefhebben en de naaste als je zelf, de Heilige Geest werkt dit.
Als we Hem kennen, komt de Heilige Geest in ons wonen , Hij zegt het zelf Er zal een andere Trooster komen, de Heilige Geest.
De Heilige Geest geeft ons verlangen en de wil om heilig voor hem te leven en het goede te doen.
Helaas hebben we in dit leven te strijden tegen ons eigen vlees, het goede wil je wel doen maar het kwade ligt nabij en het goede wat ik wil doen doe ik niet, en het kwade wat ik niet wil doe ik.
Dit zijn geen zaken die je kunt begrijpen, maar die je meemaakt en dan begrijp je het wat er mee bedoeld word.
Kortom we hebben te maken met de Geest en ons vlees, en die strijden tegen elkaar, ons leven lang.