Neemt vrouwen
Ds. J. van Rossem | 1 reactie | 01-05-2012| 15:11
Vraag
Hoe moet ik het "neemt vrouwen" in Jeremia 29:6 lezen? In vers 4 wordt duidelijk dat de Heere het zegt.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Hartelijk dank voor je vraag naar aanleiding van Jeremia 29:6. Waarschijnlijk ben je deze tekst tegen gekomen bij het lezen en bestuderen van Gods Woord. Daarvoor hebben we de Bijbel ook van de Heere gekregen. De Heere Jezus zegt niet voor niets: onderzoek de Schriften, Dezen zijn het die van Mij getuigen (Johannes 5:39). Door de Bijbel te lezen, van het begin tot het einde, stellen we ons onder het middel dat de Heere gebruikt om zondige mensen te bekeren. Hij bekeert zondaren (hoe nodig!) door Woord en Geest.
Je vraag luidt: Hoe moeten we lezen dat er in vers 6 van Jeremia 29 bevolen wordt dat het volk Juda, voor zover dat in de ballingschap is, zich vrouwen moet nemen. Onze tekst, waarover je vraag gaat, is genomen uit een brief die Jeremia in opdracht van de Heere moest schrijven aan de ballingen, die onder koning Jechonja, of Jojakim, als de straf van de Heere naar Babel werden weggevoerd. Dat gebeurde in het jaar 587 voor Christus. In 597 v. Chr. zou het gehele volk worden weggevoerd. Zij moeten zich in Babel rustig houden en zich naar Gods wil schikken. Het is Gods wil en het is Gods straf dat ze zijn weggevoerd en daarin hebben ze zich te onderwerpen door met een verbroken hart hun zonden, en daarin het recht op Gods straf, te belijden.
Een gezantschap heeft deze brief meegenomen naar Babel. De joden in Babel moeten er op rekenen dat deze straf langdurig zal zijn (70 jaar!). Zo moeten ze Gods gericht aanvaarden door niets tegen Babel te ondernemen. Zo hebben ze zich voor te bereiden op een langdurig verblijf. Daarom moeten de ballingen daar gaan werken alsof ze zich voor lange tijd daar vestigen. Daarom moeten ze huizen bouwen (vers 5), tuinen aanleggen en vrouwen trouwen (geen vrouwen uit de heidenen, maar uit de eigen volksgenoten (!) en zo gezinnen vormen tot in het derde nageslacht. Ze hebben niet te luisteren naar de valse profeten die meegegaan waren en die beweerden dat de ballingschap maar twee jaar zou duren (vers 8) of naar dromers die andere dromen deden dromen.
Zeventig jaar zullen ze er blijven (vers 10). Dan zal de Heere hen op het rechte noodgeschrei bevrijden, eerder niet. Zelfs moeten ze voor de inwoners van Babel bidden (vers 7). Dat is heel wat! Ze moeten bidden voor Babylonische heidenen die stad en land van Juda hebben beroofd en geplunderd. Dat gaat dwars tegen de ballingen in. In Psalm 137:8 en 9 lezen we van de klacht en zo van het gevoelen van de joden in Babel die zeggen: "O, dochter van Babel, die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn die uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt. Welgelukzalig zal hij zijn die uw kinderkens grijpen en aan de steenrots verpletteren zal."
Dat zijn dus de gedachten van de ballingen. Maar ze krijgen hier de opdracht te bidden voor hun vijanden (zei het niet de Heere Jezus dat we te bidden hebben voor onze vijanden!). Door voor Babel te bidden erkennen de ballingen de straf van de Heere in de wegvoering naar Babel. Deze aanvaarding wordt duidelijk in hun voorbede voor Babel. Als Babel op hun gebed vrede en welvaart krijgt, zal er ook voor hen vrede en welvaart zijn. Als het hen welgaat, zal het ook de ballingen wel gaan (kanttekenaren van de Statenvertaling). De ballingen zullen pas op Gods tijd terug keren naar Jeruzalem, nadat de straf is gedragen (70 jaar), eerder niet. Daarom moeten ze in Babel vrouwen nemen. Het verblijf in Babel zal langdurig zijn.
Eigenlijk waren er ook in Babel valse profeten die beweerden dat het met de straf, en zo met het oordeel van de Heere, wel mee zou vallen (dat geluid horen we wel vaker). Het valt niet mee. Daar moeten de ballingen zich op instellen, onder meer door vrouwen te 'nemen'. Het zal zeventig jaar duren. Met deze brief heeft Jeremia niet gezegd wat de ballingen graag wilden horen, maar wat Hij van de Heere zeggen moest. Dat is ook de achtergrond van Jeremia 29:6, waarover je vraag ging. Zo heeft het ook te gelden voor de prediking nu. Maar dat is een onderwerp apart
Ik wens je de zegen van de Heere toe,
Ds. J. van Rossem
Dit artikel is beantwoord door
Ds. J. van Rossem
- Geboortedatum:04-03-1945
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Status:Inactief