Geloof in de Heere Jezus
Ds. W. Pieters | 6 reacties | 13-04-2012| 15:30
Vraag
Aan ds. Pieters. In het boek "Wat moet ik doen om zalig te worden" van John Angel James schrijft u een voorwoord en beveelt het boek ook aan. J. A. James schrijft in het hoofdstuk over dwalingen het volgende: "Het geloof is niet een zeker weten dat u een christen bent, maar een voor waar houden dat Christus voor zondaren stierf. Ongeloof is niet twijfelen of u een christen bent, maar twijfelen aan Christus gewilligheid om u te redden." Hoe kijkt u aan tegen deze omschrijving van het geloof? De kamerling zei: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is. Hij werd gedoopt en reisde zijn weg met blijdschap! Dat is eenvoudig! En zo staan er nog meer voorbeelden dat alleen het geloof in de Heere Jezus voldoende is. Op grond van de Bijbel twijfel ik niet aan Gods beloften, ook voor mij! God is gewillig en getrouw! Maar ik ga twijfelen als ik bijv. bij E. Erskine lees dat je in het geloof de vaste overtuiging hebt dat God in de Zoon van Zijn liefde onze verzoende Vader is! Zo spreekt ook het avondmaalsformulier over het weten dat je zonden vergeven zijn! Wat is nu het echte geloof? Dat God je Vader wil zijn of dat God je Vader is? Dat God je zonden wil vergeven of dat God je zonden vergeven heeft? Het eerste doet mij in blijdschap naar de Heere Jezus uitgaan. Het tweede brengt mij in twijfel of ik wel echt geloof.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Wanneer we ons bezinnen op de vraag wat het geloof is waardoor Adamskinderen zalig worden, kunnen we goed ons uitgangspunt nemen in de woorden van de kamerling in Handelingen 8: "Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is." Gelijk hieraan staat de opmerking van de evangelist Johannes aan het einde van hoofdstuk 20 van zijn Evangelie. Hij omschrijft het doel van zijn schrijven als volgt: "Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid van Zijn discipelen gedaan die niet zijn geschreven in dit boek, maar deze zijn geschreven, met als doel dat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God; en met als doel dat u, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam."
Ook Paulus zegt dit, in Romeinen 10 verzen 9 en 10: "Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zult u zalig worden. Want met het hart gelooft men tot rechtvaardigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid."
Waarom is het leven of de zaligheid verbonden aan dit geloof "dat Jezus de Christus is, de Zoon van God"? Omdat het kenmerkende van dit zaligmakende geloof is, dat je niet meer van Jezus vandaan kunt blijven en dat je je op deze manier onophoudelijk aan Hem toevertrouwt. En dit is zalig-makend.
Maar wat in het avondmaalformulier staat dan? Dat moet je goed lezen. De reformatoren bedoelden met "vergeven zijn" en "geschonken zijn": gelooft u dat God u "in de belofte" uw zonden heeft vergeven en u "in de belofte" de gerechtigheid van Christus heeft geschonken? Er wordt daarom gevraagd of je de vaste en zekere belófte van God gelooft.
Geloof jij op de manier van de kamerling, dan geloof je dat God in de verkondiging van Zijn evangelie Zijn Zoon aan ons (dus niet alleen aan ánderen, maar ook aan jóu – zie antwoord 21 van de Heidelbergse Catechismus) heeft gegeven; ja: aan deze wereld heeft gegeven (zie Johannes 6 vers 33 en 51: "Het Brood Gods is Hij, Die uit de hemel neerdaalt, en Die aan de wereld het leven geeft." "Ik ben dat levende Brood dat uit de hemel neergedaald is. Als iemand van dit Brood eet, die zal in eeuwigheid leven. En het Brood dat Ik zal geven, is Mijn vlees, dat Ik zal geven voor het leven van de wereld.")
Het is dus zó: wie God vertrouwt, weet dat er geen verschil is tussen: "Dat God je Vader wil zijn én dat God je Vader is. Dat God je zonden wil vergeven én dat God je zonden vergeven heeft?" Zónder geloofsvertrouwen in Hem is er een verschrikkelijk groot verschil – een eeuwigheidsverschil!! Maar in gelovig zien op al de eigenschappen van onze God is er géén verschil.
Dit is ook de reden dat in de Heidelbergse Catechismus vraag en antwoord 71 dezelfde zaak als van vraag en antwoord 69 geformuleerd kan worden met het woordje ‘wil’, die in antwoord 69 is omschreven als ‘ben’:
LXIX. Vraghe
Hoe werdt ghy inden heyligen Doop vermaent ende versekert dat de eenighe offerhande Christi aent cruys gheschiet u te goede komt?
Antwoorde Alsoo, dat Christus dit uytwendigh waterbadt bevolen ende daerby toegheseyt heeft, dat ick soo sekerlick met sijnen bloede ende Geest van de onreynicheyt mijner sielen, dat is, van alle mijne sonden gewasschen ben, als ick uytwendigh met het water (twelcke de onsuyverheyt des vleesches pleecht wech te nemen) ghewasschen ben.
LXXI. Vraghe
Waer heeft ons Christus toegheseyt, dat hy ons soo sekerlick met sijnen bloede ende Gheest wasschen wil, als wy met het doop-water gewasschen werden?
Ds. W. Pieters
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Pieters
- Geboortedatum:27-06-1957
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Elspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
website: dspieters.refoweb.nl
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Hem werd het Evangelie aan de hand van de Tenach en Torah uitgelegd.
Geen 2000 jaar preken, formulieren, vertalingen, de ene ds. zegt het zus, de andere zegt het zo, in dit boek het op deze manier in dat boek weer anders.
Wat zou het mooi zijn als we terug gingen naar dat allereerste begin!