Overgeestelijkheid is ongeestelijkheid
Dr. C. A. van der Sluijs | 6 reacties | 15-03-2012| 16:51
Vraag
Aan ds. Van der Sluijs. U heeft ooit eens een vraag beantwoord over huwelijken in de hemel. U schreef toen in uw antwoord de volgende zin: "Overgeestelijkheid is ongeestelijkheid." Dat is nu net iets waar ik best wel over loop na te denken. Zelf ben ik een kind van God en geniet ik van het leven met Hem. Ik vind het belangrijk om Hem elke dag in mijn leven te betrekken en verlang ernaar om zo dicht mogelijk bij Hem te leven. Nu kom ik veel in aanraking met andere christenen, waarbij ik het gevoel heb dat sommigen wel erg 'overgeestelijk' zijn. Als je ze vraagt: Hoe gaat het?, krijg je vaak geestelijke antwoorden. Soms krijg je zelfs het gevoel dat ze zichzelf geestelijker vinden en dat ze zich dan ook boven je plaatsen. Ze leven echt wel dicht bij God, maar dat 'schreeuwerige' (en daar bedoel ik mee dat het overduidelijk is dat ze met God leven en dat ook laten merken aan alle kanten) stoot soms zo af. Ligt het aan mij? Leef ik gewoon echt verder bij God vandaan en is het mijn oude natuur die in opstand komt tegen zoveel geestelijkheid? Of is het gewoon echt té? Maar kan dat wel?
Antwoord
Alles wat niet echt is, heeft iets extra’s nodig. Ik denk dat je nog te mild de zaken beoordeelt. Je schrijft: "ze leven echt wel dicht bij God." En dan zo "schreeuwerig" zijn? Daar geloof ik niet in, en daar geloof ik niks van. En dat moet jij ook niet doen. Als ik jou was zou ik mezelf ook niet voorstellen als "een kind van God." Dit moet blijken uit jouw leven en uit hun leven. Jezus zei "Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart" (Matth. 11:29).
Hoe meer men zichzelf adverteert en als zodanig presenteert, hoe meer je daar geredelijk een vraagteken bij kunt zetten. Holle vaten klinken nu eenmaal het hardst. Ik vrees dat drie/kwart van onze mensen dan echt niet weet waar ze het over hebben. Tot een hoger percentage durf ik niet te besluiten, dat laat ik maar aan God over. Wél weet ik dat al die extreme uiterlijkheden in gewaad en praat alleen maar een minder geslaagde verhulling zijn van een ontstellend grote leegte. Als er niks is, dan moet je er wat van maken. De waarachtige vreze des Heeren verdraagt dit toneel niet, gewoon omdat het niet fris ruikt. Eigenlijk gaat het om een reuk des doods ten dode, terwijl men pretendeert een reuk des levens ten leven (vgl. 2 Kor. 2:16) je toe te waaien. Van een geweldig gedreven wind als met Pinksteren (vgl. Hand. 2:2) is er geen sprake, welnu dan moet je zelf natuurlijk zo veel mogelijk lucht verplaatsen. Bepaald onfris! En je houdt het er echt niet lang uit zonder een masker op te zetten. Maar dat ding kun je ook geen 24 uur per dag dragen, en het is lastig bij het eten, en niet te genieten bij het slapen gaan. Als ik eet van het brood des levens (vgl. Joh. 6:35, 48) en drink van het water des levens (vgl. Joh. 4:10 ) om niet, dan heb ik het graag rustig om me heen en heb absoluut geen behoefte aan die hele kermis van linkse of rechtse snit. Sorry, houd u mij voor verontschuldigd! En als ik van de broodnodige rust genoot, dan lag en sliep ik gerust, van ’s Heeren trouw bewust, tot ik verfrist ontwaakte, want God was aan mij zij… (Psalm 3:3). En verder geen gezeur, tenzij men mij een goede dag toewenst in de Naam des Heeren: "Sjalom – vrede zij u!"(Vgl. Luk. 10:5).
Waar is toch de echte godsvrucht van vroeger dagen? Van "the good old time religion"? Toen mensen stil en bescheiden hun weg gingen in de waarachtige vreeze des Heeren?! Ze durfden niet veel te zeggen. Vanwege het spreken van de Heere in hun leven. Ze wisten ook niet zo goed hoe ze het allemaal moesten zeggen. Omdat de Heere het een en ander gezegd had in hun leven. Maar er ging van deze "stillen in den lande" wél een sprake uit. Gód moest het maar voor hen zeggen en hun vóórzeggen. Maar hun leven sprak. Van God. Van Zijn Woord. En van Zijn dienst. En hoe meer men verstond van het verzoende leven met God, hoe meer er in hun leven een sprake uit ging van "de zeer stille wateren"(vgl. Psalm 23). Om stil van te worden! En ondertussen was de lofzang in stilheid (in stilte) tot U, o God (vgl. Ps. 65:1).
De Heere sprak in hun leven. En met hun leven. En door hun leven. En als men wat zei, hoorde je de stilte van het eeuwig zalig leven. Om stil van te worden. En zo te gaan spreken. Van God. En van Zijn dienst. En "bij tijd en wijle" te gaan zingen: "k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên"(vgl. Psalm 89:1).
Heel de rest is vandaag alleen maar een hemeltergende flauwekul.
Met vriendelijke groet,
Ds. C. A. van der Sluijs
Dit artikel is beantwoord door
Dr. C. A. van der Sluijs
- Geboortedatum:14-09-1942
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Dominee, Gods zegen toegewenst!
De vraag komt bij mij op: Zouden die wel zo vaak en zo veel reageren op dit refoweb? Misschien een klein beetje ter overdenking ?!?
@Karlo, ik kan jouw reactie ook heel goed vatten.... bedankt!
Het onderscheid zit in het vleselijk (aards) gezind zijn of geestelijk (hemels) gezind zijn.
De eersten zoeken hun eigen eer. Dat kan luidruichtig gaan of dat kan met een gespeelde nederigheid en vroomheid maar innerlijke trots gaan.
De laatsten zoeken de dingen die van boven zijn. Dat kan in stilte gaan of met een verlangen zijn hier van te getuigen bij elke gelegenheid. Hangt ook een beetje af van aard van de persoon misschien en de omgeving waarin zo iemand verkeert en daar de gewoonten overneemt.
Wederom: kijk naar de inhoud, niet naar de buitenkant.