Steeds weer in zonde vallen
Ds. P. Molenaar | 2 reacties | 31-12-2011| 12:56
Vraag
Hoe komt het toch dat een kind van God steeds weer in zonden valt en steeds weer afstand ervaart in het geloofsleven? Ik heb de Heere lief, maar er zijn bepaalde zonden waar ik tegen strijd maar waar ik niet mee kan stoppen. Het lukt me niet. Moet ik dan mijn hele leven strijden, worstelen in het duister met heel af en toe eens een glimp van licht door Gods vergevende genade? Ik word er zo moedeloos van. Mijn verlangen is om te leven vanuit de vreugde in God, maar als ik de vreugde ervaar dan wordt het weer overspoeld door de gedachte dat het maar een moment is en dat daarna weer een strijd door de zonden komt. Die vreselijke zonden, ze maken altijd weer afstand... Wat moet ik hier toch mee? Ik wil dit niet, ik wil God volgen en Hem dienen! Iedere dag! Maar de realiteit is zo heel anders. Een moedeloos meisje.
Antwoord
Beste vriendin,
De zonde is een vreselijke macht. Zeker ook de boezemzonde. Met dat laatste bedoelen we de zonden die we maar niet kunnen laten en die ons zo geweldig aan de grond kunnen houden. Ik denk dat ieder mens wel een zekere boezemzonde heeft. Een zonde die hij niet kan laten en die hem steeds weer benauwt, al is dat bij de een meer dan bij de ander.
Er zijn altijd twee klippen: aan de ene kant dat we met een slijtageslag bezig zijn en de zonden gaan goedpraten. Aan de andere kant dat ons geweten wel nauw is, maar dat we niet met de eigenlijke nood aan de voeten van Christus komen. Die boezemzonde kan zeker ook nog heel sterk zijn nadat we het geloof in de Heere Jezus hebben ontvangen. Het geloof is geen garantie dat we nooit meer in bepaalde zonden zouden kunnen vallen. We struikelen dagelijks in veel zonden. Daarvan is de Bijbel vol. Denk maar aan David, de man naar Gods hart, die in grote zonde viel met Bathseba. Denk maar aan Petrus, die zo’n vast en overtuigd geloof leek te hebben. Maar hij moest leren dat hij, hoe lief hij de Heere Jezus ook had, van zichzelf maar heel zwak was in het geloof. Daarom moeten we steeds weer de dingen opnieuw leren van "geloof tot geloof" (Romeinen 1:17).
Luther heeft gezegd dat het geloof een bedelaarshand is, d.w.z. dat we steeds steil en diep van de Heere afhankelijk zijn en vaak veel dingen opnieuw moeten leren. Petrus weende bitter over zijn zonde, nadat hij de Heere Jezus verloochend had. Zo was het ook met David toen hij gezondigd had met Bathseba. Zien we zelfs niet bij de Nazireeër Simson dat hij wel tegen een leeuw op kon? Die verscheurde hij. Maar tegen een vrouw kon hij niet op. Zo zou ik meer voorbeelden uit de Bijbel kunnen noemen. De Heere heeft die gegeven, opdat we in onze zonde toch maar hoop op Hem zouden houden en niet onverschillig worden of verflauwen in de strijd tegen de zonden. De HEERE laat niet varen de werken van Zijn handen.
Je schrijft dat je met bepaalde zonden niet kunt stoppen. Nu weet ik niet van welk aard die zonden zijn. Het kan een verslaving zijn. Dan zou ik willen je adviseren om daarover met je pastor of ouderling een pastoraal gesprek aan te vragen. Het kan zijn dat je met een ziekelijke verslaving bezig bent. Dan moet je proberen jezelf daarover onder handen te nemen door bijvoorbeeld in die verslaving hulp in te schakelen. Mogelijk reiken die hulpverleners ook praktische handvaten aan om daarvan los te komen in geval van zeer ernstige verslavingsvormen.
Het kan ook zijn, dat je met je vraag bedoelt een verslappen in je geestelijke leven. Paulus kende dat ook. Denk maar aan de klacht uit Romeinen 7: "Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij." De echte geloofsblijdschap is er dan vaak niet door die zonden die je zo aan de grond houden. Het ergste in de zonden is toch dat we tegen de liefde Gods zondigen en op deze manier tegen een goeddoend God zondigen.
Nu weet ik niet welke zonde jou in beslag neemt. Zonden zijn vaak ziekmakend. Na de zonde gedaan te hebben heb je er vaak de meeste last van. De duivel praat dan ook met je mee en zegt dan in je hart dat het nooit meer wat met je zal worden. De Heere wil nu graag dat je al die zonden belijdt. Bepaalde zonden vergoelijken geeft geen rust, maar wanneer jij je zonde oprecht mag belijden, ook steeds weer opnieuw, dan geeft dat vaak openingen naar de Heere toe. Denk maar aan Psalm 32. Daarin wordt gezegd dat toen de Psalmist zweeg, zijn beenderen verouderd werden in zijn brullen de ganse dag. Maar toen hij de zonde beleed, kreeg hij ruimte in zijn leven. Zo is het nu het in het geloof. Zeg maar eerlijk wat je in je leven zo sterk benauwt. Je mag het eerlijk bij de Heere brengen.
Je zegt verder dat de blijdschap in het geloof vaak zo kort is en je vraag is of je het moet doen met een "glimp van Gods vergevende genade, heel je leven lang"? Moeilijk is het wel om op deze vragen een goed antwoord te formuleren. Als je geen last van de zonden zou hebben, zou je ook geen verlangen hebben naar de Heere om weer Zijn gemeenschap te ervaren. Petrus’ verlangen was om maar dichtbij de Heere te zijn (Johannes 21). Hij kon zijn Meester niet missen. Juist door zijn zwakte, als hij in zonde viel had hij de Heere zo sterk nodig. Zo is het nu ook bij al Gods kinderen. Dezelfde Petrus die die strijd in eigen leven zo ervaren had, zegt in zijn brief, dat we al onze bekommernis op Hem moeten werpen en ons maar vernederen onder de krachtige hand Gods, opdat Hij ons verhoogt te Zijner tijd. Hij waarschuwt wel voor de duivel, die als een briesende leeuw rondgaat, zoekend wie hij kan verslinden (1 Petrus 5:5-9). Tegelijk weet hij van de kracht van Christus, Die zelfs wederbaart door de opstanding van Christus uit de doden (1 Petrus 1:3). Daarom geven de bijbelse voorbeelden ons moed. Lees ook nog eens n.a.v. je vraag 1 Petrus 4. Daarin staan toch ook bijzonder onderwijs met het ook op het geloofsleven in de navolging van Christus.
Ook zou ik nog willen noemen Hebreeën 12, waarin gesproken wordt over de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Dat betekent dat de Heere vasthoudt door alles heen. Verder ook zegt de apostel, dat we niet moeten verslappen, maar tot bloedens toe strijden tegen de zonde. Dit alles zal je meer verbinden aan Jezus, Die als het liefste Kind van de hemelse Vader het meest geslagen is om onze zonden. Hij is toch als het liefste Kind van Zijn Vader het meest geslagen. De beproeving geeft achteraf een vreedzame vrucht van gerechtigheid, voor hen die daarin geoefend zijn. (Hebreeën 12:11-13). Veel kracht en sterkte toegewenst! "Hen geeft Hij moed en krachten, die hopend op Hem wachten"( Psalm 31:19, berijmd).
Lunteren, ds. P. Molenaar
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. Molenaar
- Geboortedatum:22-05-1945
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lunteren
- Status:Actief
Bijzonderheden:
EmeritusDit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
De vraag is wel: is het de duivel die ons aanvalt of is het God die ons op de proef stelt?
Voor mij is het dat laatste. God beproeft ons, zoals Hij Job beproefde.
We hoeven dan ook niet tegen de zonde tes trijden. Volkomen overbodig!
Nee, ik zeg niet dat we de zonde maar goed moeten praten en in ons leven toe moeten laten.
De zonde komt en is er, daar hoeven we niets voor te doen. Onze zondige aard is niet weg, maar we hebben Christus leren kennen! Het is voldoende dat we zien dat de zonde er is en dat we er berouw over hebben. De enigste weg is dan de Weg naar het kruis. Wat daar op Golgotha gebeurde is ook nu nog actueel. Het bloed was niet alleen voor toen maar is ook nog voor nu. We hebben het elke dag nodig.
Nee, strijden hoeven we niet. Dat is reeds op Golgotha gebeurd!! En, niet te vergeten, die Jezus bidt en pleit ook nu nog voor Gods troon voor ons. Als we dat geloven zal de duivel geen vat meer op ons krijgen. Het gevolg van zonde is immers de dood. Geestelijke dood wel te verstaan. Dat zal ons nooi meer overkomen. ook niet na die andere dood, de fysieke.Ook in zware tijden en als de zonde ons weer is overvallen, is ons geloof er nog. Ons geloof is niet afhankelijk van wat wij ervaren. Denk in dergelijke momenten maar aan dat verhaal van de voetstappen in het zand. We den ken dat de Heer ons alleen laat, maar Hij draagt ons juist door de die periodes heen.
Zonde in ons hebben. Dat zeg ik expres zo. Want Johannes zegt in zijn eerste brief dat wij wel zonde in ons hebben (1joh. 1:8) maar dat wij geen zonde dóen. (1joh. 3:9) Wij hebben dus wel zonde in ons maar wij zijn niet degenen die zondigen. Dat zegt Paulus ook: als ik nu bij mijzelf opmerk dat ik doe wat ik niet wil, dan ben ik het niet die zondigt, maar de zonde die in mij woont.
En dat doet hem (en mij) heftig verlangen naar de terugkomst van Jezus.