Staat van zondeloosheid
Ds. J. Roosenbrand | 9 reacties | 27-08-2011| 11:38
Vraag
Waarom blijft ook een kind van God zonden doen? Waarom stelt God een bekeerde niet hier op aarde al in een staat van zondeloosheid?
Antwoord
Beste vragensteller,
Om eerlijk te zijn: dit is volgens mij een van die vragen waar een mens (ook een dominee) het antwoord niet op weet. We weten wel: er is er maar een echt rechtvaardig en dat is onze Heere Jezus Christus. Zelfs de apostel Paulus worstelt met de gevolgen van de zonde (Romeinen 7:21-24). Net als bijvoorbeeld David en Petrus. Johannes schrijft dat ieder die in Christus blijft, niet zondigt (1 Joh. 3:6). Letterlijk: iedereen die In Christus blijft, kan niet doorgaan met zondigen.
Op dat laatste wijzen ook de Dordtse Leerregels: "Degenen die God naar zijn voornemen roept tot de gemeenschap met zijn Zoon, onze Heere Jezus Christus, en door de Heilige Geest opnieuw geboren doet worden, verlost Hij wel van de tirannie en slavernij van de zonde. Maar Hij verlost hen in dit leven niet helemaal van het vlees en het lichaam der zonde" (hst. V, art. 1). Tegelijk belijdt de kerk hier dat het werk dat God in de harten van de uitverkorenen is begonnen, niet loslaat (o.a. art. 14 en 15 hst. V).
Ik weet dus het antwoord op je vraag niet. Zonde is de ervaring van iedere gelovige. Misschien moeten we de vraag omdraaien en proberen de zaak te bekijken vanuit Gods perspectief: hoe komt het, dat wij ondanks Gods genade toch blijven zondigen?
Ik bid dat het antwoord op die vraag jou in de weg van verootmoediging dichter bij Christus brengt en je sterkt in het leven door zijn Geest zodat je steeds minder zonden doet.
Vriendelijke groet,
Ds. H. J. Roosenbrand
Dit artikel is beantwoord door
Ds. J. Roosenbrand
- Geboortedatum:05-07-1978
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerd Vrijgemaakt
- Woon/standplaats:Hoofddorp/Haarlemmermeer
- Status:Inactief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Door het geloof in Jezus worden we een nieuwe mens en is de oude mens dood, zie de Romeinen brief en: Kol.3:3 want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God.
Dat betekent dat de ziekte die je had weg is, maar de verschijnselen woedden nog voort in het lichaam (je hebt nog last van pijn in je hoofd enzo.)
De gelovige heeft een nieuwe identiteit in Christus en op hem is niets aan te merken: 1Kor.6:11 ... maar u bent (t.t.)geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God.
Wat hij nu moet doen is door de Heilige Geest die we ontvangen hebben de werkingen van het lichaam doden Rom.8:13.
Maar dat lukt niet door met de zonden op de vuist te gaan, als je met de kolenboer vecht wordt je alleen maar zwart Rom.7:8 ... Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht.
We moeten zien op Jezus en ons dood houden voor de zonden (positieve benadering) Rom.6:11 Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere.
We moeten worden wie we zijn, ons echte ik zondigt niet: 1 Joh.3:9 Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.
De oude mens, oude natuur valt nog (vaak) in zonde maar 1 Joh.1:9 Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.
En op een dag leggen we het lichaam der zonde af en dan is niet alleen de ziekte weg, maar ook de syptonen.
Het is nu d-day maar dan is het v-day!
Heeft men een kwade gezindheid, dan doet men kwade werken d.w.z. werken des vlezes, met een lichaam des vlezes. Deze werken worden dan door de “oude mens uitgevoerd”.
Door de wedergeboorte zal er een aflegging plaatsvinden van het lichaam des vlezes in de besnijdenis van Christus. Dit lichaam des vlezes wordt met Hem begraven in de dood, Col. 2:11 en 12.
Dit afleggen van het lichaam des vlezes moet niet verward worden met “het lichaam der zonde” welke niet verwijderd wordt zolang wij hier in dit lichaam ons verblijf hebben. Rom. 6:6
De werkingen des lichaams worden NIET door mijn nieuwe gezindheid gedaan, die aan de wet en aan de wil van God van harte dienstbaar is geworden.
Maar het is de zonde (de aangeboren erfzonde) die in mij woont en die mij tot een krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is en mij dwingt datgene te doen wat ik absoluut niet wens te doen.
Wanneer ik dat nu haat en God haat het ook, dan zijn we het over de zaak eens.
Als gevolg daarvan dood ik door de Geest de werkingen des lichaams en zal ik daardoor leven. Rom. 8:13.
Voor deze werkingen des lichaams is er GEEN veroordeling, omdat ik ze door de wet van mijn verstand en door de Geest dood en op die manier overwinnaar over ze wordt.
Het afleggen van de oude mens geschiedt nu daardoor, dat ik volgens mijn verstand altijd de wet van God volg en dat ik door de Geest de werkingen des lichaams dood.
Naarmate men nu de werkingen des lichaams door de Geest doodt en in het licht van de waarheid wandel, zal het bloed mij van alle zonden reinigen. Ook na mijn bekering.
Mijn gezindheid wordt daardoor fijngevoeliger voor de zonde en de onreinheid; men gaat de leugen haten en de waarheid liefhebben. Men zal zelfs zijn eigen leven in deze wereld gaan haten. Dit laatste kunnen we doen omdat we ons niet langer in het vlees bevinden, maar in de Geest. Rom. 7: 5 en 8 en 9.
Deze vernieuwing van ons gemoed heeft dagelijks plaats bij het binnendringen van Gods licht in het lichaam. De zonde wordt veroordeeld in het vlees en verliest voortdurend meer haar macht, zodat zelfs de werkingen des lichaams in aantal afnemen (ik zondig dus minder en minder) en de oude gekruisigde mens wordt voortdurend meer en meer in de dood aan het kruis overgegeven.
De mens Gods neemt in sterkte in ons toe naarmate de oude mens verdwijnt. Waarheid, gerechtigheid en heiligheid groeien op door de vernieuwing van ons gemoed tot Licht en Volkomenheid, de urim en de tumin van het nieuwe verbond, waardoor de nieuwe mens door de Heere alle moeilijkheden kan oplossen.
Dat doet hij níet.
En je vraagt: "Waarom stelt God een bekeerde niet hier op aarde al in een staat van zondeloosheid?"
Dat doet Hij wél.
Ik zeg wel eens, de bijbel leent zich voor nauwkeurig lezen. Dat heb ik van Paulus die op een bepaald moment onderscheid maakt tussen het zaad van Abraham en de zadén van Abraham. Het gaat er juist om, zegt hij, dat er záád staat, in het enkelvoud. (Galaten 3:16) En dat terwijl er in de grondtekst een woord voor zaad gebruikt wordt dat niet eens een meervoudsvorm kent (er staat het woord voor 'sperma' en dat kennen we alleen maar in het enkelvoud) En toch, zo laat Paulus zien, maakt dat heel veel uit. Het bijbellezen komt dus heel precies.
Ik heb het hier op refoweb al eens vaker gezegd, wij geloven wel dat de Heilige Geest (een Andere Persoon) in ons woont, maar niet dat er zonde (een andere 'persoon') in ons woont. Toch is dat zo. Want als Paulus zijn worsteling beschrijft waarin hij zich bijna dezelfde vraag stelt als jij, namelijk, waarom hij zonde doet terwijl hij dat niet wil, dan komt hij tot de conclusie dat het niet anders kan of die zonde wordt niet door hemzelf gedaan maar door de zonde die in hem woont. Het staat er echt, (Romeinen 7:20) wij moeten dat slechts geloven.
Het kan nog preciezer. Johannes schrijft in het eerste hoofdstuk van zijn eerste brief: "Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet." Dat lijkt om te beginnen dus al in tegenspraak met wat Paulus schrijft dus een gezonde achterdocht maakt zich van mij meester. Tot ik in hoofdstuk vijf aankom waar Johannes eerst duidelijk maakt dat iedereen die in Jezus gelooft uit God geboren is, en vervolgens dat iedereen die uit God geboren is niet zondigt! (1Johannes 5:18)
Nou, schiet mij maar lek, ik snap het niet meer, eerst spreekt hij Paulus tegen en vervolgens zichzelf! zelfde schrijver, zelfde brief, zelfde publiek, en dan eerst zeggen dat wij liegen als wij beweren dat wij geen zonde hebben, en vervolgens zeggen dat iedereen die uit God geboren is niet zondigt!
Maar, zoals ik begon te zeggen: de bijbel leent zich voor nauwkeurig lezen! Want leg die teksten eens precies naast elkaar, dan valt er een verschil op. Een verschil ter grootte van dat Zaad waar Paulus het over heeft. Namelijk dit: eerst zegt Johannes dat wij wél zonde HEBBEN, en daarna dat wij geen zonde DOEN. En dat is exact hetzelfde verschil als Paulus beschrijft. Wij DOEN géén zonde, dat doet de zonde die in ons woont. we HEBBEN wél zonde in ons, maar wij zijn niet degene die die zonde doet. Wij zijn dus middels Jezus Christus door God wel degelijk nu al in een staat van zondeloosheid gesteld.
De vraag is dan ook niet of God dat gedaan heeft, maar of wij dat willen geloven.
Niet omdat wij niet meer zondigen, maar omdat we geloven dat Jezus voor ons is gestorven en dat we vergeving hebben door Zijn bloed!
Dat stelt ons in staat van zondeloosheid tegenover God!
Hier op aarde zijn we niet volmaakt en voledig!
Als we hier zondeloo szouden zijn zouden we volmaakt zijn. Dat zijn we alleen door het geloof in Jezus.
Een gelovige is een nieuwe mens in een oud (zondig) jasje. Dat is wat anders dan een zondig mens met een 'zaadje van nieuw leven'. Prijs God voor wat Hij gedaan heeft!
Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven (Galaten 2:20).
Alleen perfecte (zondenloze) mensen kunnen de hemel binnen! Gelukkig stelt God gelovigen in de STAAT van zondeloosheid. Als je STAND daarmee niet in overeenstemming is... bekeer je!
dus ook als kind van God zullen we meer en meer God moeten vertrouwen. ons telkens blijven bekeren van onze eigen wegen en inzichten en ons tranformeren naar Gods wil.
Een paar aanhalingen en wat extra aanhalingen om niet eenzijdig te worden:
Waarom?
2 Korinthe 12:7 : "opdat ik mij niet zou verheffen"
Daarbij moet wel een waarschuwing worden geplaatst:
Romeinen 6:1,2 : "Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verre..."
Door onze zwakheden willen we telkens weer verbonden worden/blijven met Christus:
2 Korinthe 12:9 : "En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone."
De zonden die worden gedaan na ontvangen genade komen voort uit ongeloof:
Galaten 2:20 : "en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God"
Wij moeten leven uit de Geest:
Galaten 5:25 : "Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen."
Als we dat niet doen bedroeven wij de Geest Gods:
Efeze 4:30 "En bedroeft den Heiligen Geest Gods niet, door Welken gij verzegeld zijt tot den dag der verlossing"
Strijden tegen de zonden in ons is wat we moeten doen door de kracht van Christus die in ons woont, maar we kunnen de zonden ook laten:
Efeze 4:32 "Maar zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkander, gelijkerwijs ook God in Christus ulieden vergeven heeft."