Moedeloos van mezelf
J.W.N. van Dooijeweert | 8 reacties | 23-08-2011| 15:44
Vraag
Ik ben een vrouw van 30 jaar en lid van de Ger. Gem. Als klein meisje had ik wat betreft het geloof al diepe indrukken, ik voelde al heel jong de ernst dat ik bekeerd moest worden. Er was een verlangen om de Heere te zoeken. Als ik in de kerk zat vergeleek ik me altijd met andere mensen uit de kerk. Dan dacht ik: Er is niemand zo slecht en zondig als ik. Ik was zo ontzettend jaloers op de mensen die aan het avondmaal gingen. Ik probeerde elke dag niet te zondigen (heel kinderlijk gedacht), dat ik net zo netjes zou leven als alle andere kerkmensen in de hoop dat ik ook bekeerd zou kunnen worden. Maar dat mislukte iedere dag weer. Ik had als kind al last van een negatief zelfbeeld. Ik kon me gewoon niet voorstellen dat God van iemand zou kunnen houden als ik en dat Hij wat betreft het tijdelijke leven voor me wilde zorgen. Daarbij komt dat mijn vader ouderling werd toen ik acht jaar was. Er waren mensen in de kerk die wel eens commentaar op ons gezin hadden omdat ze vonden dat we ''te modern'' waren. Ze vonden dat we (de kinderen) te vlotte kleding droegen, dat we een voorbeeld moesten zijn, enz. Dat is me altijd bijgebleven tot op de dag van vandaag. Ik hoorde in de kerk dat de grootste zondaar bekeerd kon worden en wie Hem vroeg zoekt Hem ook zou vinden. Soms durfde ik dan te geloven dat het voor mij ook nog kon en gaf me weer moed om door te gaan. Zo zijn er jaren voorbij gegaan van veel strijd, angst en soms ook momenten dat ik voelde dat God dicht bij me was en voelde ik een diep verlangen om voor Hem te leven. Toen ik rond de 20 was is dit gevoel afgezakt. Ik heb in die tijd dingen gedaan (op seksueel gebied) die ik van mezelf niet had verwacht,waar ik God veel verdriet mee gedaan heb. Vanaf die tijd ging het psychisch niet goed met me en heb jaren moeten vechten om me op de been te houden. Ik praatte er met niemand over. Nu ben ik 30 en heb hulp gehad waar ik gelukkig veel aan heb gehad. Mijn zelfvertrouwen is gelukkig gegroeid en het gaat goed met me. Voor het eerst in mijn leven durf ik ook hardop te zeggen dat God me hierin geholpen heeft. Ik voel me ook oprecht dankbaar dat het goed met me gaat. Toch is er in mijn hart nog steeds een gemis! Ondanks alle indrukken van vroeger en het verlangen om voor de Heere te leven kan ik niet zeggen dat ik bekeerd ben. Nog steeds heb ik de neiging me met andere kerkmensen te vergelijken en dan schiet ik altijd te kort. Ik ben vaak nog steeds bang dat mensen me te modern vinden en dat ik daarom geen kind van God zou kunnen worden. Ik word daar zo moedeloos van. Ik probeer te vechten tegen de gedachten dat het voor mij niet kan omdat ik hier God zo mee te kort doet. Mijn ongeloof is zo ontzettend groot. Hoe meer ik me bezig hou met het zoeken van de Heere, hoe moedelozer ik van mezelf wordt. Het is nog altijd zo donker in mijn hart! De angst dat ik me bedrieg voor de eeuwigheid is zo groot. Het is dan zo moeilijk om vol te houden omdat er zoveel weerstand in mn hart is. Soms ben ik zo jaloers op Gods kinderen en tegelijkertijd voel ik zo'n angst dat ik er nooit kom. Met mijn verstand weet ik dat ik zo niet hoef (en mag!) denken, dat voor God niets te wonderlijk is. Ik vind het zo erg dat ik nog steeds niet durf te geloven dat God van mij houdt en dat Hij iemand zoals mij kan bekeren. Soms verlang ik terug naar m'n kindertijd omdat ik toen wel eens momenten had dat ik voelde dat het voor mij kon. Ik was dan zo blij, ook al duurde het maar kort. Het waren de kostbaarste momenten uit mijn leven en gaf me steeds weer moed om door te gaan. Nu ik 30 ben is deze strijd nog steeds niet over... Hoe weet je wanneer het de Heere is die in je werkt? Hoe weet je dat je bekeerd bent en wanneer dat is gebeurd? Ik zou er zo graag over willen praten met een kind van God maar durf die stap niet te nemen.
Antwoord
Lieve zuster,
Wat een verhaal! Wat een geworstel! Ik geef je een paar gedachtepunten. De vraag is: "Hoe kan een mens zeker zijn van zijn geestelijk heil?"
Volgens de rooms-katholieke kerkleer is dit onmogelijk. Helaas leeft deze gedachte ook bij veel mensen in de reformatorische wereld. "Ja", zegt men dan, "een doorgeleid kind van God heeft bij tijden wel zekerheid". Vaak leeft ook de gedachte dat echte zekerheid pas op het sterfbed komt. "Bij mijn grootmoeder was dat ook zo. Ze heeft haar hele leven met die vraag geworsteld, maar pas een paar uur voor haar dood kreeg ze die echte zekerheid." Wat een verschrikkelijke gedachte... Maar ook een God-onterende gedachte. Een gedacht die je niet terug kunt vinden in de Bijbel. En waar Christus niet door verheerlijkt wordt.
God openbaart Zich toch in Zijn Woord nergens als een harde potentaat, Die je klein wil houden en arm en schuldig. Ik heb op grond van de Bijbel zoveel moeite met deze gedachte. Tijdens ons werk in het RK Tilburg hebben we vaak ten strijde moeten trekken tegen deze gedachte. Zelfs bij mensen die al langere tijd op onze evangelisatiepost kwamen. Maar wat is het dan onthutsend als je datzelfde denken bij jonge mensen in ons eigen reformatorische wereld tegenkomt. Schud deze gedachte van je af!! God is zo niet. Jezus is zo niet! De Heere wil dat we in geloofsvertrouwen tot Hem opzien en ook de toekomst tegemoet gaan. Hij wil dat Zijn kinderen kunnen leven!!
Binnen de protestantse theologie zijn er globaal genomen drie antwoorden te onderscheiden die hier direct mee te maken hebben:
1. Men moet zichzelf bevragen op in de Bijbel genoemde kenmerken van bekeerden, zoals haat tegen de zonde en liefde tot God (zoals onder andere Smijtegelt en à Brakel menen). Dus: vraag aan jezelf: haat ik de zonden? Heb ik liefde tot God? Kan ik niet zonder Jezus leven? Heb ik de ervaring van de inwoning van Gods Geest in mijn hart? Dit zelfonderzoek kan ook veel te ver gaan en mensen op dezelfde dwaalweg brengen als het bovengenoemde. Je loopt dit gevaar ook door steeds maar weer jezelf te vergelijken met "kinderen van God." Denk je er wel om dat jij beslist hebt dat ze kinderen van God zijn... Of misschien zegt je omgeving dat tegen je. Maar vindt de Heere ook dat deze mensen kinderen van Hem zijn? Kent Hij ze als de Zijnen? En waarom kent Hij ze als de Zijnen? Omdat ze zo netjes en braaf leven en zo goed gekleed zijn???? Heel wat beter vind ik de uitdrukking: Leg de Bijbel eens naast je leven!
2. De Heilige Geest kan bekeerden onmiddellijk openbaren dat zij deel hebben aan het heil (zoals onder andere Wilhelmus à Brakel stelt). Je kunt hierbij denken aan een tekst zoals bijvoorbeeld: Romeinen 8:16: "Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn." 1 Johannes 3:1: "Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden." Mattheus 16:16,17: "En Simon Petrus, antwoordende, zei: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. En Jezus, antwoordende, zei tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Bar-jona! want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is." Dat is heel positief. Paulus heeft altijd gebouwd aan een vast geloof. Een geloof dat functioneert. Hij wilde altijd maar weer de gelovigen uit zijn tijd uit het moeras van de onzekerheid halen. Ze hadden daarin zo verzonken geleefd in het heidendom of in het wettische Jodendom van zijn dagen. Hij wees steeds opnieuw op de vrijheid en de zekerheid die het geloof in Jezus kenmerkt. Daarin staat het echte geloof ver verheven boven alle religie. Of dat nu RK-religie is, of heidense religie, of gereformeerd klinkende religie, het staat allemaal gelijk. Dan roept Paulus het de Galaten toe: "O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; dewelke Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?" Galaten 3:1. Ze hadden de leer van geloofszekerheid in de gekruiste Christus weer verlaten en gingen het in allerlei andere dingen zoeken.
3. De zekerheid ligt in het geloof opgesloten. Wanneer het geloof werkzaam is, brengt dat de heilszekerheid met zich mee, al naar gelang het geloof sterk of zwak is. Het geloof zelf brengt de zekerheid mee! Dat zit in de aard van het geloof (zo meent onder andere Van der Groe). Daar neem ik nog weer even de tekst bij die in Mattheus 16 staat. De uitroep van Petrus: "Gij zijt de Christus, Zoon van de levende God."
Denk hier eens over na voor jezelf! Voor jouw beleving. In de momenten dat je mocht geloven dat je een kind van God was, als je hart daaronder versmolt. Was je dan niet zeker van je kindschap? Was je dan niet blij en gelukkig? Was je dan niet vrij van alle gedachten van mensen? Waarom raakte je het kwijt?
Dat kan om verschillende redenen zijn. Je hebt bedenkelijke dingen gedaan op seksueel gebied, je was niet zoals de mensen van wie je vindt dat zij Gods kinderen zijn, je was nog zo zondig... En zo was er van alles dat de twijfel weer opriep en nog oproept.
Ik weet het heel goed: de echte gelovige kan zoveel last hebben van twijfel en ongeloof, vaak zelfs veel meer als een "tijdgelovige". Maar dat ligt niet aan het geloof dat God in het hart heeft gewerkt, maar het ligt aan de gelovige zelf. Denk maar weer aan Petrus. Hij liep op de golven. Zo naar Jezus toe. Hoe is het mogelijk!!! Door het geloof!!! Er was geen enkele twijfel in zijn hart. Hij zag op Jezus en alles kon. Zelfs lopen op de zee. Weet je: in het geloof zelf is geen twijfel aanwezig. Maar dan kijkt Petrus naar de golven (dat kunnen ook je voorbeeldmensen zijn, of je zonden, of je zonden uit het verleden, of je kleine geloof, of je zwakke geloof, of je tekort aan liefde tot God...). En dan zinkt Petrus weg! Wat zegt Jezus? " Kleingelovige waarom heb je gewankeld?" Hij zegt NIET waarom heb je gewandeld? Nee, gewankeld! Wandelen dat mocht, had Jezus Zelf gezegd. Petrus greep zich met zijn geloof aan Jezus vast. Daarom kon het en mocht het.
Zou het nu anders zijn? Ik denk het niet. Zuster grijp moed. Als Jezus zegt "KOM", ga dan maar. Misschien met een bevend hart, misschien met een schuldig geweten... Maar ga maar! Grijp je maar aan Hem vast. Hij is de Redder van zulke mensen zoals jij bent. Hij wil zulke mensen aan Zijn hart sluiten en ze omhelzen. Hij wil hen Zijn liefde doen ervaren en in die liefde doen leven. Met vertrouwen. OP HEM.
Graag ook nog even een paar woorden over zonden in het verleden, vooral op seksueel gebied is het vaak zo heel moeilijk om onze zonden te belijden. Echt te belijden. En toch moet dat, want anders staan ze tussen jou en de Heere. Ik weet natuurlijk niet hoe dat bij je is. Maar je moet je zonden echt, helemaal open aan de Heere belijden. Niet in een stortvloed van woorden maar met je gedachten er bij. Bewust van de werkelijkheid van je zonde(n). Het is niet nodig dat je ze aan een mens belijdt. Het mag wel, maar dan moet je wel een heel echt vertrouwd iemand hebben! Zeker met zonden op dit gebied. Je hebt er niets aan als het een paar dagen later rond om je heen bekend is. Leg liever alles aan de voeten van de Heiland neer, Hij wacht ook hierin op je. Lees in dit verband ook eens de Psalmen 32 en 51 rustig na. Hier mag je een gelovige van het Oude Testament in zijn hart kijken.
Tot slot nog je laatste opmerking: Ik zou er over willen praten. Je mag gerust contact met ons zoeken. We zullen je graag ontmoeten om andere vragen te beantwoorden en met je van gedachten te wisselen. Het ga je goed!
Hartelijke groeten,
Evangelist J. W. N. van Dooijeweert
Dit artikel is beantwoord door
J.W.N. van Dooijeweert
- Geboortedatum:23-01-1938
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Waddinxveen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: