Het boek Job
dr. G. W. Marchal | 11 reacties | 23-08-2011| 08:32
Vraag
In het boek Job, wordt Job een aantal keren door zijn 'vrienden' bestraft en sommige uitlatingen die worden gedaan vind ik erg mooi, zoals bijv. Job 8:3-10. Nu worden de 'vrienden' van Job bestraft door God aan het eind van het boek. Betekent dit dan ook dat hun opmerkingen 'waardeloos' zijn omdat ze God niet op de juiste manier gerepresenteerd hebben? In Job 1:22 staat dat Job in dit alles niet zondigde. In Job 2:10 staat dat Job met zijn lippen niet zondigde. Is dit een bewust verschil, denkt u (dat hij dus in zijn hart wel opstandig was) of niet?
Antwoord
Wat een goede vraag! Het boek Job is –zoals iemand ooit schreef– "een monument in de wereldliteratuur." Een geschrift om telkens weer ter hand te nemen. De naam "Job" is al veelzeggend. In het Hebreeuws is die naam afgeleid van de vraag: Waar is de Vader? Die vraag is een zoektocht in het leven van Job. De vrienden komen met allerlei verklaringen voor zijn/het lijden: straf op de zonde, beproeving, loutering. Het is trouwens veelzeggend hoe zij Job benaderen: "Zij zaten bij hem op de grond, zeven dagen en zeven nachten; niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen dat zijn smart zeer groot was" (2:13). Wie doet hen dat na? Doorgaans hebben gelovigen allerlei woorden bij de hand, die niet gerijpt zijn in een langdurig zwijgen. Misschien zijn we daarom zo snel met antwoorden, omdat wij de vragen niet of niet genoeg doorleven. Dr. Okke Jager schreef in dit verband: Iemand moet eerst met een ‘weegschaal’ komen en pas dan met een ‘fruitschaal’. Dat wil zeggen: probeer eerst de pijn, het hartzeer van de ander te wegen. Leef je in, in zijn of haar situatie. Anders spreek je zomaar voor je beurt.
De vrienden noemen argumenten, waarbij je allerlei bijbelse teksten kunt aanvoeren. Hun opmerkingen zijn dus in geen geval ‘waardeloos’. Toch gaan zij de mist in omdat zij de Heere God in een systeem willen vastleggen. Job heeft daar geen vrede mee en gaat in ‘hoger beroep’. Hij beroept zich op God tegen God. Dat klinkt heel ongerijmd, maar het leven, het geloofsleven is niet anders. Lees in dit verband Job. 16:18-21. Anders gezegd, gedachtig de naam Job: waar en wie is de Vader? Hoe is Hij aanwezig is alles wat mij overkomt?
Meestal wordt Job voorgesteld als een toonbeeld van berusting. Klopt dat wel met de bijbelse woorden? Hij is ‘opstandig’. Dat mag blijkbaar. Met de woorden van Luther: "Als de Heere God niet naar ons hoort en naar ons omziet, zullen wij Hem met Zijn beloften om de oren slaan." Dat is vrijmoedige, zelfs vrijpostige taal, maar het is een uiting van intense liefde. Wie weinig of niets van de ander verwacht, laat alles maar waaien. Wie veel verwacht van de ander, vooral van de ANDER (de Heere God) laat het er niet bij zitten. Die weg gaat Job.
Denk ook aan het verhaal van de vrouw uit het heidense grensgebied van Israël: Marcus 8: 24-30. Zij bleef de Heere achtervolgen met Zijn beloften. Daarom wordt tot haar gezegd: "O, vrouw, groot is uw geloof" (Math. 15:28). Die brutale, vrijmoedige, zelfs vrijpostige Job wordt door de Heere God in het gelijk gesteld. Daarom wordt aan het slot van het boek Job van hem getuigd: de vrienden hebben niet recht van Mij gesproken, zoals mijn knecht Job (42:7). Daarom krijgt Job de hoge eer om een offer voor zijn vrienden te brengen en voorbede voor hen te doen. Dat is Goddelijke 'humor'.
Job zondigde niet met zijn lippen. Ook niet in zijn hart. Zondigen betekent: het doel missen, je bestemming kwijt raken. Job bleef, ook in zijn opstandigheid, in het rechte spoor, het spoor van de Levende. Wie verder wil komen op deze geloofsweg leze het boek van André Troost: "Morgen zal het Pasen zijn – Een rondgang om het waarom van het lijden".
Ds. G. W. Marchal
Dit artikel is beantwoord door
dr. G. W. Marchal
- Geboortedatum:13-09-1943
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Welsum (33%)
- Status:Inactief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
En voor zijn vrienden had God weinig goeds over, Job moest voor ze bidden. Er staat: Het geschiedde nu, nadat de HEERE die woorden tot Job gesproken had, dat de HEERE tot Elifaz, den Themaniet, zeide: Mijn toorn is ontstoken tegen u, en tegen uw twee vrienden, want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job. Daarom neemt nu voor ulieden zeven varren en zeven rammen, en gaat henen tot Mijn knecht Job, en offert brandoffer voor ulieden, en laat Mijn knecht Job voor ulieden bidden; want zekerlijk, Ik zal zijn aangezicht aannemen, opdat Ik aan ulieden niet doe naar uw dwaasheid; want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job. Toen gingen Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet, henen, en deden, gelijk als de HEERE tot hen gesproken had; en de HEERE nam het aangezicht van Job aan.
Je ziet, Elihu staat daar niet tussen. Het gaat specifiek over drie vrienden, niet over vier. Het is dus zaak Elihu zijn antwoorden met extra aandacht te lezen! En ik moet zeggen dat als je dat doet, als je ervan uitgaat dat wat Elihu zei door God kritiekloos wordt aangehoord, dat je dan het boek Job veel beter snapt.
Het zijn woorden waarvoor een offer (verzoening) gebracht moest worden. Zo bezien zijn de woorden van de vrienden niet de woorden van God (ook al staan ze in de Bijbel).
Naast de pastorale lessen en gesprekstechnieken is het boek ook profetisch te lezen met betrekking tot het Joodse volk. Hoe sta jij (als vriend(in)) tegenover dit lijdende volk? Een kant die weinig benadrukt wordt.
Maar profetisch gezien klopt het net niet helemaal wat je zegt. Jezus zegt tegen de Emmaüsgangers: "dat alles wat over mij is beschreven in de wet, de psalmen en de profeten moest vervuld worden". Daarmee omvat Hij het hele oude testament. De term 'de psalmen' werd gebruikt voor wat men anders vertaald ook wel 'de geschriften' noemde. Daarmee bedoelde men de boeken Job, Psalmen, Spreuken, Prediker en Hooglied. Het is dus zaak om in het boek Job vooral te zoeken naar profetieën over Jezus.