Eeuwen later gestraft
Ds. J.J. Tigchelaar | Geen reacties | 19-07-2011| 09:33
Vraag
In het Oude Testament wordt regelmatig gezegd dat iedereen om zijn eigen zonden gestraft zal worden. In 1 Samuël 15:2-3 zegt Samuël tegen Saul: "Alzo zegt de Heere der heirscharen: Ik heb bezocht, hetgeen Amalek aan Israel gedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gesteld heeft op den weg, toen hij uit Egypte opkwam. Ga nu heen, en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft, en verschoon hem niet; maar dood van den man af tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelen toe." Moeten mensen (waaronder baby's) eeuwen later gestraft worden voor iets wat een aantal van hun voorouders eeuwen eerder gedaan heeft?
Antwoord
Een lastig probleem blijkbaar. Temeer daar ten onrechte de bijbelse boodschap even gewelddadig schijnt te zijn als de extremistische islam vandaag.
Ik wil in drie punten hierop ingaan.
1. Inderdaad geeft Mozes in Deuteronomium 24:16 opdracht dat in de rechtsspraak de kinderen niet gestraft mogen worden in plaats van of samen met hun vaders. In 2 Kronieken 25:4 en in 2 Koningen 14:6 wordt beschreven dat ook zo gehandeld werd. En zo geldt het ook nog in onze moderne democratische rechtsregels. Maar er zijn uitzonderingen wanneer het de zogenoemde ban of banvloek betreft. Denk aan Achan en zijn hele gezin in Jozua 7 en in de vraag hierboven over de Amalekieten. Over de laatsten had Mozes trouwens expliciet in hetzelfde boek Deuteronomium (hoofdstuk 25:17) reeds een oordeel uitgesproken. Bij Achan was de verleiding om van de Heere te stelen zo groot dat een afschuwwekkend voorbeeld gesteld moest worden. Vergelijk zijn zonde maar eens met Ananias en Safira in Handelingen 5.
2. Amalek moest gestraft worden niet slechts om iets van twee eeuwen terug. Herhaaldelijk daarna, ook nog na Saul, heeft het volk van Israël last gehad van de Amalekieten. Zie bijvoorbeeld 1 Samuël 30. De nakomelingen van Amalek waren voortdurend een bedreiging voor Gods volk en daar moest een eind aan komen. Het was een rondtrekkend herdersvolk en zij hadden elders in vrede kunnen wonen. Zij waren trouwens gewaarschuwd toen Saul de Kenieten (1 Samuël 15:6) informeerde over zijn plannen. In plaats van toen evenals de Kenieten weg te gaan, hebben ze welbewust voor de confrontatie gekozen. Met desastreuze gevolgen.
3. Het geweld in de bijbelse geschiedenis verschuift. In de begintijd van het bestaan van Israël als volk kregen de leiders, Mozes, Jozua, de Richters en de eerste koningen, opdracht om in bepaalde gevallen met geweld op te treden. Later, vooral in de Psalmen en bij de profeten, komt de verschuiving. Dan wordt, afgezien van het gewone burgerlijke strafrecht, niet meer opgeroepen tot geweld tegen volken of groepen. Dat moet aan God overgelaten worden. God zal zelf wel recht doen. En dat is ook de boodschap van het Nieuwe Testament. Daarom kan het christendom ook niet met de islam vergeleken worden.
Ds. J. J. Tigchelaar
Dit artikel is beantwoord door
Ds. J.J. Tigchelaar
- Geboortedatum:05-12-1931
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Putten
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus predikant en adviseur predikantenopleiding Church of Central Africa