Gelijkenis van de ponden
Ds. R.H. Kieskamp | Geen reacties | 11-06-2011| 15:00
Vraag
Ik heb een vraag over de gelijkenis van de ponden. De ene won er tien pond bij en de ander vijf, maar de derde had het begraven zodat het niets opleverde. En het oordeel van de Heer was: breng ze hier en sla ze hier voor mijn ogen dood. Voor zover ik begrijp gaat deze gelijkenis over het discipelschap van de wedergeborenen. In Matt. 5:12 staat: Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, en verder staat er ook nog iets over schatten verzamelen in de hemel. 1 Kor.3:15: Als iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden. Hijzelf echter zal behouden worden, maar wel zo: als door vuur heen. Hoe kan het dan dat die derde man doodgeslagen wordt omdat hij niets gedaan had? In Kor. 3 staat toch duidelijk dat de persoon behouden wordt ondanks dat al zijn werken niets opgeleverd hebben.
Antwoord
De gelijkenis van de ponden die we vinden in Lucas 19 is te vergelijken met de gelijkenis van de talenten in Mat. 25. In beide gaat het niet om het discipelschap van wedergeborenen. Het gaat om mensen die ongelovig en onbekeerd zijn en van God alles krijgen wat nodig is om tot bekering te komen. God geeft daartoe gaven zoals genadetijd, zijn Woord, de prediking, onze christelijke opvoeding, onze doop.
De vraag is wat we met die gaven doen? Doen we er niets mee door ze lijdelijk en zonder ze te gebruiken te laten liggen, of gaan we er gelovig en in vertrouwen op God mee aan de gang? Degene die niets heeft gedaan met zijn pond of met zijn talent is geestelijk lui, is ongelovig bezig met de gaven van God, vertrouwt niet dat Hij vol liefde en genade is, heeft kwade gedachten over God, dat Hij streng is “die maait wat Hij niet gezaaid heeft.” Zo iemand verkwanseld dus zijn genadetijd, verwerpt in ongehoorzaamheid het woord van God, de prediking, de christelijke opvoeding. Hij legt Gods beloften van genade voor verlorenen naast zich neer, veracht zijn doop waarin God bij het bloed van zijn eigen Zoon ons heeft bezworen zijn genade te willen geven. Het moet dus anders, want wie zoekt die vindt. En in psalm 81 zingen we: “Al wat U ontbreekt, schenk Ik zo gij 't smeekt, (zelfs) mild en overvloedig.”
Wie niets doet met Gods gaven zal dus alles kwijtraken. Want wie Jezus mist mist alles, wie Jezus heeft heeft alles. Dat we vanuit onszelf de gaven van God niet goed kunnen en willen gebruiken is hierbij geen probleem, want wat wij niet kunnen en willen, kan en wil God ons schenken en leren. Vandaar de woorden uit Psalm 81 hierboven. Het ware geloof blijft nooit in onmacht en onwil steken, maar stoot door naar wat de Schrift zegt n.l. “wat onmogelijk is bij de mensen is mogelijk bij God.”
Wat 1 Kor. 3 betreft, daar gaat het om mensen die reeds tot geloof gekomen zijn, speciaal ambtsdragers. Als ze hun ambtswerk niet goed verricht hebben omdat ze met hooi, stro of hout op het ene fundament Christus gebouwd te hebben, verkrijgen ze geen ambtsbeloning. Hen zal niet toegeroepen worden: “Over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten.” Wel worden ze zelf behouden, doch als door vuur d.w.z. als het ware geblakerd door het vuur van het oordeel op de jongste dag, hoewel niet verteerd.
In Mat. 5 gaat het ook weer om gelovigen. Het loon dat ze ontvangen is genadeloon, waarin God zijn eigen werk, het geloof dus en de geloofsvruchten, beloont en bekroont.
Ds. R. H. Kieskamp
Dit artikel is beantwoord door
Ds. R.H. Kieskamp
- Geboortedatum:11-11-1935
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lienden
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee Kieskamp is op 29 april 2021 overleden.