Neiging tot zonde
Ds. M. Goudriaan | Geen reacties | 08-04-2011| 10:00
Vraag
Als er een zonde in je hersenen komt, bijvoorbeeld dat je een lelijke reactie op iemand terug wilt geven en die neiging voelt, is dat dan al zonde? Zo hoorde ik pas van iemand dat het dan nog geen zonde is, maar slechts een verleiding van de satan. Wij hebben dan de keuze of we ons mee laten voeren of dat we bidden om kracht en de geestelijke wapenrusting aandoen en zien op Christus en in Hem te blijven. Hoe zit dit?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Het geval dat je beschrijft, is wel duidelijk: er komt een bepaalde gedachte aan een zondig iets, een zondige daad, in je op. De vraag is: waar komt dat vandaan en wie is daarvoor verantwoordelijk? Is er sprake van een verzoeking van satan, een poging van zijn kant om te brengen tot de zonde? Of is dit uit mezelf en is het dus zonde van mijn kant? De vragen stellen is hier bepaald nog niet de vragen beantwoorden.
Vroeger werd nogal eens het een en ander geschreven over “ingevingen van de duivel”. Hij werpt een bepaalde gedachte in je en nodigt uit om ook over te gaan tot de daad. Ik meen te mogen zeggen dat er in bepaalde gevallen sprake kán zijn van zulke ingevingen van de duivel, zonder dat gezegd kan worden dat het Ik van de mens hier de zonde zoekt en begeert. Onwillekeurig denk ik aan de verzoekingen van Jezus door de duivel. Daarin was Hij totaal zonder zonde. Dat kan dus blijkbaar. Terdege kan de duivel het een en ander ingeven in mijn geest zonder dat ik er aanleiding toe gaf.
Daarnaast zijn er ook de verzoekingen van het eigen Ik, van het eigen vlees, zoals we wel zeggen. Je spreekt over de gedachte aan een lelijke reactie op iets wat je naaste doet. De Heere Jezus spreekt over het “doden van de naaste” door wraaklustige gedachten en het overspel doen met de vrouw van je naaste door bepaalde blikken. Het is dus bijbels om te spreken van verzoekingen van de kant van de boze en verzoekingen van je eigen zondige Ik. Moeilijk wordt het om precies tussen die twee te onderscheiden.
In dit verband een paar gedachten die wellicht van waarde kunnen zijn. Bij een gelovige zullen zulke ingevingen van satan in het algemeen afkeer, droefheid en een gevoel van gekweld-worden teweegbrengen. Hoeveel kinderen van God hebben niet een zware strijd gevoerd met “ingeworpen vloeken”. Het wordt natuurlijk anders als ik zulke ingevingen ga koesteren, er een gevolg aan ga geven, door bijv. over te gaan tot die lelijke reactie in de richting van m’n naaste. Ingevingen van satan dalen vaak onverwacht als bliksemflitsen in de geest. Verzoekingen van mijn Ik ontstaan vaak wat geleidelijker, soms werk ik ze op bepaalde manier in de hand. Ik kan bijv. maar blijven rondcirkelen in de gedachte wat die ander mij aangedaan heeft, zo’n gedachte koesteren in plaats van biddend weerstand te bieden. Of ik lees bepaalde lectuur die tot slechte gedachten leidt.
Het onderscheiden is hier erg moeilijk. De een is geneigd zichzelf vrij te pleiten en schrijft veel, erg veel op rekening van de duivel. De ander is misschien wel geneigd om zichzelf als een huichelaar te veroordelen bij elke ingeving van satan. Juist wie als een oprecht christen in de goede strijd staat, moet er soms op gewezen worden dat ook satan er nog is met zijn helse inwerpingen. Juist zo iemand zal immers van tijd tot tijd geneigd zijn tot diepe moedeloosheid als satan zich alweer aandient. Verder meen ik dat, wanneer er sprake is van duivelse ingevingen, mijn eigen zondige ik zich daar erg graag bij aansluit. In de goede strijd is er immers sprake van een bondgenootschap tussen satan en het zondige Ik. Niet voor niets vermaant de Schrift ons om de duivel te weerstaan. Waakt en bidt is hier het parool, een leven dicht bij de Heere en Zijn Woord blijft van levensbelang. Sterkte!
Met vriendelijke groet,
Ds. M. Goudriaan
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M. Goudriaan
- Geboortedatum:22-07-1949
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Inactief