Waar bleven de zielen?
Ds. G. van de Groep | Geen reacties | 28-03-2011| 13:30
Vraag
Christenen gaan na hun dood naar de hemel. Waar zouden de miljoenen zielen gebleven zijn die voor het jaar nul op aarde waren?
Antwoord
Je hebt inderdaad gelijk dat in het Nieuwe Testament een kind van God na zijn/haar sterven opgenomen wordt in de hemelse heerlijkheid. Denk bijvoorbeeld aan Johannes 14:2 en 3, waar Jezus het heeft over het Vaderhuis met zijn vele woningen. En waarvan hij tegen Zijn discpelen zegt: "Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat u ook zijn moogt, waar Ik ben." En om nog iets te noemen. Als Jezus aan het kruis hangt temidden van twee moordenaars en de ene bidt: "Heere, gedenk mijner als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn", dan zegt Jezus tegen hem: "Heden zult gij met mij in het paradijs zijn." Zo zouden er nog vele teksten te noemen zijn waarin gesproken wordt over het heengaan van de gelovigen naar de hemel bij God. Zie Hand. 7:56 en 59; 2 Korinthe 5:1; 2 Timotheüs 4:7 en 8; enz. Overigens spreekt het Nieuwe Testament ook duidelijk over de bestemming van degenen die God niet kennen en die het Evangelie van de Heere Jezus Christus ongehoorzaam zijn. Ik noem alleen maar 2 Thessalonicenzen 1: 8 en 9, waar van zulken gezegd wordt dat zij als straf het eeuwig verderf zullen ondergaan.
Het Oude Testament is wat betreft deze dingen heel wat soberder. Al ontbreekt het ook daarin niet aan aanwijzigingen met betrekking tot de bestemming van de mens na zijn dood. Zo is Henoch, zonder te sterven, door God opgenomen in heerlijkheid, terwijl hij met Hem wandelde (Gen. 5:24). Hetzelfde lezen we ook van Elia. Hij voer met een vurige wagen met vurige paarden op naar de hemel (2 Koningen 2:11). Eeuwen later verschijnt hij met Mozes op de berg der verheerlijking, waarbij ook de discipelen Petrus, Jakobus en Johannes aanwezig waren. Dn de Heere Jezus, Wiens gedaante in helder licht veranderde (Matth. 17:1-3). Het licht, dat van Jezus, maar ook van Mozes en Elia uitstraalde, wat hemels licht, dat vandaar door de levende Mozes en Elia werd meegebracht. Trouwens, in het Nieuwe Testament lezen we ook van Abraham. In Lukas 16:19-31 vertelt de Heere Jezus de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus. Als Lazarus sterft, dragen engelen hem in de schoot van Abraham die zich in de hemel bevindt. Hier blijkt dus dat Abraham die in de oud-testamentische tijd leefde, na zijn sterven in de hemel is opgenomen. De rijke man echter, zo lees je in de gelijkenis, sloeg zijn ogen op in de hel, zijnde in de pijn. Als in Abrahams tijd de hemel er al was, dan moet ook de hel er geweest zijn als bestemming van ongelovigen.
Ik wil ook op plaatsen in het Oude Testament wijzen waar blijkt dat er twee soorten bestemming van mensen zijn na hun dood. In Prediker 12 wordt daarop gewezen in vers 5, waar staat: "En een mens gaat naar zijn eeuwig huis." In vers 7 lees je dat ook. Daar staat dat het stof wederkeert naar de aarde en dat de geest van de mens wederkeert tot God. In vers 14 van datzelfde hoofdstuk lees je wat dat betekent: "God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad." Met andere woorden: na de dood moest ook in het Oude Testament ieder voor de rechterstoel van God verschijnen, waar het oordeel werd uitgesproken: of opneming in heerlijkheid of wegstoting in de eeuwige afgrijzing.
Laat ik enkele plaatsen aanwijzen waar ook gesproken wordt over de opname in de hemelse heerlijkheid van met name degenen die de Heere vreesden. In Gen. 49:18 horen we de oude Jakob op zijn sterfbed getuigen: "Op uw zaligheid wacht ik, HEERE!." In Job 19:25 en 25 getuigt Job: "Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan. En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen." Prachtig is ook de belijdenis van de dichter van Psalm 17. Hij staat voor de dood. Maar hij is er niet bang voor. Waarom niet? Hoor wat hij zegt: "Ik zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, wanneer ik ontwaak." In Psalm 49:16 juicht de dichter: "Maar God zal mijn ziel van het geweld van het graf verlossen, want Hij zal mij opnemen." En om tenslotte nog iets te noemen. In Psalm 73 ziet Asaf het einde van de goddelozen: ze storten van hun top van eer in eeuwige verwoesting, zeg maar: in de hel, neer. En Asaf? Lees wat hij zegt in vers 23 en vervolg: "Ik zal dan (na mijn sterven) gedurig bij U zijn. Gij hebt mijn rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door Uw raad, en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen." Lees hierbij ook vers 26 van deze Psalm.
Ik hoop dat ik je met dit antwoord wat geholpen heb bij je vraag.
Ds. G. van de Groep
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G. van de Groep
- Geboortedatum:07-04-1944
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Heerde
- Status:Inactief