In eigen kracht strijden
Ds. A.A. Egas | 1 reactie | 11-02-2011| 10:30
Vraag
Ik heb op zich wel geloofszekerheid, maar momenteel kan ik niet meer geloven dat het goed gaat komen met mijn leven. Ik moet nog zoveel leren en ik ben daar al zo lang mee bezig, maar ik kan het niet toepassen op geestelijk en psychisch gebied. Ik ben helemaal afgezwakt. Al dat strijden, al die teleurstellingen, de vele dingen die ik nog moet leren, al die negatieve gedachten en gevoelens die mij het telkens weer lastig maken... Ik ben kapot. Hulpverleners kunnen mij ook niet helemaal helpen. Ik ben zo moe. En naar Jezus gaan die vermoeiden helpt..? Ach, ik ga telkens toch weer in eigen kracht strijden en het lukt me toch niet om te rusten bij Hem en mijn boezemzonden stoppen niet. Anderen groeien in hun geloof en na hun bekering is er zo'n grote verandering merkbaar; waarom bij mij niet? Mijn hele geest is geïnfiltreerd door negatieve gedachten.
Antwoord
Beste vriend(in),
Mag ik in de eerste plaats dit zeggen, dat je met je strijd niet alleen bent. Ik merk in veel gesprekken en ontmoetingen dat jouw probleem een zaak is waar veel mensen, ook jongeren, mee worstelen. Ik weet wel dat deze opmerkingen je niet werkelijk troosten kan, maar het is toch goed om te zien dat waar jij mee zit, je daar niet de enige in bent, maar dat er meerderen met jou hier mee strijden. Ja, wanneer je de Bijbel eens rustig zou doorlezen, dan zie je met name ook in de Psalmen jouw moeite getekend.
Heel veel kinderen van God kennen deze aanvechtingen. Laat ik er eens een paar noemen. Ik denk onder meer aan Elia. Hij mocht in het geloof staan op de berg Karmel. In volle zekerheid van het geloof liet hij het altaar overgieten met water. De Heere beschaamde zijn verwachting niet en het altaar werd met vuur verteerd. Daarop gaf hij de opdracht om al de Baälpriesters te doden. God was met kracht en heerlijkheid aan zijn zijde, hij had niets te vrezen. Maar één dag later ligt hij moedeloos onder een jeneverstruik. Hij ziet het niet meer zitten: “Heere, neem mij maar weg, het heeft allemaal toch geen zin.” En dat alleen omdat Izebel een kwaad woord over hem gezegd had. Je kunt ook denken aan David. Vol heldenmoed was hij samen met zijn wapendrager de tent van Saul binnengegaan en had de waterkruik en de spies meegenomen. De volgende morgen mag hij een heerlijke getuigenis geven tegenover Saul en al zijn mannen. Hij mag in geloofsmoed zeggen: De Heere zal mij uit al mijn noden verlossen. Maar dan twee verzen verder lees je dat dezelfde David zegt: “Nog een dezer dagen zal ik omkomen in Sauls handen.” Zo dicht kan het dus bij elkaar liggen in het geloofsleven.
Denk ook aan Asaf in Psalm 73. Hij voelt hetzelfde als bij jou: “Heere, ik ben zo moe, elke dag is er weer een nieuwe tegenslag en met de mensen om mij heen gaat het zo goed. Hun kracht is fris en ze doen alles waar ze zin in hebben.” Hoe werd Asaf nu door de Heere uit die moedeloosheid gehaald? Wel de Heere liet hem het einde van de goddelozen zien. Zij zouden voor eeuwig verloren gaan. Hun vreugde was maar een tijdelijke, gemaakte vreugde, maar die zou overgaan in een eeuwig afgrijzen. Daar tegenover had de Heere voor Asaf weggelegd het eeuwige hemelleven. Toen hij dat zag, kon hij zingen:
Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart,
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.
Wanneer je dat weer mag zien, kun je weer verder. Mozes zag op de vergelding des loons, het beloofde Kanaän. Toen kon hij afstand doen van alle voorspoed en schatten van Egypte en kon hij de smadelijke weg door de woestijn gaan met dat verachte slavenvolk. Zie toch te midden van al je moedeloosheid op hetgeen de Heere voor je heeft weggelegd. Richt het hoofd omhoog, hier beneden is het niet.
Er is wel een punt in je vraag, dat bijzonder aandacht verdiend. Je spreekt over je boezemzonden en het handhaven daarvan. Zolang je daar mee doorgaat, kan de Heere het niet weer licht maken en je de geloofszekerheid teruggeven. Breek radicaal met de zonden. De Heere zegt het Zelf: Die zijn zonden laat, zal Ik genadig wezen.
Maar, je ligt zo onder in die strijd en je gevoelt: Ik wil het zelf overwinnen. Dat zal nooit kunnen. Daarom bidt met de dichter mee van Psalm 116, toen hij lag in de banden van de dood en er zelf niet uit kon komen: “Och, Heere, och wierd mijn ziel door U gered.” Wat lezen we dan? “Toen hoorde God.”
Beste vriend(in), houdt daar aan vast. Wij hebben een levende Heere, Die zelfs het piepen van de zwalus hoort en het kirren van de duif. Zal Hij niet horen, hen die dag en nacht tot Hem bidden. Ook al kun je niet bidden, zucht dan alleen maar: “Heere help.” Hij heeft het immers gezegd en je haalt die tekst ook zelf aan: “Komt herwaarts tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven!” Zou de Heere niet Zijn eigen Woord maken? De Heere Jezus is toch geen leugenaar? Hij zal komen en je die rust geven, om het alleen van Hem te verwachten en je door Hem in alle strijd te laten leiden. Zo Hij vertoeft, verbeidt Hem, want Hij zal gewisselijk komen.
Je ds. A. A. Egas
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.A. Egas
- Geboortedatum:30-05-1957
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Damwoude
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Dat is ook Gods werk en ook dat ontvang je door het geloof, ja dat heb je al ontvangen!!
1 Kor.6:11 maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God.
Al dat strijden en die teleurstellingen zeg je… maar je kunt alleen maar in jezelf teleurgesteld zijn zolang je nog iets van jezelf verwacht.
God verwacht niets goeds van je Ps.103 Hij weet wat van Zijn maaksel zij te wachten.
Hij heeft Zijn Heilige Geest gegeven zodat we vruchten kunnen dragen, dus niet zelf vruchten maken maar vrucht dragen. Joh.15:5.
Als je in Jezus gelooft ben je een nieuwe mens, dat komt er misschien niet zo uit maar in Rom.6:11 staat dat we het daar wel voor moeten houden. Houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus.
Omdat we onze zondige natuur nog wel hebben (de zondige natuur is iets anders dan de nieuwe mens) doen we nog steeds zonden: 1 Joh.1:8 Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf…
Maar denk er dan aan wat Paulus zegt in Rom.7:20 Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ik (die ‘ik’ is de nieuwe mens) dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont.
Watchman Nee heeft daar een mooi boekje over geschreven: zitten wandelen en standhouden.
Hij gebruikt het volgende voorbeeld: God wacht tot je ophoudt met doen en dan zal Hij het doen.
Het is als met het redden van een drenkeling, er zijn twee manieren om dat te doen.
Of je slaat hem bewusteloos en trekt hem naar de kant of je laat hem net zolang worstelen en roepen tot hij helemaal uitgeput is en niets meer doet.
Als je hem probeert te redden zolang hij nog eigen krachten heeft, klemt hij zich in angst aan je vast en verdrink je allebei.
God wacht tot je voorraad kracht uitgeput is, eerder kan Hij je niet bevrijden.
Zo moeten we het in geloof alleen van Hem verwachten en net zoals Hij alles heeft gedaan bij de rechtvaardigmaking zal Hij dat ook doen bij de heiligmaking.
Volmaakt hier op aarde zullen we nooit worden: Jakobus 2:3 zegt: wij struikelen allen in vele, maar: Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Joh.1:9.
Blessings!!