Verschil in poëzie en proza
drs. L. B. C. Boot | Geen reacties | 01-02-2011| 16:00
Vraag
Geachte heer/mevrouw. Ook ik lees inmiddels de HSV en ik ben er ontzettend blij mee! Het enige wat voor mij op het moment niet duidelijk is, is het verschil in poëzie en proza. De Psalmen en het Hooglied, enzovoorts, zijn me wel volkomen duidelijk en het leest heel prettig op deze manier, maar bij de profeten staat het (voor mijn gevoel) allemaal door elkaar. Om een voorbeeld te noemen: gisteren las ik Maleachi 3. Vers 1 en 2 is poëzie, vers 3 en 4 is vervolgens weer proza en vers 5 gaat weer verder met poëzie. Waarom zijn vers 3 en 4 nou proza? Ik kan het er niet uithalen, want voor mijn gevoel gaat de tekst gewoon verder en is het niet een compleet ander stuk tekst. En dat is bij heel veel profeten het geval. Bij Jeremia bijvoorbeeld, de ene keer volgt er op "Toen zei de HEERE tot mij" proza en een andere keer poëzie. Ik zou graag wat meer duidelijk willen hebben waar het verschil tussen poëzie en proza op is gebaseerd en hoe ik het moet lezen, zodat ik de context beter begrijp wanneer ik het lees. En hoe is dat verschil duidelijk te zien in de grondtaal? Ik heb al een beetje gezocht naar duidelijkheid, maar ook in het boekje over de uitleg van de HSV kwam het niet zo duidelijk naar voren, vandaar dat ik de vraag hier maar stel. Alvast bedankt voor uw antwoord.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Bedankt voor je waarderende woorden. Een van de verschillen tussen de SV en de HSV is inderdaad dat in de HSV het verschil tussen verhalende gedeelten (proza) en dichterlijke gedeelten (poëzie) zichtbaar is. Ruim 37 procent van het gedrukte Hebreeuwse Oude Testament bevat poëzie. Sommige Bijbelboeken bevatten zelfs uitsluitend poëzie, zoals de Psalmen en het Hooglied. In andere Bijbelboeken zijn de delen proza en poëzie heel gemakkelijk van elkaar te onderscheiden, zoals bij Jesaja. Maar er is ook een aantal Bijbelboeken waar het moeilijk te bepalen is hoe groot het aandeel van de poëzie is. In de grondtekst is in verreweg de meeste gevallen poëzie vrij gemakkelijk te herkennen.
Oosterse poëzie betekent niet in de eerste plaats een gedicht met begin- of eindrijm zoals veelal in onze westerse wereld, maar oosterse poëzie begint met een eenheid van drie tot vijf, zes woorden dat in vaktaal een "kolon" wordt genoemd. Een kolon is zo'n miniregeltje dat in de HSV op een lijnstukje wordt afgedrukt. Het mooie van Hebreeuwse poëzie is, dat al die verschillende kola (het meervoud van kolon) een onderling verband hebben. In de opbouw van die verschillende kola is bijna alles mogelijk. Soms wordt in het daaropvolgende zinnetje de conclusie getrokken, soms wordt het zinnetje in andere woorden herhaald (parallellisme), en soms is een woordpatroon zichtbaar van bijvoorbeeld vier woorden gevolgd door drie woorden. Al die verschillende kola staan ook weer in een groter verband: een strofe. En al die verschillende strofen staan ook onderling weer in een bepaald verband.
Het is belangrijk om daar bij bijvoorbeeld Bijbelstudie goed naar te kijken, maar ook bijvoorbeeld bij de voorbereiding van een preek. De dichter van een psalm heeft ook een boodschap in de vorm van de psalm! En soms helpt die vorm ons om de inhoud beter te begrijpen.
Waar in de grondtekst een opeenvolging van kola staan, is sprake van poëzie. Recente uitgaven van de grondtekst maken dat verschil in de opmaak vaak ook al duidelijk. Om met het laatste voorbeeld van Jeremia te beginnen: Wat de HEERE zegt is dus de ene keer in dichtvorm geformuleerd -herkenbaar aan de korte zinnetjes met een bepaalde onderlinge opbouw- en de andere keer in de 'gewone' verhalende vorm. Vandaar dat de HSV (en trouwens ook andere vertalingen) het de ene keer als poëzie weergeeft en de andere keer als proza. Het voorbeeld van Maleachi 3 is een stuk lastiger. Wat is daar nu precies poëzie en wat is daar proza? Vers 1 en 2 zijn overduidelijk poëzie. Je kunt hier betrekkelijk eenvoudig de verschillende kola onderscheiden en de HSV heeft ze ook nog onder elkaar in een bepaald verband gezet. Hetzelfde kun je zeggen van vers 5. Geen twijfel over mogelijk dat het hier over poëzie gaat: de herhaling van het woordpatroon, het parallellisme in vs. 5a. Maar nu vers 3 en 4. Het slot van vers 4 lijkt in eerste instantie poëzie vanwege de herhaling van het zoals en de inhoudelijke overeenkomst. Tegelijk vertoont het begingedeelte van vers 4 en trouwens ook heel vers 3 weinig dichterlijke kenmerken. Eigenlijk is vers 3 een lange zin waarbinnen zich geen verschillende kola laten herkennen. Vandaar dat vers 3 en vers 4 in de HSV als proza afgedrukt worden. Uiteraard is dit niet het enige voorbeeld. Soms zijn poëzie en proza heel lastig in te delen en te onderscheiden. Ik denk aan delen van Daniël, Jeremia en Ezechiël. Maar ook in het Bijbelboek Prediker is het lastig te bepalen wat poëzie is en wat proza. Je zou de stijl van Prediker prozaïsche poëzie kunnen noemen, maar evengoed ook poëtische proza.
Kortom, bij bepaalde Bijbelboeken is het onderscheid tussen proza en poëzie op grond van de specifieke kenmerken van oosterse poëzie betrekkelijk eenvoudig te zien. Dan kun je denken aan de Psalmen, de dichterlijke gedeelten uit de historische boeken van het Oude Testament (Genesis 49, Deuteronomium 32 etc), Hooglied, Jesaja en Amos. Bij enkele gedeelten uit het Oude Testament is dat lastiger, omdat de tekst kenmerken van poëzie en proza vertoond of omdat de profeet of dichter bewust afwisselt. Maleachi 3 is een voorbeeld waarin de profeet poëzie en proza afwisselt.
Met hartelijke groet,
Ds. L. B. C. Boot
Dit artikel is beantwoord door
drs. L. B. C. Boot
- Geboortedatum:21-10-1969
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Actief
Bijzonderheden:
* Emeritus predikant
* Bestuursondersteuner van de Stichting Herziening Statenvertaling
* Adviseur Herziene Statenvertaling bij Uitgeversgroep Jongbloed B.V. in Heerenveen