Wet onze tuchtmeester tot Christus
Ds. M. Pronk | 2 reacties | 27-01-2011| 13:30
Vraag
Ik heb een vraag over Galaten 3: 24: "Zo dan de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden." Ik ben al lang bezig met het onderzoeken van deze tekst. Sommigen zeggen dat het om de ceremoniële wet gaat, anderen zien dit als de wijze waarop men bekeerd moet worden. Volgens de kanttekeningen gaat het om de ceremoniële wet, denk ik. Klopt dit? Kan ds. M. Pronk deze vraag beantwoorden?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Dit is een mooie vraag. Wat betekent de veel gebruikte uitdrukking dat de wet onze tuchtmeester tot Christus is geweest? Om deze woorden te verstaan proberen we naar de desbetreffende verzen in de brief aan de Galaten te luisteren.
In de hoofdstukken 3 en 4 wijst Paulus op de kern van het evangelie, de rechtvaardiging van een zondaar door het geloof alleen, tegenover het leven uit de werken der wet. Op dat punt is er bij de Galaten iets mis. Dat grijpt de apostel hevig aan. Daarom vermaant hij hen. De Galaten dreigen namelijk van het fundament van het geloof af te drijven om in de strikken van de wettische werken terecht te komen. Wettische werken wil zoveel zeggen als het houden van allerlei voorschriften uit de wetten van Mozes, zoals de besnijdenis, de spijs- en reinigingsvoorschriften. Jullie lijken wel van je zinnen en verstand beroofd, schrijft hij heftig. Hij wil dan met hen terugkijken hoe het in hun leven is begonnen. Dit alleen wil ik van u leren, zegt hij (Gal.3:2). Zij hebben de Geest ontvangen. De Heilige Geest Die Heere is en levend maakt. De Heilige Geest doet uit het Woord en van genade leven. Dat kan Paulus van hen zeggen. Maar ging dat langs de weg van het onderhouden van de voorschriften van de wet, de werken der wet? Werden zij zalig omdat ze de sabbatten onderhielden, besneden waren en zich hielden aan de spijswetten? Of hebben zij de Geest ontvangen in de weg van het geloof in het woord der prediking? Je begrijpt dat het hier gaat om het hart van het christelijk geloof. Een zondig mensenkind wordt zalig door het geloof alleen, dat is door Christus alleen, zonder de werken der wet, dat is zonder enige prestatie van de mens.
Paulus laat vervolgens de Galaten als het ware heel de geschiedenis overzien. Hij noemt Abraham en Mozes (de wet) en Christus. God heeft uit genade aan Abraham en zijn zaad Zijn belofte gegeven. Een belofte is een toezegging van heil. Die belofte ziet op en ligt vast in Christus. Christus is vele eeuwen later pas gekomen. In Hem hebben allen die geloven deel aan het heil. Door het geloof leven ze dus uit de belofte. Tussen Abraham en Christus is de wet aan Mozes gegeven. Die wet doet helemaal niets af van de vastheid en de zekerheid der belofte. Laten de Galaten dat goed beseffen.
Paulus gaat nog wat dieper in op de betekenis van de wet in het Oude Testament. Hij heeft in vers 19 gevraagd: Waartoe is dan de wet? Waarom heeft God zovele eeuwen later dan Zijn belofte nog de wet gegeven? Heel die reeks van wettische voorschriften. De wet is erbij gekomen om der overtredingen wil. Door de wet wil God ons tonen hoe zondig we zijn. Je kunt ook zeggen dat de ceremoniële wetten met de offerdienst nodig waren vanwege de zonden van het volk. Hoe zou de Heere anders te midden van een zondig volk kunnen wonen? Hij zou in Zijn toorn over de zonde het volk moeten te niet doen. Maar door de priesterlijke offerdienst kan de Heere Zijn gemeenschap schenken en het volk behouden. Totdat het Zaad zou gekomen zijn Wien het beloofd was. Totdat Christus zou komen, het beloofde Zaad. Let goed op deze woorden. God heeft de wet gegeven totdat Christus zou komen.
De Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, schrijft hij in vers 22. De voorschriften van de wet bestrijken het gehele leven in al zijn facetten. Dat wil dus zeggen dat alles beheerst wordt door de zonde. De Schrift zegt ook dat wij allen zondaren zijn. Alles zit in de gevangenis der zonde door Gods rechtvaardig oordeel. Opdat de belofte uit het geloof in Jezus Christus zou gegeven worden aan hen die geloven. Het oordeel dat ons gevangen houdt duurt zolang tot de belofte ons deel wordt door het geloof in Jezus Christus.
Doch eer het geloof kwam waren wij onder de wet in bewaring gesteld (vers 23). Voordat het geloof kwam. Met het geloof zal hier bedoeld zijn de inhoud van het geloof, het evangelie. Het gaat dus om de Nieuwtestamentische bedeling. Toen kwam Christus en met Hem het geloof. De Nieuwtestamentische bedeling wordt aangeduid met het woord geloof. Hiermee is niet ontkend dat er in het Oude Testament gelovigen waren. Abraham was de vader der gelovigen. In Habakuk staat dat de rechtvaardige door zijn geloof zal leven. Maar de beloften zijn in Christus vervuld, in Hem zijn ze ja. Daarom is met Zijn komst de bedeling van het geloof, van het evangelie aangebroken.
Wij waren onder de wet in bewaring gesteld. Wij werden bewaakt door de wet. Geheel omgeven door de wetten. Toen was er nog niet de echte vrijheid van de kinderen Gods. Men leefde nog onder de wet. Het volk Israël in het Oude Testament was onmondig, was gebonden aan de schaduwendienst, omgeven door de ceremoniën en voorschriften. Wij, zegt Paulus. Hij bedoelt het voorgeslacht, de vaderen. Hij voelt zich er één mee.
En zijn besloten geweest tot op het geloof dat geopenbaard zou worden. Dit duurde dus tot het geloof dat komen zou geopenbaard is. Dat wil dus zeggen tot de komst van Christus en de bekendmaking van het evangelie. De tijd van het Oude Testament was een tijd van slavernij door de voorschiften van de wet. Maar nu is Christus gekomen die alles vervuld heeft. Met Hem is de tijd van het geloof gekomen. Alle beloften zijn ja in Christus. Wie leeft door het geloof in Christus heeft deel aan het heil. Want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade (Rom. 6:14).
En nu komt de tekst waarover de vraag gaat. Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden (vers 24). We moeten weten wat een tuchtmeester was in de antieke wereld. Paidagoogos, zo staat er in het Grieks. Een pedagoog is een begeleider van een knaap. In het oude Griekenland werden kinderen op straat begeleid door een slaaf die hen tegen allerlei onheilen, vooral zedelijke gevaren, moest beschermen. Een potige knaap bracht de jongen naar school. Een soort bodyguard dus. De school begon vroeg, soms voor zonsopgang. De pedagogen waren niet al te vaak beschaafde lieden Er waren onder de pedagogen ook slaven die meer ontwikkeling hadden en die de zoons van hun meester ook wel eenvoudig onderwijs konden geven. Een pedagoog was een slaaf die een knaap begeleidde tot zijn volwassenheid.
Als Paulus hier de wet een tuchtmeester, een pedagoog tot Christus noemt, bedoelt hij dat evenals de slaaf de functie heeft de kinderen te begeleiden, zo ook de wet ons geleid heeft tot Christus.
In wat voor opzicht is de wet een tuchtmeester te noemen? We denken aan heel de wettische bedeling van het OT. Israël moest die voorschriften volbrengen. Als een strenge tuchtmeester werd ze door de wet bij de hand genomen. De wet was als een beschermende wal rond het volk om haar te bewaren voor het uitbreken der zonde. Maar het volk Israel was niet in staat de wet te volbrengen. De wet openbaarde juist haar zonden en moest haar zo uitdrijven naar Gods genade en doen uitzien naar de komst van Christus. Heel de Oudtestamentische bedeling roept als het ware om de komst van Christus Die de wet vervult. De wet der schaduwen wijst heen naar Christus in Wie ze haar vervulling vindt.
Paulus gaat verder. Maar als het geloof gekomen is zo zijn wij niet meer onder de tuchtmeester (vers 25). Als het geloof is gekomen. Dat is als het evangelie van Jezus Christus verkondigd is. Nu niet meer onder de wet met al zijn verplichtingen en schaduwen. De Heere Jezus heeft Zijn discipelen niet uitgezonden om de wet te prediken, maar het evangelie. Wij worden niet door het onderhouden van de wetten tot Christus geleid. We zijn in het NT niet meer gehouden aan al die wettische voorschriften. Niet de wet is een kracht Gods tot zaligheid, maar het evangelie. Want gij allen zijt kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus (vers 26). Allen staat voorop. Gij allen. Dat zijn de gelovigen. Gij zijt kinderen van God, zowel joden als heidenen. Hoe? Door het geloof in Christus. Christus is de Zoon van God. Wij zijn door het geloof tot kinderen aangenomen.
Dit was een lange weg. Maar nodig om de woorden vanuit het tekstverband te verstaan. Deze woorden, dat de wet een tuchtmeester tot Christus is geweest, staan in een heilshistorisch verband, maar tegelijk hebben ze heilsordelijke betekenis.
De wetten die de Heere door de hand van Mozes gaf zeggen in de eerste plaats iets over de Heere Zelf. Hij openbaart zich daarin. Denk bijvoorbeeld aan de woorden boven de wet van de tien geboden. Ik ben de HEERE uw God. De wetten zeggen Wie God is in Zijn heiligheid en rechtvaardigheid, ook in Zijn barmhartigheid en goedheid. Vervolgens laten de wetten ons zien wie de mens is, een totale zondaar die voor God niet kan bestaan. De wetten laten de zondigheid van de zonde zien als opstand tegen God. Gaan we de geschiedenis van het volk Israel overdenken dan zien we dat de mens er een puinhoop van heeft gemaakt. Maar Mijn volk wou niet, naar mijn stemme horen. Israel wordt geroepen tot geloof en bekering. Tot het geloof in Gods belofte van barmhartigheid, Zijn belofte over het heil in de komende Christus. Israel is geheel aangewezen op genade. Daarom kunnen we zeggen dat het OT roept om de komst van Christus.
Het mag helder zijn dat men in het OT alleen zalig kon worden door het geloof in Gods belofte. Dat geldt zowel voor OT als voor NT. Maar in het OT was men gebonden aan de ceremoniële wetten en de vele voorschriften in de wetten van Mozes. De dienst der schaduwen. Deze schaduwdienst is vervuld in en door Christus. Israel kon ook niet zalig worden alleen door het naleven van al die voorschriften. De wet is geweest een tuchtmeester tot Christus. Met de komst van Christus straalt het volle evangelie uit. De schaduwdienst is vervuld en vervallen. Bij het sterven van Christus aan het kruis is het voorhangsel gescheurd en ligt de weg naar Gods genadetroon open door het geloof.
Maar dient de wet als tuchtmeester dan niet in mijn persoonlijk geestelijk leven? Ook in heilsordelijke zin is de wet als pedagoog tot Christus van betekenis. We mogen deze woorden van Paulus echter niet gaan wringen in een schema van onze menselijke gedachten. Zo dus niet. Ook voor ons geldt dat al die wetten uit het OT de totale zondigheid van ons menselijk bestaan aanwijzen en openleggen.
De Heilige Geest verricht om zo te zeggen het werk der toe-eigening. Hij maakt daarbij gebruik van het Woord. Uit dat Woord leren we Christus kennen. De Heilige Geest zal immers Christus verheerlijken. Opdat Christus waarde voor ons krijgt en Hij voor ons noodzakelijk wordt laat de Heilige Geest ons zien wie we zelf zijn. Door de wet is de kennis der zonde. Het gaat in de toe-eigening van het heil om geloof en bekering. Hoe meer ik mij zelf leer kennen als een zondig mensenkind des te meer krijgt Christus waarde voor mij en hoe meer ik Christus leer kennen des te meer word ik een zondaar. De wet legt mijn zondig bestaan open en laat zien wat zonde is. Zo wordt Christus meer en meer noodzakelijk.
Een mens van nature leeft in de gevangenis van de wet en is ten dode opgeschreven. Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen (Gal. 3:10). Menigeen zoekt de zaligheid buiten Christus en wil door de werken der wet wat zijn. Maar de wet laat zien dat we gevangen zitten in de boeien van de zonde en dat we niet in staat zijn de wet te volbrengen door onze zonde en ten dode zijn opgeschreven. Tot we door het geloof tot Christus de toevlucht nemen. Door het geloof in Christus staan we in de vrijheid.
Om na te gaan hoe de kanttekeningen van de Statenvertaling erover denken laat ik maar aan jou over. Laat ik je op weg helpen. Wanneer je deze aandachtig leest zul je merken dat gewezen wordt op het heilshistorische en ook het heilsordelijke. Zie de kanttekeningen 7 en 8 bij vers 24. In kanttekening 7 staat: ”Zo vergelijkt hij dan de joden onder de wet bij kinderen en de gelovige christenen bij volwassenen die geen tuchtmeester meer van node hebben.” Lees vervolgens kanttekening 8 aandachtig door. Mijn verhaal is toch al heel lang geworden.
Ds. M. Pronk
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M. Pronk
- Geboortedatum:10-03-1940
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:KralingseVeer
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Ds. Pronk is 19 juni 2016 overleden.
Beluister hier de rouwdienst.
Website: www.uithetoverjordaanse.nl
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Vooral: -Let goed op deze woorden. God heeft de wet gegeven TOTDAT Christus zou komen.
Dus nu Jezus gekomen is hebben we de wet niet meer nodig om tot Hem te komen maar hebben we het evangelie en door het geloof daarin komen we tot Hem.
-Ook in heilsordelijke zin is de wet als pedagoog tot Christus van betekenis. We mogen deze woorden van Paulus echter niet gaan wringen in een schema van onze menselijke gedachten.
Mooi dat de ds. zo duidelijk aangeeft dat het geen schema mag worden!!
Ik vind het altijd opmerkelijk dat Paulus, die de wet zo goed kende op die manier nooit tot geloof kwam, maar toen hij Jezus zag kwam hij onmiddelijk tot geloof.